Welkom La Folia Tekeningen Dracula


Vlad Dracula


bronnen




Originele bronnen:

oorkonden, brieven, kronieken en rapporten vertaald


Het avontuurlijke, bizarre en schokkende leven
van de 15e eeuwse prins Vlad van Walachije,
die tijdens zijn leven al een legende was.

borstbeeld van Vlad Dracula vervaardigd door Bert Doesburg, 1987, geplaatst op deze site met toestemming van de kunstenaar; copyright op de foto W.Resida






Een heleboel oorkonden en brieven zijn in behoorlijk slecht of zelfs onbegrijpelijk latijn opgesteld door klerken die deze schrijftaal niet goed beheersten.
Dit leverde de vertalers (met dank aan I. Bejczy en P.Moors) soms aardig wat problemen op, en ik heb er voor gekozen om de kromme zinnen ook in het Nederlands te laten staan.
Nog voorkomende fouten in de vertaling zijn voor rekening van de redactie van deze site.
In de loop van de tijd zal er verklarende achtergrondinformatie over personen en plaatsen e.d. worden geplaatst.


1429

Kroniek van Dracula:



Over het nut van geschiedenis
Pier Paolo Vergerio:
"Geschiedenis is daarom nuttig omdat ze de dragers van hoge waardigheid leert, met overleg te handelen en in eerste instantie zichzelf en vervolgens hun onderdanen verstandig te regeren." en
"De wijze vorst zal door de geschiedenis niet alleen kennis maken met de grote mannen uit het verleden, en hen navolgen, maar nog veel meer hen overvleugelen.

Miron Costin:
De kronieken zijn er niet alleen om door de mens gelezen te worden, opdat hij zal weten hoe het verleden was, maar ze zullen ook dienen ter vermaning over datgene wat goed en datgene wat slecht is, en over hetgene waarvoor elk mens zich in acht dient te nemen en welke weg elkeen zal moeten inslaan.

Over de Walachen
Petancius:
Het is een onbeschaafd, wreed volk verslaafd aan voorspellingen en wichelarij. Immer loeren zij begerig naar een gelegenheid om te roven en te plunderen.

Modrussa over de Walachen:
Aangezien er tussen de Hongaren en de Turken het bestuur was afgesproken [over Walachije] , en nu eens de ene en dan weer de andere partij aan de beurt was: waren de Walachen aan ontrouwe mensen, roofzuchtige rovers (muiters, huurlingen) prijsgegeven, leden ze aan interne tweespalt en twisten en vielen ze wederzijds ten prooi vallen aan hun eigen wrede krijgszucht.

Bocignoli:
Dit volk, ruw van karakter en zelfs onbeschaafd, en vanwege zijn zonden, aan noch leger, noch staatszaken aandacht of zorg tentoonspreidde, was twistziek en zelfs zozeer geneigd tot muiterij, dat ze dikwijls er niet voor terugschrokken hun vorsten te vermoorden.

Doukas:
Aangezien [ze] behoren tot het volk der Walachen, houden [de bojaren] van twisten, en richten ze lichtzinnig en gemakkelijk hun gedachten op de omverwerping van hun vorsten.

Verancsics:
Want alsof zij zijn gegrepen door een hen aangeboren waanzin, hebben zij de gewoonte om bijna al hun eigen vorsten te doden, soms openlijk en soms in het geniep... en het is het grootste wonder als iemand in slaagt om tenminste 3 jaren te regeren, of om een natuurlijke dood te sterven op de troon.

Oude Bulgaarse balladen over de ellende in Walachije (zie ook teksten in Tappe Documents):
Walachije is verdeeld en verscheurd, het volk vlucht naar de bergen, weg van de wrede Turken, weg van de Hongaarse barbaren. Ze doden de oude mannen, en maken slaven van de jongen, ze verkrachten de meisjes, ze nemen de jeugd gevangen en dwingen hen in hun legers en ze brandschatten de Walachijse provincien zo hevig dat geen man achterbleef om de velden te bewerken.

Nicolaus Olahus:
Was er iemand die niet wist hoe onzeker de positie van de voivoden van Walachije was? Want de Walachijse voivoden hadden de gewoonte om degenen uit het vorstelijk gebeente (van vorstelijke bloede) te doden om de macht te verkrijgen. Hun zoons, wettig en onwettig volgen op in de heerschappij, zonder enig onderscheid. Want zo groot is de mateloze lust te heersen bij dit vorstenzaad, dat ze onophoudelijk zoeken naar alle mogelijke manieren om door listen, kuiperijen, bedrog en wandaden zich van elkaar te ontdoen en elkaar te doden. Daarom ontstaan dikwijls zeer schadelijke oorlogen tussen broers om de heerschappij."
Hij die als sterkste uit de strijd kwam koesterde argwaan tegen de ander, niet slechts alleen tegen die van de andere partij, maar zelfs tegen zijn eigen verwanten, dat ze konden streven naar de heerschappij, en hij doodde hen of ving hen en sneed hen dikwijls de neusvleugels of andere ledematen af.


1430

De strijd tussen de de Danesti en Draculesti


Olahus:
En in de tijden van onze voorouders en ook nog in onze tijd waren er twee families, die van oorsprong geboren waren uit hetzelfde huis: de ene van de Danesti uit Dan voivode en de andere van de Draculesti uit Dracula. Uit hen worden de wettige voivoden gekozen, de ene keer met gewapende hulp van de hongaarse koning, de ander keer door de gewapende hulp van de keizer der Turken.

Dukas:
Hij noemde zich Dragulios, want hij was slecht en listig op zijn wijze: want de naam Dragulios laat zich vertalen met slecht en listig. (betreft Vlad Dracul niet Vlad Tzepesh)

De 15e en 16e eeuwse kroniekschrijvers, en hun tijdgenoten gebruiken de naam Dracula voor Vlad Dracul en zijn zoon Vlad Tepes. Deze laaste noemde zich in de laatste jaren van zijn leven ook Dracula

Russische kroniek:
Er was eens in het land Muntenia een christelijke voivode van het griekse geloof met de naam Dracula, wat in de taal van de Walachen, evenals in de onze Duivel betekent, zo slecht was hij geweest. En zoals zijn naam was, zo was zijn leven."(Deze Russische tekst betreft Vlad Tepes>)

Verancsis:
Bijna alle westerlingen noemen de Munteniers [Walachen] Dragul, ofschoon de Walachen zelf deze naam nooit gebruiken, want zij noemen zichzelf Roemenen, en ook niet onder hun buren is hij genoegzaam bekend, slechts van horen zeggen en niet bij allen, maar slechts bij degenen die zich met de geschriften bezighouden.. en de Turken zijn er pas veel later mee begonnen om hen Dragul te noemen, naar hun zeer moedige prins Dragula. Zo is ook Dragula een liefkozend verkleinwoord van Dragu, wat de Beminde betekent, maar de aanhangers van Dan veranderden zijn naam van De Beminde in De Duivel of Dracu om zijn slechtheid aan te tonen.

illustratie, © Wanita Resida 2006Duitse Kroniek:
Toen koning Sigismund in het jaar 1430 in Neurenberg verbleef ontving hij een gezant uit Walachije, dat aan de andere kant van de hongaarse bergen ligt met het bericht dat Danwayda de heer van Walachije was gestorven. Het land stuurde hem de strijdknots, volgens hun landrecht en gewoonte en verzocht Sigismunds koninklijke genade hun een andere heer te geven en de koning dacht hierover na. Lang geleden was er een zoon van Mirceavayda, die lange jaren geleden ook heer over deze landen was geweest bij hem geweest. Deze zoon van Mirceawayda benoemde hij tot heer in de landen van Groot- en Klein Walachije en overhandigde hem het St.Ladislausvaandel met 2 kruizen en schonk hem de koninklijke Drakenorde met het kruis en hij liet voor hem van de burcht uit tot in de herbergen de klaroenen blazen en bewees hem veel eer en waardigheid, en toch handelde deze daarna zo, als hoerenkinderen graag doen en nog veel slechter ten opzichte van de hoogwaardige koning. Hij liep over naar de kant van de Turken tegen de ridders van de duitse orde." (klopt niet, Aldea steunde de Turken)

Doukas:
Later keerde daar met onze eden, de (bastaard)zoon van Mircea genaamd Draculion, en die boosaardig en slecht was, hij wiens naam de weerslag was van zijn daden, want Dragulios betekent slecht. Deze kwam met zijn macht tegen Dan en versloeg hem uiteindelijk in een veldslag bij welk treffen hij hem het hoofd afsloeg.
En zo werd Dragulios heer over het rijk van zijn vader.

Toen Murad van de dood van Dan hoorde, droeg hij deze last, want hij had in zijn handen een andere broer van Dan; en van zins zijnde om hem vorst te maken in plaats van zijn broer; stuurde hij hem met een grote legermacht naar Walachije. Dragulios maakte zich gereed voor de strijd, om zijn vijanden moedig te weerstaan, hij kwam en slachtte de broer van Dan en zonder andere beletselen behield hij zijn hertogdom"


1431

Deze brief dateert van na 14 juni 1431.

Io Alexander, voivode en vorst over het gehele land Ungrowalachije, zoon van de grootvoivode Mircea.
Wij schrijven aan alle bewoners van Kroonstad, groot en klein: veel gezondheid! Ook u weet heel goed, dat mijn heer, de koning mij niet alleen zo steunt, zoals hij de voivode Dan heeft gesteund, maar dat hij mij als zijn geliefde zoon beschouwt; ik heb daarom ook gehoopt, dat van uw zijde mij hulp en veel goeds ten deel zou vallen. U echter geeft geen acht op mijn woorden, want waar zich dieven of rovers ophouden, vluchten zij naar u toe; en u voedt mijn vijanden, die mij mijn vaderlijk eigendom en de staatkas van Walachije plunderen. U geeft mij dan of mijn vijand en mijn goed terug en anders moet u over mij niet klagen, want ik heb aan de heer koning bericht, om over u beklag te doen: en als ik van mijn heer, de koning bericht ontvang, dan zult u daarover geen verdriet hebben. Zie, ik heb onze bojaar, de jupan Dimitru gestuurd, en wat hij u te vertellen heeft moet u geloven, want het zijn onze eigen woorden.
Io Alexander voivode bij de genade Gods heerser.
Aan alle inwoners van Kroonstad


1432

Deze brief dateert van na 2 juni 1432

Io Alexander, voivode en heerser van het hele land Ungrowalachije.
Wij schrijven: veel gezondheid voor mijn broeders, allen inwoners van Kroonstad. En ik geef u hier als nieuws: Ik span mij in om de brand bij u te blussen, en het was niet anders; maar wie het aangestoken heeft, die moge God het vergelden.
Als eerste kwam Stan de Zwaarddrager onder ulieden; ik stuurde u de boodschap om hem aan mij uit te leveren. Maar u heeft op mijn woorden geen acht geslagen. Daarna vluchtte Todor, nadat hij paarden uit Walachije had gestolen: ik heb u weer laten weten om hem aan mij uit te leveren; maar ook in deze heeft u mij genegeerd. Ik span mij voor u in, opdat u in vrede kunt leven, en ik kocht u gevangenen terug, zoveel als ik kon. Ik heb bericht gestuurd naar Nikopolis, dat men de gevangenen, die daar zijn niet moet wegvoeren, totdat zeker is dat u hen niet zult terugkopen. Zoveel goeds doe voor u en ik span mij in om de brand in uw huis te blussen; maar u ontsteekt het zelf boven uwe hoofden. Daar in uw midden verblijven Stanciu, Tatul, Vasile en Ulan, die uit mijn hof paarden hebben gestolen. Als u uw rust en uw vrede lief is, zend hen in ketenen naar mij toe; want als u hen niet naar mij stuurt, zult u met mij geen vrede kennen. En het zal niet anders wezen.
Io Alexander, voivode bij de genade Gods heerser.
Aan alle inwoners van Kroonstad

Deze brief is van na 24 juni 1432. (wschl 1435/1436)

Zie ik geef u nieuws over de voivode, die u hier aangesteld heeft, Draculea: wie van u hem liefheeft moge hem kussen, want u zult hem nooit meer zien; want bij God ik hoop, dat van waarheen hij vertrekt hij nooit meer zal terugkomen. Mij heeft u echter nooit enige dankbaarheid getoond, ondanks al het goede dat ik u bewezen heb; God echter weet het en hij zal mij geloven. Want wat u gezegd en bevestigd heeft, daar zult u zich aan houden en laat de wegen open. Een ieder kan brengen wat hij wil: ijzer en koper en welke andere waren dan ook; en wie schulden te vorderen heeft zal die vrij innen. Jullie echter plunderen de arme lieden, die zich gereed maken, en bij de Prahova en bij de Teleajen komt een ieder, waarmee hij kan, en de huizen en brengen hen schade toe, zodat ze niet komen. Als u echter van goede wil bent en genegen bent uw woord te houden, dan wil ik het weten; als jullie je echter iets anders in het hoofd halen, dan zullen wij ook wel weten wat ons te doen staat. En moge Gode u vreugde verschaffen.

deze brief is van na 24 juni 1432.

Ioan Vlad, voivode en heerser. Wij schrijven onze goede vrienden, de raadsleden uit Kroonstad: U weet heel goed, dat Aldea naar de Turken is overgelopen, en dat niet bepaald in uw voordeel, maar veeleer in uw nadeel, omdat hij een Turks leger brengt om u te brandschatten, zoals hij u reeds eerder gebrandschat heeft.
Daarom verzoek ik u als mijn vrienden om voor mij 100 haakbussen met alle noodzakelijke toebehoren gereed te maken, en bogen met pijlen en schilden, zoveel als u maar kunt en geeft u mij ook mensen te hulp, zoveel als u kunt, want ik wil erop los trekken, moge God ons bijstaan , om hem uit het land te verjagen, opdat ook u in vrede mag leven en ook de andere christen rust hebben. En wat onze dienaar u daar zal vertellen moet u geloven, want het zijn mijn ware woorden. En moge God u behoeden.
Ioan Vlad voivode en bij de genade Gods heerser.
Aan mijn goed vrienden, de raadsleden van Kroonstad.

Deze brief is geschreven na 24 juni 1432.

Io Vlad, voivode en vorst. Wij schrijven veel gezondheid en genegenheid aan de raadsleden uit Kroonstad en geven u als nieuws, dat die van Hermannstad die oude dukaten niet meer erkennen.
Daarom zult u hen dan ook niet langer gebruiken, want als ik iemand betrap op het gebruik van oude dukaten, dan zal ik hem kwaad berokkenen. En u zult geen vrede sluiten met de Walachen, als u dat toch doet, weet dan dat ik deze vrede zal verbreken. En verder vraag ik u: ik heb daar enige wagens, die ik besteld heb; haast u met deze en spant u in mijnetwegen en breng ze naar Reps; die lui uit Reps echter zullen ze naar mij brengen.
De prijs zal Anton, de kamergraaf betalen. En moge God u gezondheid schenken.
Io Vlad, voivode bij Gods genade heerser.
De raadslieden van Kroonstad.


1433

Deze brief is geschreven na 31 mei 1433.

Io Vlad, voivode en heerser. Wij schrijven veel gezondheid aan alle raadsleden uit Kroonstad. U weet zelf heel goed, dat de heer de keizer mij opdracht heeft gegeven om deze grens te bewaken, en buiten mijn wil om zal u geen vrede hebben met Walachije. Ik heb u echter volgens uw wensen met rust gelaten, opdat u te eten heeft en in vrede met de mensen verkeert; wat echter de bergen en de bergpaden betreft bent u aan niemand verplicht deze te bewaken. U bent echter noch ons noch onze mensen, die dagelijks hun bloed voor u, voor allen vergieten welgezind.
En omdat u hebt vernomen, dat ik naar mijn heer de keizer reis, heeft u uw kwade lieden bevolen, onze dienaren te verjagen, en u heeft hen de paarden afgenomen en alles, wat u bij hen heeft gevonden.
Daarom zult u niet treuren, als ik mijn mensen geen schade laat ondervinden, want ik zal van u voor alles het dubbele en nog veel meer nemen. En wat Voloder onze dienaar u zal vertellen moet u geloven; het zijn mijn woorden. En moge God u gezondheid schenken.
Io Vlad, voivode bij Gods genade heerser.
Aan de raadsleden van Kroonstad.

Deze brief is geschreven na 31 mei 1433.

Ioan Vlad, voivode en heerser. Wij schrijven onze goede vrienden, de richter en raadsleden in Kroonstad, veel gezondheid en genegenheid.
U weet heel goed, wat voor een vrienden die Moldaviërs mij zijn.
Daarom heb ik mijn dienaren daar in het land van de keizer laten rondtrekken, opdat ze de Moldaviërs, waar ze hen ook mogen vinden, aanhouden en hen datgene wat ze bij zich hebben afnemen, en deze zelf bij mij brengen. Ik heb echter gemerkt, dat u mijn mensen wegjaagt en hen niet in de gelegenheid laat op die mannen de hand te leggen, die mijn heer de keizer en ons ontrouw zijn. Daarom moet u weten, dat ik door u veel verdriet heb; past u echter op, dat het u niet zal berouwen. En moge God u vreugde bereiden.
Io Vlad, voivode, heerser bij de genade Gods
Aan mijn goede vrienden, de richter en de raadsleden in Kroonstad.
1433-05-31
Transsylvanie Vlad Dracul verzoekt Brashov om hulp bij het opzetten van een munt, hij heeft nl. het muntrecht van keizer Sigismund gekregen. Vlad Dracul vraagt aan Brashov om het koper alleen bij de keizerlijke muntmeesters af te leveren en niet aan Albu en Alexandru Aldea. Vlad Dracul stuurt zijn dienaren Jonas, Stanislav en Nanes om koper te vorderen voor de munt. Vlad Dracul heeft boden naar Moldavie gestuurd, die daar echter worden vastgehouden door Stefan, als vergelding houdt hij Moldaviers in Transsylvanie gevangen. Vlad Dracul staat Brashov toe om ook buiten het Burzenland met de oude dukaten te betalen. Vlad Dracul protesteert bij Brashov, dat men zijn dienaren hindert in de uitvoering van opgedragen taken; stuurt zijn dienaar Voloder als bode

Deze brief is geschreven na 31 mei 1433.

Ioan Vlad, voivode en heerser. Wij schrijven aan de raadsleden van Kroonstad veel gezondheid en genegenheid.
En u zult via deze brief weten, dat ik hetgene wat u mij via graaf Peter en via Jakob hebt laten weten heb begrepen. En met het oog daarop wil ik dat u met wie u wilt omgaat en samenleeft, of wel met de Moldaviers, of wel met de Walachen, alleen zult u er geen slecht geld heenbrengen of koper. En als ik wil, dat u de vrede met hen verbreekt, dan zal ik u een week van tevoren meedelen, opdat u geen schade lijdt.
En moge God u vreugde verschaffen.
Io Vlad bij Gods genade heerser.

Deze brief is geschreven na 31 mei 1433.

Ioan Vlad, voivode en heerser. Wij schrijven onze goede vrienden, de richter en raadsleden in Kroonstad, veel gezondheid en genegenheid. En u dient hierbij ter kennis te nemen, dat mijn man Vlad bij mij is gekomen en mij vertelde, dat u hem vervolgt en niet toelaat, dat hij de dienst uitvoert, waarmee ik hem heb opgedragen, om waar hij dan ook Moldaviërs aantreft, ze te grijpen, uit te schudden en hen alles af te nemen, wat ze bij zich hebben. Want u weet maar al te goed, hoe ik mijn dienaar naar Moldavië heb gezonden; de Moldaviërs namen hem gevangen, boeiden hem en gaven hem in de handen van Aldea en Albul, en alle goederen, die ik in Moldavië had hebben ze mij ontnomen.
En waar ik nu mijn dienaar van Aldea en Albul wil terugkopen, eisen zij van mij meer dan 1000 goudguldens voor hem. Om die reden beval ik mijn man Vlad om de Moldaviërs te grijpen en hen alles, wat ze bij zich hadden af te nemen. Daarom verzoek ik u, laat mijn dienaar met rust, opdat hij de dienst kan verrichten, die ik hem heb opgedragen. Als u hem echter niet zijn gang laat gaan, dan zult u weten, dat ik vanwege u veel verdriet heb; maar ik denk, dat u er ook spijt van zult hebben. Van de goederen echter, die mijn dienaar Sakalosch Endre heeft afgenomen zult u niets weghalen, daar moeten ze blijven, totdat ik bij u op bezoek kom. In deze zaak zal het niet anders dan ik heb bevolen.
Ion Vlad, voivode, bij de genade Gods heerser.
Aan mijn goede vrienden, de richter en raadsleden in Kroonstad.


1434
1434-07-08
Vlad Dracul schenkt de bojaren Stan, Tatul, Ursul, Radul Stan, Bera en Godea het dorp Margineni. Deze bojaren zijn onderdanen uit Fagaras

Deze brief dateert van ca. 7 oktober 1434.
Ioan Vlad, voivode en heerser. Wij schrijven aan de hooggeëerde edelen en raadslieden in Kroonstad, groot en klein en ik beveel u als volgt: laat niemand over de bergpassen naar Walachije reizen, noch met waren, noch met nieuws, noch in andere aangelegenheden. Wie echter daar naar toe wil reizen, moet eerst toestemming vragen bij Johannes Vitez. En wie Johannes toestemming geeft, die mag reizen. De lieden echter, die ons kwaad berokkent hebben en die Johannes te pakken kan krijgen mag hij oppakken op ons gezag en met uw hulp.
In deze zal het niet anders zijn, dan volgens onze bevelen. En als mijn goede vrienden dank ik u zeer, dat u ten overstaan van mij belooft hebt om Hannes, de buksenmeester het huis terug te geven. Nadat ik echter ben vertrokken, heeft u het hem weer afgenomen. Dat doet mij ook veel verdriet. Want u houdt zich niet aan datgene, wat u ten overstaan van mij beloofd hebt.
Io Vlad voivode bij de genade Gods heerser.
Aan de raadsleden van Kroonstad mijn goede vrienden.


1435

Deze brief is geschreven voor 1 juli 1435.

Io Vlad, voivode en heerser. Wij schrijven veel gezondheid en eerbied aan de richter in Kroonstad en alle raadslieden in Kroonstad. U moet weten, dat er mensen uit Walachije bij mij zijn gekomen en zij hebben mij gezegd, dat Aldea is gestorven, of als hij nog niet gestorven is, hij er erg slecht aan toe is en zal sterven. Daarom verzoek ik u als mijn broeders en goede vrienden, helpt mij ook en kom met mij; ik zal u daarboven aan de grens achterlaten; ik trek echter met mijn bende tegen hen. Als mij waar dan ook een ongeluk mocht overkomen keer ik naar u terug, maar als God mij bijstaat, naar ik hoop, want niemand heeft een reden om zich tegen mij te verweren, dan kunt u zo spoedig mogelijk komen. Ook die uit Sigishoara komen met mij.
Io Vlad, voivode en bij Gods genade heerser.
Aan de raadslieden van Kroonstad.

Deze brief is geschreven na 1 juli 1435 vanuit Walachije, dus in ieder geval in 1436 of later

Io Vlad, voivode en heerser. Wij schrijven onze goede vrienden de raadslieden van Kroonstad: ik heb u reeds vroeger geschreven en schrijf u ook heden, als iemand uit dit land zonder een schrijven van ons gezag komt moet u hem vasthouden en mij hiervan berichten.
Als zij echter met hun eigen bezit komen, laat hen dan verder gaan; zijn zij echter met gestolen paarden gekomen, dan moet het hen als boze lieden slecht vergaan. Want u moet weten, dat zij dit land van paarden hebben beroofd. Mocht u echter niet zodanig optreden, dan zullen wij ruzie hebben. Het zal niet anders geschieden. En moge God u vreugde verschaffen.
Io Vlad, voivode bij de genade Gods heerser.
Aan de raadslieden van Kroonstad, mijn trouwe vrienden.


1436
1436

Kroniek van Dracula


(Doukas):
"Later keerde daar met onze eden, de (bastaard)zoon van Mircea genaamd Draculion, en die boosaardig en slecht was, hij wiens naam de weerslag was van zijn daden, want Dragulois betekent slecht. Deze kwam met zijn macht tegen Dan en versloeg hem uiteindelijk in een veldslag bij welk treffen hij hem het hoofd afsloeg.
En zo werd Dragolius heer over het rijk van zijn vader.
1436-1447
Uit ongedateerde oorkonden en brieven
Oltenie, Stoica Harsean bojaar, die kooplieden uit Hongarije lastig valt wordt samen met andere Olteense bojaren wordt door Dracul tot de orde geroepen

Vlad Dracul verzoekt Brashov om uitlevering van Surva, die bezit van de bojaren Stanciul en Constantin heeft gestolen.
Vlad Dracul wordt bestolen van een geldsom van 200.000 aspers, de dief vlucht naar Brashov met de buit.
Dragota wordt naar Brashov gestuurd om de gestolen geldsom op te halen, wschl de dief ook uitgeleverd.
1436-08-31
Zevenburgse troepen zijn in Brenndorf (Botfalu)verzameld om Vlad Dracul tegen de Turken te dienen
1436-09-05
Vlad Dracul schrijft aan Brashov, dat ze gehoor moeten geven aan de verzoeken van zijn gezant.
Vlad Dracul verblijft in Campo de Roya in het Schulergebergte tussen Brashov en de Walachijse grens
1436-11-17/12

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


"In deze dagen deed Dracula een inval bij Silistra en hij richtte daar veel onheil aan. De Gazi's echter lieten zich niet onbetuigd en gaven hem op zijn donder, maar steeds weer was er ruzie met deze opstandige ongelovige. Men berichtte de Hundkar hiervan en de Hundkar sprak: "En nu trek ik zelf tegen hem op en geen van de wandaden van deze schurk zullen ongestraft blijven! Met Allah's genade en de wonderbaarlijke kracht van Mohammed en de zegen van alle Heiligen wil ik ervoor zorgen dat deze kwestie voor eens en voor al wordt opgelost. En daarom zal mijn dienaar Firuzbeioglu Mehmedbey, wanneer een gunstig moment aanbreekt met de Gazi oversteken en zijn land verwoesten, kwellen en vernietigen en alle mannen en vrouwen, die ze kunnen vinden zullen ze als slaven meeslepen!". Zo heeft hij gesproken. Hij was zelf in die tijd tegen Isfendyar op veldtocht. Toen hij van die campagne terugkeerde, kwam Dracula naar de Verheven Poort en hij bracht zijn twee zonen mee."
Firuzbeyoglu Mehmedbey is wschl degene die in 1462 door Vlad werd onthoofd. Hundkar= Murad II.


1437
1437-01-19
Vlad Dracul schenkt de bojaren Voicul en Vlad din Mossul de berg bij Mossul in Fagaras gelegen en de vis- en waterrechten van de Fagarasrivier
1437-01-20
Walachije Vlad Dracul schenkt bojaar Stanciul en jongere broer Roman de dorpen Voivodesti (Voivodeni) en Sasiori Loviste in Fagaras. Vlad Dracul noemt zijn zoons Mircea en Vlad [de latere Vlad Tepes] in een oorkonde
1437-04-08

Ik, de Christusbelijdende en Christusbeminnende, alleenheerser Io Vlad, grootvoivode en vorst, heersend en regerend over het gehele land van Ungrowalachije en over de gebieden aan de andere kant van de bergen, hertog van Amlas en Fagaras, verwaardig mij zijnde van goede wil en met een rein en verlicht hart en verleen deze kostbare oorkonde van mijn regering en voldoe aan de bede van de raadslieden uit Kroonstad; want zij verzochten mij om de rechten te vernieuwen en te bekrachtigen, die zij van onze voorvaderen van de tol op alle markten en tolplaatsen in mijn land ontvangen hebben, en in het bijzonder op de Kroonstadter straatweg tot aan Braila, opdat zij voor 1 fluwelen doek uit Ieperen 1 vierding geven, voor dat uit Leuven 1 perper, voor dat uit Keulen 12 dukaten, voor dat uit Tsjechië 6 dukaten, voor een gesneden doek echter niets; en wie franki­sche mutsen brengt, nierts; voor een vat honing 12 dukaten; voor een vat wijn 6 dukaten; voor een gekocht paard 6 dukaten; voor een centenaar was 12 dukaten; voor peper, safraan, katoen, kamelhaar, voor lamswol, huiden en voor andere waren, niets. Wat van over zee wordt aangevoerd, over 100 perpers 3 perpers. Een varken 2 dukaten, een os 3 dukaten, een koe 3 dukaten; voor een ram 1 dukaat; voor een hertevel 1 dukaat; maar als er ook andere huiden bij zijn, zal niets betaald hoeven te worden. Voor een balg met kaas 1 dukaat. En de ruiter die voorbij reist, 3 bani; de voetganger echter maar 1 ban. Voor een wagen met vis 1 vis, wat daarboven nog meer mocht zijn zal niet betaald hoeven te worden. En in Braila voor een centenaar een halve gulden, en in Tirgsor voor de wagen 1 vis; in Tirgoviste idem dito. Voor een waardan ook mee bepakt paard 3 dukaten. En in Dimbovitza, voor zoveel paarden voor de wagen, evenveel dukaten en 1 vis; voor een bepakt paard 3 bani; voor andere goederen echter niets; voor een onbeladen paard 1 dukaat. En verder: wie zijn goederen onder borg geeft, moet de schuldenaar of de borgsteller, als hij die heeft zelf aanspreken, maar hij zal zich niet wagen aan de eerlijke man, opdat hij die geen schade toebrengt. En verder: wie van mijn bojaren, groten of kleinen, mocht proberen, zij het dat iedere tol verpacht is of aan iemand geschonken, die ons gediend heeft, om zich niet te houden aan hetgeen ik bekrach­tigd en wettelijk bepaald heb door de vorige overeen­komst, die zal veel kwaad en onze vorstelijk toorn op zich laden als eentje, die mijn bevelen niet gehoor­zaamt. En dit geschiedde toen naar ons hof in Tirgoviste kwamen: de dekaan Hannes en het raadslid Michael en Andreas, de richter uit Rosenau.

Getuigen in deze zaak: jupan Voiko, de paltsgraaf, en jupan Tudor en Jupan Nanul en Jupan Stanciul, de broer van Mircea, en Stefan, de kanselier, en Dumitru, de zwaarddrager en Mikle, de schenker en Simon, de major domus, en Badea, de graaf.

En Michael, de schrijver heeft dit geschreven in de stad Tirgoviste in de maand April, op de 8e dag, in het jaar 6945, indiktion 15.

Io Vlad voivode, bij de genade Gods heerser


1438
1438-04/05

Uit de Turkse Kroniek van Dracula:



illustratie, © Wanita Resida 2006Doukas:
"En Dragulios, kort daarvoor tot voivode van Walachije benoemd stak het kanaal (de Bosporus) over en ontmoette Murad in Brussa. En hij boog en onderwierp zich aan zijn heerschappij en bood zich aan met al zijn macht, en wanneer hij daartoe behoefte had, beloofde hij hem om hem tot in Hongarije te leiden, en zelfs tot aan de grenzen van Rusland en Duitsland te voeren. Murad verheugd vanwege deze beloften ontving Dragulios welwillend, hem voedde, en veel eerbewijzen en hoffelijkheid betoonde, en hem en zijn gezelschap geschenken gaf. Hij had 600 sterke mannen bij zich, en hem kussend als teken van zijn genegenheid zond hij hem terug.
Turkse kroniek:
"Zijn zoons liet hij achter om bij de Verheven Poort te dienen en hijzelf werd door de Hundkar met een erekaftan en een gedraaide tulband bekleed. Hij onderwierp zich aan de tribuutplichtigheid en ging toen weer naar zijn land terug. En vanaf dat moment was er geen twist en onenigheid meer tussen hen.
Dracula heeft zich onderworpen aan deze Khan,
Want hij wenste niet langer in bloed te baden,
En hij betreurde de begane misdaden.
En omdat hij inzag, dat hij schuldig was, bekende hij ten overstaan van de Divan
En deze Sultan die de hele wereld onderwierp, Murad-Khan
Heeft hem deze zonde vergeven.
En nadat Murad-Khan vrede had gesloten met Dracula dacht hij er over na om tegen Albanië ten strijde te trekken. En korte tijd later stuurde hij Evrenosoglu bey tegen hen."

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


"Murad stuurde zijn gezant naar Vilkoglu (Brankovitsch) en liet hem weten: "Ik ben van plan om vanuit Semendria tegen de Hongaren op te trekken: maak je gereed om mij te steunen!" Ook de Iflakoglu Dracula stuurde hij een gezant:"Vooruit, roep je leger snel onder de wapenen en kom! Voor het geval je niet komt, zal ik niet aarzelen tegen je op te trekken." Dracula antwoordde: "Mijn roemrijke Sultan, ik ben bereid om de teugel van het paard van mijn glorierijke Sultan te vast te houden!"
1438-07/08
"Murad kwam in deze tijd [nella stazon che le biavo erano matur], met zijn leger naar Nicopolis, stak de Donau over en trok Walachije binnen. Dracula kwam na de aankomst van Murad met zijn leger hem tegemoet, en deze was dankbaar toen hij zich aan hem aanbood en met zijn gehele macht zich bij hem voegde.

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


De Sultan verzamelde een geweldig leger, brak op en rukte op naar Vidin. Van Vidin uit reden verschillende Akindji's met hem mee. Ze veroverden vele burchten in het land Hongarije en drongen door tot aan Sibiu.
Ze plunderden en roofden 45 dagen lang in het land Hongarije. Toen keerden zij zich om, reden terug en kwamen via Walachije ongedeerd uit het land. Dracula reed als gids met de Hundkar mee het land in en hij vergezelde hem op de terugtocht: aan de andere kant echter bij de inval in Hongarije heeft het leger de Laz-oglu benoemd tot hun gids en aanvoerder van de voorhoede. Dracula overhandigde de Hundkar kostbare geschenken, en organiseerde grote feestelijkheden en ook de Gazi keerden met rijke buit terug en ze trokken terug naar hun woongebieden. Ze hadden zoveel buit bijeengegaard, dat buiten Allah niemand kon overzien hoe groot de opbrengst was. En bij deze veldtocht was hen geen enkele ongelovige uit het land Hongarije
tegemoetgetreden of bij machte hen de weg te versperren. Zo reden Dragulia en Murad met hun aanvoerders 4 dagmarsen en trokken Hongarije binnen via verlaten oorden. De Hongaren toen ze van de invasie van Murad hoorden verlieten hun huizen en steden: en waar de Turken door het verlaten land trokken, konden ze niet anders winnen dan een klein beetje terrein, welke ze leeg aantroffen; de bewoners waren weggegaan onder medeneming van alle benodigde levensmiddelen. En zo de deuren geopend aantreffend, trok de Turk zonder tegenstand binnen, verzamelde zijn buit en vertrok snel vandaar om naar Lipini te gaan. Dat is een van de luisterrijkste steden van Hongarije. Deze stedelingen openden de poort en geestdriftig kwamen zij naar buiten om slag te leveren, en na vele Turken gedood te hebben keerden ze beladen met eer terug. Murad vrezende voor een valstrik van de zijde van Dragulia, die hij tot gids had keerde terug naar de oever van de rivier."
En deze veldtocht tegen de ongelovigen vond plaats in het jaar 840 van de Hegira en geschiedde op bevel van Murad-Khan, die de overwinnig behaalde en die het geluk aan zijn zijde had. En daarna versterkte hij de vesting Ierkoku."

Uit de Turkse kroniek:van Dracula: "
"Toen de lente aanbrak beval Murad Dracula en Vilkoglu om naar de Verheven Poort te komen. Vilkoglu toen hij dit nieuws hoorde kwam echter niet zelf maar stuurde zijn twee zoons (eigenlijk gebeurde dit enkele jaren eerder). Dracula vernam, dat Vilkoglu niet zelf ging maar in plaats daarvan zijn twee zoons stuurde.

Dracula echter nam zijn twee zoons mee en hij bezocht zelf de Verheven Poort. "
Dit naar 1438/39"
1438-07
borstbeeld van Vlad Dracula vervaardigd door Bert Doesburg, 1987, geplaatst op deze site met toestemming van de kunstenaar; copyright op de foto W.Resida

Uit de kroniek van Dracula:


Ooggetuige uit Sebes (Muhlbach):

"...in het jaar 1436 toen Keizer Sigismund door de dood werd weggenomen en er een grote tweedracht tussen de Hongaren en de Duitsers ontstond over de verkiezing in het HRR, aangezien de keizer zonder mannelijke erfgenamen was ontslapen, en geen nakomelingen had achtergelaten om na hem te regeren, overviel de Grote Turk, Muradbey genaamd met verschrikkelijk geweld in de omgeving van Zevenburgen binnen met de bedoeling om het gehele hongaarse rijk en verbranden en te verwoesten. Voordat de Turken naar Zevenburgen optrokken, verzamelden de bestuurders van Zevenburgen zich met al hun legermacht om hem te weerstaan, maar de keizer van de Turken, nadat hij in Walachije was aangekomen, dat land, dat grenst aan het koninkrijk Hongarije, pretendeerde, dat hij zou optrekken naar andere gebieden van Hongarije, waarop de Zevenburgers in deze val trapten, dat hij niet naar hen toe zou optrekken en daarop zich terug trokken, en nadat hij dit bemerkte, de Turkse keizer onverwacht binnenviel in Zevenburgen enz.

Er werd beweerd, dat hij alleen al driehonderduizend manschappen bij zich had om het Hongaarse land te verderven, wat ongetwijfeld ook was gebeurd, ware het niet, dat een grote overstroming en watervloed op Gods aanwijzingen hen daaraan hinderde en belemmerde. Daarom richtte hij zoals gezegd zijn speer slechts tegen Zevenburgen: en alles wat hij tegenkwam werd gruwelijk door hem ontvolkt, en hij verwoestte alles met zoveel geweld, dat niemand hem weerstand kon bieden. "dat de keizer van de Turken zoveel verwoestingen heeft aangericht in het land van Zevenburgen en het Burzenland, dat dergelijke verwoestingen, moorden en gevangenname waardig zijn om in de klaagzangen van Jeremia te worden bezongen. Zij vielen onverwacht binnen op 7 augustus (3 dagen voor St.Laurentius) in het land van de hongaarse koning, en wel het hem onderhorige Zevenburgen en ontvoerden in ketenen geboeid en gevangen ongeveer 80.000 mensen en brachten vele anderen, waaronder priesters om... te weten van Sibiu, in de volksmond Hermanstad genoemd, en Schasburg werden de buitenwijken door de Turken verwoest, evenzo kwamen de Turken niet in de districten van Bistritz, noch in Klausenburg enz, maar men zegt, dat zij vernietigden en plunderden het omliggende land en vernietigden ze de kathedraal in Alba enz, en gingen zij evenzo voorbij aan andere streken, die behoorden tot het koninkrijk Hongarije, onder ander Burzia, in de wandeling het Burzenland geheten, waarvan de hoofdstad Kroonstad is, waarvan het land het echter werd ontvolkt enz. ongeveer 1000 kamelen droegen de tenten, aan de rechterzijde werd gezegd bevonden zich de Walachen, die zich hadden aan de Turk hadden overgeleverd deze ontrouwe, die wel zeer bedriegelijk lieden, die anderen Christenen noemen, en die verschuldigd waren om de kerk der gelovigen te hulp te komen, zich verplicht hadden de Hongaarse koning te gehoorzamen, die de eed van trouw hadden gezworen aan de heer keizer Sigismund, en hun ontrouwe legeraanvoerder en laag bij de grondse verrader en spion hun voivode of hertog der Walachen.

De stad Mulbach is geheel verwoest, hun plebaan heer Anthonius, geleerde doctor met al zijn mensen, de kapelaan werd gedood en het gehele gebied werd ontvolkt, alle burgers gevangen genomen en enkelen werden gedood en vernietigd.
In deze tijd was ik een jongeling ca 15 of 16 jaar, geboren in deze provincie. Aangezien ik een jaar eerder uit mijn geboortestad was weggegaan en studeerde in een stadje, dat in het hongaars Szebesz en in het duits Muhlbach werd genoemd, welke plaats in deze dagen dichtbevolkt was, maar helaas niet over goede verdedigingswerken beschikte. En voor deze stad kwam de Turk aan, sloeg er zijn kamp op en hij begon meteen voorbereidingen voor de aanval te treffen. De Hertog der Walachen, die met de Turken was meegekomen, kwam uit grond van de oude vriendschap, die hij vroeger had met de inwoners en burgers van deze stad naar de muren, sloot een wapenstilstand en nodigde de burgers uit en drong er bij hen op aan om zijn raad op te volgen, en niet met de Turken, tegen wier overmacht zij niet sterk genoeg waren om verzet te bieden te strijden, maar zich zonder strijd over te geven. Van zijn kant wilde hij de Turken ertoe overhalen, dat hij het stadsbestuur ongehinderd met hun have en goed met zich mee naar zijn land kon voeren, en hen dan daar hun vrijheid weer terug zou kunnen geven en dat ze daar vrij waren om te kiezen voor terugkeer naar hun land of bij hem te blijven. De andere bewoners wilde de Turk ongedeerd met hun bezittingen met zich meevoeren naar Turkije en hen daar grond geven om te bewonen. Hierna konden de mensen zelf beslissen of ze daar wilden blijven of met een vrijbrief naar hun land wilden terugkeren en men zou hun in het laatste geval niet tegenhouden. Dit alles gebeurde, zoals was toegezegd. En op deze wijze werd de oorlog tot de volgende morgen uitgesteld, opdat elk zijn boeltje bij elkaar kon rapen, en met zijn bezit en huisgenoten onder vrijgeleide 's-morgens de stad uit te trekken.
Een trotse edelman, die ooit burchtheer was geweest, met zijn broer even onbuigzaam als hij, die al vaak tegen de Turken hadden gestreden, wilde deze raad niet volgen, en hij verkoos liever honderd maal te sterven, dan dat hij zich met zijn vrouw en kinderen overleverde in de handen van de Turken, en hij haalde verschillenden over tot zijn zienswijze. Ze zochten een toren uit, waarin ze de hele nacht lang proviand, wapens en alle benodigdheden voor de verdediging opsloegen, en een zo sterk mogelijke barricade daarin opwierpen.
Samen met hen ben ik ook deze toren binnengegaan en wachtte daar met een grotere begeerte naar de dood dan naar het leven.

De volgende ochtend kwam de Grote Turk hoogst persoonlijk naar de stadspoort en hij liet allen, die met hun vrouwen en kinderen naar buiten gingen noteren en hij schonk hen een vrijgeleide en beschermingsbrief om hen met zich mee naar Turkije te voeren, zonder dat hen enig nadeel of schade zou toevallen. De notabelen en stadsbestuurders beval hij tot een gelijke wijze van bewaring aan in de bescherming en hoede van de Hertog van Walachije, die hen met zich mee in zijn land moest voeren. Aangezien het leger van dit volk in het geheel geen buit en roof toeviel keerde het zich eensgezind met grote woede tegen de toren, waarin wij zaten en zij bestormden in een grote massa deze toren in de hoop veel buit bij ons aan te treffen. Er zijn niet genoeg woorden te vinden om te beschrijven, wat dat voor een gedrang en geschreeuw en lawaai was, zo een dikke regen van van pijlen, speren, stenen, dikker dan ooit enige hagel, regen of sneeuwbui was geweest kwam op ons neer, zulk een geschreeuw van de soldaten, gerinkel en gekletter van de wapens, een bonken, de stormende voestappen van de naderbijkomenden, alsof hemel en aarde op het punt stonden te barsten.
En omdat de toren niet erg hoog was, vermorzelden en vernietigden ze snel met hun pijlen en stenen het dak en de bovenverdiepingen, dat wij daar niet meer veilig waren. Maar de muur was te stevig voor hen om af te breken. En toen de zon in de namiddag begon onder te gaan en zij nog steeds niet waren uitgewoed, besloten zij dat terwijl een deel de toren bleef bestoken een ander deel van hen genoeg hout zou verzamelen en daarvan een enorme brandstapel zouden bouwen, die even hoog was als onze toren. Die staken zij toen in brand en ze kookten en braadden ons als het brood in een oven. Toen zij bijna allen door de vuur waren gesmoord en dood waren en zij niemand meer in de toren hoorden bewegen, trokken ze de brandende hoop uitelkaar en drongen door de deur naar binnen, in de hoop dat mochten ze daar iemand half dood vinden hem snel naar buiten te trekken en hem weer tot leven te brengen. En daarbinnen vonden zij mij half dood en ze hebben mij gelaafd en aan een handelaar verkocht, die mij met andere uitgezochte gevangenen in ketenen smeedde en de Donau over naar Adrianopolis, waar de Grote Turk toentertijd zetelde voerde...."
De verheven doctor werd naar Walachije met 50 andere burgers van Mulbacht en hun gezinnen gevoerd, en werden door de keizer van de Turken aan de hertog van Walachije, Vlad gegeven, die de gids van de Turken was.

Uit de Kroniek van Dracula


De prins van Walachijer of Transalpina, Vlad genaamd is de zwager van de 2 prinsen van Moldavie, en zijn zoons zijn via hun moeder neven, van de koning van Polen, en deze verwantschap is de oorzaak van dit uitgebroedde kwaad, en toen is het verder de bovengenoemde heer van Walachije alom benauwd geworden, want de koning van Hongarije had geluk tegen de koning van Polen en omdat hij vreesde dat hij zich niet tegen de Turken kon verdedigen stuurde hij een aanzienlijke gezant naar de koning van Hongarije en de magnaten om diens genade te verwerven middels zijn verontschuldigingen, hoe dat hij was gedwongen om onder dodelijke angsten mee te doen aan de verwoestingen van zijn land, omdat hij geen vestingen en verdedingswerken in Walachije heeft, in welke hij zich kan verschansen en kan redden tegen de macht van de Turken en hij verlangde van de koning, dat indien zoals voorheen de Turken binnen zouden vallen, dat de koning hem en de zijnen een vesting in Transsylvanie zou toewijzen, waarheen hij naar toe zou kunnen vluchten, opdat hij niet zou worden gedwongen tegen de Turken op te trekken, maar hierop hebben zij nog steeds niet geantwoord.


1439
1439-09-08
*In naam van Christus de Heer, de oprechtgelovige en vrome en de door Christus beminde en de enige van God alleenheersende, Ioan Vlad voievode, door de Genade Gods en door Gods Goedertierenheid regerend en heersend over het gehele Ungrowalachijse land, zelfs tot aan de Grote Zee, en tegelijk ook heerser in het land der Hongaren, hertog van Amlas en Fagaras. Het heeft ons in onze welwillendheid behaagd om met en reine en verlichte ziel en wij hebben deze verheven eer in eigen persoon met een welwillend gelaat, welke eer gaat boven alle eerbewijzen en geschenken, deze oorkonde verleden voor ons persoonlijk. Wij hebben dit gedaan op verzoek van onze vrienden, namelijk de burgers van Krakau, genaamd Martin Hmil en Stanislav Divnii, inwoners van Lwow(Lemberg). En zo hebben wij deze verheven oorkonde geschreven met geloof en onze belofte. En wij maken aan alle handelaren en aan een ieder, die uit Polen en uit Krakau en Lwow en uit alle anderen steden in Rusland en uit Moldavië naar ons land wil reizen, elke handelaar en elke man bekend, dat als hij deze oorkonde van ons zal lezen of zal horen lezen, dat hij met koopwaar, of om reden van wat voor handel dan ook wil komen, dat elk zo iemand in ons land in vrijheid en vrede kan rondgaan om alles wat hij heeft te verkopen, en alles wat hij wenst te kopen om vervolgens in vrede en vrijheid te vertrekken en dat hij niets behoeft te vrezen. En de rechten te betalen bij Rimnic bedragen voor elke man met een wagen twee hongaarse florijnen, maar bij de andere tolplaatsen zal de daar verschuldigde belasting aan onze ambtenaren moeten worden voldaan en daarna kan hij in vrijheid vertrekken. En degene onder u die naar Turkije willen doorreizen, kunnen nadat ze de verschuldigde rechten hebben betaald vrij en in vrede verder reizen. Deze brief zal onverbrekelijk gelden voor uw kooplieden gedurende ons leven en daarna tot in eeuwigheid. Want na onze dood en tijdens het leven van onze zonen Mircea en Vlad en Radu of iemand anders, die door God zal worden uitgekoren om als vorst over Walachije te heersen, of vanwege onze zonden zelfs uit een ander geslacht zal deze oorkonde eren en vernieuwen en bevestigen en om die reden zal God deze vorst eren en in zijn heerschappij sterken. Maar als hij daarentegen haar zal teniet doen en zal onteren en geen acht zal slaan op dit schrijven, dan zal de Here God deze vorst vernietigen en hem tijdens zijn heerschappij zijn eer ontnemen en hem hier naar geest en in het hiernamaals naar ziel doden en hij zal vervloekt zijn door de Here Christus onze Verlosser en door de 318 Heiligen van Nicea en de ouders die God hebben gedragen en hij zal het lot delen van Judas en Arianus en deze onreinen die over de Here Christus onze Verlosser riepen:<> en zo zal het in eeuwigheid zijn, amen. En aan al hetgene hierboven is geschreven geven wij ons geloof en onze ziel en het geloof en de zielen van onze zonen en het geloof van jupan Tudor en het geloof van jupan Tatul groot vornic en het geloof van jupan Nanul en het geloof van jupan Voico en het geloof van jupan Manea Udriste en zijn broer Stoica en het geloof van jupan Iarciu en het geloof van jupan Radu al lui Borcea en het geloof van jupan Stanciul Honoi en het geloof van Serban vistier en het geloof van Semen stolnic en het geloof van Micle paharnic en het geloof van Badea comis. En als verdere versterking hebben wij onze pisar Mihail opgedragen om deze oorkonde gereed te maken en ons grootzegel hieraan te hangen.
Gegeven te Arges, maar in Tirgoviste geschreven, in de maand september op de 8e dag, in het jaar 6948.
*Ioan Vlad voivode, door Gods genade, vorst


1440
1440

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


"Toen hij (Murad II) zich van Belgrado terugtrok ging hij naar Uskub (Skopje). Ishak-bey zei tot hem: "Hoor, mijn gloriedragende Sultan, zolang als de Vilkoglu in Semendria zit zal de Karamanoglu ons geen ogenblik met rust laten en zal de Hongaar zich niet aan ons onderwerpen. En denk niet dat die Drakula uw vriend is, want die is een huichelaar!" Murad Khan Gazi sprak toen: "Eerstens willen wij eens op die veldtocht gaan, en als Allah de Allerhoogste ons genadig is dan zullen we ons daarna eens met hen bezig houden."
De Hundkar keerde naar Edirne terug en bracht daar de winter door."
1440-09-16
Licura Vlad Dracul geeft de priester Dorotei de plaats Licura bij Ramnic Vilcea en zes wijngaarden en toestemming er een klooster de stichten en daarvan abt te zijn. zou dit het Govoraklooster kunnen zijn?
Vlad Dracul stuurt bojaar Mihail Logogat (de vroegere schrijver v/d oorkonden, nu kanselier) naar Brashov in verband met een regeling voor handelsbetrekkingen.


1441
1441-04-23
Vlad Dracul schenkt Stanciul Moenescul het goed Ciulmonesul en andere goederen in Fagaras
1441-05-14
Vlad Dracul schenkt het klooster Glavacioc met de "Goede Vrijdagskerk" de inkomsten uit Berila bij Neajlov,Butesti,Anuica,Baben bij Teliorman, Mircesti
1441-06-30
Vlad Dracul schenkt Snagov Frenghesesti,1/2 Jilistea la Ratine, de berg Florea bij Prislov,Turbatzi,Dobrusesti,Ghermanesti,Izvoreani, Bansesti,Bibanse,berg bij Garbova,berg bij Radoslav, Macsineni, Ezer bij Stucia met Sjipotele en 15 zigeunerhuizen. Uit deze oorkonde blijkt, dat ook de knjezen hoofdelijke belasting betaalden
1441-07-30
Snagov Vlad Dracul bevestigt Snagov in de rechten op Radica
1441-10-16
Vlad Dracul geeft Brashov toestemming om Scheidemuenze in Walachije in te voeren, de uitvoer van koper en andere edelmetalen blijft verboden


1442
1442
Deze brief is van na 24 juni 1432. (mogelijk geschreven in de periode 1435/1436)

Uit de kroniek van Dracula:


Van jupan Albul veel gezondheid en genegenheid aan mijn broeders, alle raadsleden uit Kroonstad, groot en klein.
Zie ik geef u nieuws over de voivode, die u hier aangesteld heeft, Draculea: wie van u hem liefheeft moge hem kussen, want u zult hem nooit meer zien; want bij God ik hoop, dat van waarheen hij vertrekt hij nooit meer zal terugkomen. Mij heeft u echter nooit enige dankbaarheid getoond, ondanks al het goede dat ik u bewezen heb; God echter weet het en hij zal mij geloven. Want wat u gezegd en bevestigd heeft, daar zult u zich aan houden en laat de wegen open. Een ieder kan brengen wat hij wil: ijzer en koper en welke andere waren dan ook; en wie schulden te vorderen heeft zal die vrij innen. Jullie echter plunderen de arme lieden, die zich gereed maken, en bij de Prahova en bij de Teleajen komt een ieder, waarmee hij kan, en de huizen en brengen hen schade toe, zodat ze niet komen. Als u echter van goede wil bent en genegen bent uw woord te houden, dan wil ik het weten; als jullie je echter iets anders in het hoofd halen, dan zullen wij ook wel weten wat ons te doen staat.
En moge Gode u vreugde verschaffen.
Aan alle raadsleden van Kroonstad.
1442
1442-09-06 Janos Hunyadi verslaat de Turken olv Shehabedin in Walachije bij de Ialomitza; Mircea wordt verjaagd en vervangen door Bassarab. Janos Hunyadi verslaat het 40.000 man sterke leger van de turken met zijn 15.000 man, 200 turkse vaandels en 5000 turkse gevangen buitgemaakt. Schaehabeddin ontsnapt maar net aan Hunyadi. Mircea wschl nu definitief van de troon gejaagd. Schaehabeddin wordt door Murad ontheven als beglerbey van Rumelie. Hassanbey wordt tot goeverneur van Rum benoemd

Uit de brief van Bartholomeo Yano dd 3/2/1443 over de nederlaag van Sh: "... en een groot deel van de vluchtende Turken verdronk in de Donau, zodat er maar weinig terugkeerden, die dit nieuws naar de Grote Turk konden brengen. En toen hij hiervan vernam, raakte hij van smart bijna buiten zinnen, en gaf hij bijna de geest in zijn groot verdriet; maar hij kleedde zich in het zwart, en gedurende drie dagen at noch dronk, noch sprak hij, behalve enkel dat woord, dat hij vele malen herhaalde: "De tijd is gekomen dat Allah ons het zwaard uit de hand heeft genomen", terwijl hij woest zijn tulband op de grond smeet. Door deze overwinning werden de Walachen, jazelfs de herders van dit land enorm rijk en droegen ze de zijden kleding en de goudbrokaten gewaden, de oorlogsbuit en de kleren van de verslagen Turken, die ze pronkzuchtig hadden gedragen." (vergelijk ook de kroniek van de Wavrin)
Yano: "Toen de Sultan het nieuws van de nederlaag van zijn leger in Transsylvanie vernam was hij zeer teneergeslagen en hij beval de heer van Walachije, die zijn dienaar was en desondanks een christen was, genaamd Dracula om naar hem te komen, hij ontving hem met veel eerbewijzen aan zijn tafel, samen met zijn edelen, die hij met zich mee had genomen; vervolgens nam hem hem gevangen, en daarna liet hij hem (een bojaar van Dracul : Serban vistier) onthoofden, terwijl hij zei, dat hij op de hoogte was van de tegenslag, die de christenen hem hadden toegebracht. En dit gebeurde te Adrianopolis, waar hij ook van al zijn edelen het land had genaast en dat naar goeddunken aan de Turken had geschonken,

de Wavrin:
illustratie, © Wanita Resida 2006"En in deze tijd waarover wij nu spreken was de heer der Turken ene Muradbey, welke vernam dat er in Groot-Walachije een vorst heerste genaamd Vlad Voivode, zeer beroemd vanwege zijn dapperheid en zijn wijsheid en die regeerde over een erg rijk en een met welvarende en sterke inwoners dicht bevolkt land, om welke reden deze Turk erg jaloers op hem werd; hij verlangde te vangen en te onderwerpen aan hem en zijn heerschappij deze heer der Walachen en diens gehele land daarmede en om dit te bereiken stuurde hij een van zijn pasja's een zeer geslepen en welbespraakte man als ambassadeur naar deze vorst van Walachije.
Deze pasja reisde toen hij in Walachije was aangekomen meteen door naar de residentie van de voivode, die daar de landdag hield, en hij overhandigde hem namens zijn meester de Grote Turk vele geschenken, groeten en vele voortreffelijke vriendschapsbetuigingen, zeggende dat de genoemde Turk zijn heer er hevig naar verlangde om met hem een vriendschapsverdrag en alliantie te sluiten en om deze te bewerkstelligen verzocht de Grote Turk hem of hij naar Adrianopel wilde reizen en daar onverwijld naar toe wilde gaan onder de zekerheid van een vrijgeleide, die de genoemde pasja hem namens zijn meester de Grote Turk overhandigde. Deze vorst van Wallachije had het gezantschap van deze pasja namens de Grote Turk ontvangen en aangehoord, en hij ontving hem met veel eerbewijzen en gaf hem grote geschenken en giften en voor de zekerheid overlegde hij met de heren en baronnen van zijn land over de voorstellen van de pasja en zijn gaven eensluidend hem de raad om daar niet in eigen persoon naar toe te gaan, maar om enkel een ambassade er naar toe te sturen om uit te vinden hoe en op welke wijze de Grote Turk vriendschap en bondgenootschap wilde sluiten. Toen dit antwoord bekend werd gemaakt aan genoemde pasja en afgezant nam deze hier echter geen genoegen mee en hij bepraatte onophoudelijk van zijn kant deze genoemde heer van Walachije en door middel van veel vleiende taal bezwoer hij dat zijn meester de genoemde Grote Turk er naar verlangde om hem persoonlijk te ontmoeten om hem met veel eerbewijzen te overladen en hem veel rijkdommen te schenken, hem verzekerend dat hij niets hoefde te vrezen of te twijfelen dat hem iets zou geschieden, want hij zou persoonlijk voor zijn veiligheid instaan.
En uiteindelijk slaagde deze pasja er door zijn mooie woorden en vleierijen in om genoemde heer van Walachije over te halen en de raad en besluiten waartoe hij samen met de hoge edelen en baronnen van zijn land was gekomen te laten voor wat ze was en hij besloot samen met genoemde pasja naar de Grote Turk in Adrianopel te reizen, waar hij op het eerste gezicht door hem met veel eer werd ontvangen: en het verblijf van de Grote Turk en zijn hofhouding bestond uit een groot kamp met tenten en paviljoens even buiten de stad. En de dag volgende op de aankomst van de prins van Walachije onthaalde de Grote Turk hem op een groot feestmaal en ontvangst, waarbij hij al zijn pasja's en bevelhebbers uitnodigde om de walachijse prins te begroeten en deze Grote Turk verbleef in een tent van dubbele zijde , gezeten op een troon, versierd en belegd met rijke kussens van goudbrokaat en zijde, hetwelke paviljoen ongeveer 10 voet hoog was opgericht opdat zijn hovelingen en legeraanvoerders er plaats konden vinden. En even buiten dit paviljoen was op de grond gezeten op kussens en goudgeweven tapijten de genoemde heer van Walachije aan de rechterzijde van de Grote Turk en aan diens rechterzijde zat zijn beglerbey, wat zoveel betekent als heer der heren, en alle andere edelen waren gezeten in een grote cirkel aan de linker- en rechterzijde op zodanige wijze, dat de Grote Turk hen allen kon zien eten. En toen het maal was volbracht trok de genoemde Turk zich terug naar zijn grote tenten, en stuurde meteen daarop de genoemde pasja, die deze heer van Walachije had begeleid met de opdracht om hem gevangen te nemen, wat geschiedde en hij voerde hem naar het kasteel van Gallipoli, dat aan de straat van Romania is gelegen, die wij de arm van St.Joris noemen, in welke plaats hij werd opgesloten en opgeborgen.

Op het moment dat hij daar aankwam werd Dracula samen met zijn zoons gevangen. Dracula zelf werd in de burcht van Gelibolu gevangen gezet.


Doukas:
"Dragulios kwam in deze tijd om Murad eer te bewijzen, werd op diens bevel geboeid naar Gallipoli gevoerd en gezet in de gevangenis van de vestingtoren; schuldig bevonden te willen verraden de sultan, toen hij hem naar Hongarije leidde, en andere beschuldigingen die Fadulah tegen hem had verzonnen, en hij verbleef vele dagen in deze toren,

De Wavrin:
....maar allen, die als begeleiders met de vorst van Walachije waren meegereisd liet de Turk onder gewapende geleide naar hun land terug sturen, waar zij verslag deden van het grote verraad door de Grote Turk begaan tegenover de persoon van hun vorst, waardoor al zijn onderdanen zeer ongelukkig waren, want ze bedachten en stelden zich voor dat genoemde Turk dit verraad had gepleegd in de hoop, dat zij zonder herder en bewaker een gemakkelijke prooi zouden zijn, want genoemde heer van Walachije had slechts een zoon ongeveer 13 a 14 jaar oud bij hen achtergelaten, die nog niet in staat was een dergelijk vorstendom te besturen, speciaal in deze woelige tijden van oorlog, waardoor er veel smart in Walachije heerste en het schrikbeeld dat de Turk tegen hen ten strijde zou trekken was niet ondenkbeeldig, want zij wisten uit ervaring, hoe kort daarvoor de Grote Turk bijna zijn hele leger op de been had gebracht, bijna 100.000 Turken, die werden aangevoerd door de kapitein beglerbey, die met dat grote leger de Donau was overgestoken en het land Walachije was binnengevallen..."
... en daarna zond hij een turkse heer (Shehabeddin) naar Walachije om daar het bewind over te nemen en het land voor hem te besturen, samen met 12.000 Turken, tegenwelke de Hongaren met Gods hulp en met die mensen van Walachije zoveel weerstand hebben kunnen bieden dat dit gehele leger van ongelovigen aan het zwaard ten offer viel, zonder dat er een van hen kon ontsnappen."


1443
1443-03

Uit de Kroniek van Dracula:


[...]en de sultan eiste van hem dat hij zijn kleine zoontjes als gijzelaars gaf, waarop Dragula hen liet komen en toen ze waren aangekomen meteen door de tiran naar Azië werden gestuurd naar een kasteel genaamd Nymphaion, en hij gaf bevel dat ze streng bewaakt moesten worden. Draculia waarlijk, verplicht door een eed die hij in die tijd aflegde om voortaan trouw te zijn, werd naar Walachije terug gestuurd."

De Wavrin:
"De sultan getroffen door de zware verliezen van zijn leger vroeg zijn markgraven en raadsheren om advies hoe hij de zware verliezen, die hij had geleden ongedaan kon maken, want hij moest bekennen dat de Hongaren met de Walachen verenigd hem te machtig waren om in een veldslag te vernietigen: en zij gaven hem eensgezind de raad om uit het kasteel van Nicopolis (Gallipoli) de vorst van Walachije te ontbieden, die hij daar nog steeds in zijn kerkers gevangen hield, hetwelk hij deed en toen die was gearriveerd vertelde hij hem dat hij een goede vrede en overeenkomst met hem wilde sluiten en dat deze van zijn kant moest beloven en zweren, dat hij noch een van zijn onderdanen ooit oorlog tegen hem zou voeren dan beloofde hij van zijn kant en zwoer hij om hem meteen terug te sturen en hem veilig naar zijn land te laten terugkeren en hij gaf hem schriftelijk de verzekering, dat hij nooit tijdens zijn leven meer oorlog tegen hem zou voeren en dat hij hem zelfs als wie dan ook tegen hem ooit oorlog mocht voeren te hulp zou komen en op eigen kosten zou steunen, en weet dan dat genoemde heer van Walachije, die reeds lang in de gevangenis was, zeer ellendig al een jaar lang, waar hij veel verdriet, angst en pijn had geleden, waaruit hij slechts door de dood verwachtte verlost te worden daarop zielsblij was met deze kans en hij gaf de Grote Turk in alles wat hij verlangde toe; en ook de Grote Turk van zijn kant zwoer en stelde geschreven oorkonden op om hem aan alle beloften te houden en met deze middelen zond de Grote Turk de vorst van Walachije veilig terug naar zijn land, waar hij groots en met veel eerbewijzen en vreugde werd ontvangen als een die zeer geliefd was bij zijn volk; maar toen zijn onderdanen de inhoud van het verdrag vernamen, waarin hij had beloofd nooit meer tegen de Grote Turk te strijden waren sommigen zeer verheugd en anderen erg bedroefd, dat wil zeggen de jonge mannen, die volgens gewoonte zich in het gebruik van de wapens wilden bekwamen en de ouden en vreedzamen, die slechts rust verlangden."


1444
1444

Uit de Turkse kroniek van Dracula:

" maar zijn twee zoons werden naar de vesting Egrigoz in het district Ghermian gezonden. De twee zoons van Vilkoglu werden in Tokat opgesloten (1441). Ishak bey kreeg toestemming op pelgrimstocht naar Mekka te gaan."
1444-06
Fragment uit brief van Murad II aan Vladislav II van Polen via de ambassadeur van de koning:
[...]ook is ons meegedeeld, dat de heer Vlad voivode van walachije mij heeft behaagd, door met hem over de vrede te onderhandelen en wel op de volgende wijze, dat deze Vlad voivode aan mij geeft het gebruikelijke tribuut eerste in alle onze dienaren zoals eerst verplicht zal zijn,[ quod noviter sit], uitgezonderd dat hij niet in eigen persoon naar ons hof zal komen. De [quo] verlangen Doorluchtige Uwe tevreden zijn, namelijk, dat Vlado voivode geeft het tribuut en alles in onze aangelegenheden is verplicht, [etiam noviter ]doen tot tevredenheid zijn zo niet zelf in persoon niet komen naar ons hof, uitgezonderd dat hij ons zendt gijzelaars en daarenboven onder ons in plaats zijn vluchten, dat hij ons zal zenden en ook wij aldus doen, indien bovengenoemde van hier wegvluchten."

Uit de kroniek van Dracula:


"Hij (Murad) stuurde aldus snel een gezant naar de despoot en gaf hem Smederovo en al zijn vestingen terug en zond hem zijn blinde zoons terug; en gelijkwijs bood hij aan de zoons van Dracula terug te zenden; met welke deze zekere bewijzen hij zijn eed van vrede en verzoening met de Hongaren bekrachtigde."

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


"Radu was namelijk een beeldschone knaap en de Sultan hield hem in zijn omgeving voor zijn genoegen en als zijn dienaar en hij vatte een grote liefde voor hem op. Maar het geviel de Sultan op een dag om hem zijn wil op te leggen en gemeenschap met hem te hebben, terwijl hij zich voorbereidde om op een veldtocht tegen Karaman te vertrekken, en hij het gevoel kreeg daardoor dichtbij de dood te zijn. En toen verliefd op deze jongen nodigde hij hem uit tot intiem verkeer en hij dronk op zijn gezondheid en nodigde hem uit in zijn bed; maar de knaap die iets dergelijks niet scheen te verwachten van de zijde van de keizer bemerkte dat de keizer hem beetpakte om deze daad te volvoeren en hij verzette zich en voegde zich niet in de vereniging met de Sultan. En toen hij tegen zijn wil werd omarmd bracht hij de Sultan met een dolk, die hij stiekem bij zich droeg een steek in de borst toe (volgens Chalcocondylas een ernstige wond aan de dij); de wond was echter niet dodelijk. De knaap sloeg op de vlucht en nam de eerste de beste schuilplaats. Maar de geneesheren verbonden de wond van de Sultan echter snel en de knaap, die een eindje verderop in een boom was geklommen hield zich daar verborgen. Maar toen de Sultan was verbonden en was weggegaan, kwam de jongen weer naar beneden en keerde terug naar zijn verblijf. De Sultan beminde de jongen zo hevig zo hevig, dat hij hem liet terugbrengen naar zijn paleis en hij vergaf hem. En de knaap werd het liefje van de keizer.
Men vertelt dat hij zelf niet minder gebruik maakte van hen, die hetzelfde vervloekte bestaan als hij leidden; hij bracht zijn tijd dag en nacht in hun gezelschap door en men denkt, dat de keizer overigens slechts vreemden op deze wijze voor korte tijd gebruikte
(vreemd latijn: Istvan's vertaling gaat zo: De koning ziet namelijk niet af van (de omgang met) degenen die zijn godsdienst volgen: want met hen verkeert hij altijd dag en nacht. Overigens gebruikt de koning de buitenlanders niet veel.) Het latijnse verslag van Chlacocondylas is veel uitgebreider, eventueel tzt tekst aanpassen.
1444-10-16/19

Uit de kroniek van Dracula:


Over de kruistocht naar Warna"Toen kwam Dracul de vorst van Walachije in het legerkamp en hij spande zich tot het uiterste in om de koning en diens leger er toe over te halen de terugtocht te aanvaarden. Want hoewel hij in die dagen op vriendschappelijke voet met de Osmanen verkeerde en hij in het geheel niet aan deze veldtocht wilde deelnemen, wist hij maar al te goed, dat de oorlog naar verwachting slecht zou aflopen en dat de toorn van de Sultan daaropvolgend hem en zijn land zou treffen. "Met dit armzalige zooitje," beweerde hij ondermeer,"willen jullie tegen Sultan Murad strijden, wiens jachtgevolg alleen al veel sterker en omvangrijker is als het hele leger van de koning - uit zijn eigen ongelukkige ervaringen wist hij inmiddels wel meer dan genoeg hoe groot en vreselijk de Osmaanse krijgsmacht was; men moest daarom op zijn minst de strijd aanbinden met een gelijkwaardige strijdmacht en de troepen, eenmaal verzameld gereed houden voor een beter moment; want ook al zou men werkelijk de vijand kunnen aanpakken, ook al zou alles naar wens verlopen, zo zou men wis en zeker in deze tijd van het jaar, waar de winter voor de deur stond, helemaal niets kunnen bereiken." Tegenover deze en gelijksoortige argumenten bracht kardinaal Cesarini in dat de vijand zich in het geheel niet liet zien en dat er spoedig versterkingen uit het Noorden en het Zuiden was te verwachten: "Men hoeft zelfs nergens zijn wapens te gebruiken; Murad is immers in Azië en door de in de Hellespont gelegerde vloot kan hij toch niet meer naar Europa oversteken om zijn troepen te hulp te komen, en keizer Johannes kan elk ogenblik zich met zijn hulpvolkeren bij ons leger aansluiten, als men maar eenmaal het gebergte had bereikt etc." En nog vele andere beweringen voerde hij aan.Het was onmogelijk om nu nog te denken aan een terugkeer. De meerderheid van de krijgsraad koos de zijde van Julian Cesarini en de koning was niet mans genoeg om zich tegen het noodlot te verzetten, dat hem naar zijn bittere einde voerde, Hunyadi beschudigde Dracul van lafhartigheid en verraad, waarop Dracul zijn zwaard trok en Hunyadi te lijf wilde gaan. De krijgsraad besloot Dracul tot een boete te veroordelen en Drakul moest na deze woordenwisseling buigen voor de omstandigheden.
"Ik hoop vurig," voegde hij hen toe, "dat u zich ten aanzien van deze verwachte byzantijnse hulptroepen niet door ijdele verwachtingen laat leiden. Ook vraag ik u, opdat u mij begrijpt, hoe ik ook mijn zoontjes heb laten afslachten (heb prijsgegeven aan het zwaard van de beul) voor de vrede van de Christenheid en opdat ik en mijn land onder de heerschappij van de koning blijven; en ik heb mij naast u geschaard," en hij beval zijn zoon om zich met 4000 man bij het leger te voegen. Verder smeekte hij de koning in tranen om twee vastberaden jongemannen, die het gehele land op hun duimpje kenden samen met twee van zijn beste en snelste paarden in zijn gevolg op te nemen:"U moet hen voortdurend in uw omgeving houden; zodat wanneer, wat God mochte verhoeden, u een ongeluk overkomt zij u van grote dienst zouden kunnen zijn." Dergelijke raadgevingen en scenes waren nou niet bepaald geschikt om de al zo zeer verschrikte koning gerust te stellen en zijn leger moed te schenken, temeer omdat tegelijkertijd de mare werd verspreid, dat Drakul slechts zo had gesproken als gevolg van de voorspellingen hem gedaan door een oude bulgaarse vrouw. "
Vlad Dracul trekt zich terug maar stuurt Mircea met 5000 ruiters om verder mee te doen aan de kruistocht
1444-11-13/14
Na de nederlaag van de Hongaren bij Warna

Uit de kroniek van Dracula:

" Dracula neemt Hunyadi gevangen, de redenen waarom hij dat deed zijn nooit duidelijk geworden, waarschijnlijk voornamelijk om de Turken op een of andere wijze te plezieren, waarmee hij kort daarvoor een vrede had gesloten, en wiens zoon nog vreesde voor hun terugkeer. Dracula echter tenslotte vreesde hoe de gemeenschap echter op deze belediging zou reageren besloot hem te laten gaan, nadat een woedende hongaarse delegatie Hunyadi's vrijlating eiste en zond hem met veel eerbewijzen en geschenken naar de grens terug."


1445
1445-05

Uit de kroniek van Dracula:


De Wavrin:
".. en zij (de Hongaren) verzochten meester Pedro Vasquez of hij op de terugweg langs wilde gaan bij de vorst van Walachije en hem uit te nodigen om een groot leger bij die stad (Nicopolis) op de afgesproken datum gereed te hebben staan en om hem ook te verzoeken mee te reizen tot aan Constantinopel en alles in het werk wilde stellen om een turkse prins, geheten Davud (Saudsji), zoon van een vroegere broer van de Turk genaamd Muradbey aan de macht te helpen. Pedro Vasquez nam de verzoeken van de hongaarse heren mee en op zijn terugreis overlegde hij met de voivode van Walachije, die hem beloofde, dat op het ogenblik, dat de kapitein van Bourgondië met zijn galeien naar Braila zou afreizen om daar zijn voorraden meel aan te vullen, hij daar gereed zou staan met zoveel troepen als hij maar kon verzamelen en dat hij zich op de afgesproken datum op de afgesproken plek met de Hongaren zou treffen; maar hij wilde eerst zelf met de kapitein van Bourgondië spreken en omdat hij zelf nog al ver verwijderd was van Braila, beloofde hij om zijn zoon naar Braila te sturen om de kapitein te ontvangen, wat hij vervolgens ook deed. En toen Pedro Vasquez aan de voivode van Walachije meedeelde, dat hij naar Constantinopel naar de keizer moest reizen om hem om Davud, de turkse prins te vragen en met hem 5 tot 6 galeien; maar hij zou zich bevinden 4 of 5 mijlen vanaf Braila en hij zou ruiters naar de kapitein sturen, en hij zou zich later haasten om hem te bereiken. Deze berichten rapporteerde Pedro Vasquez aan zijn kapitein, die samen met zijn gezelschap hierover erg verheugd was, zeggende dat hij alles dat uit zijn naam was beloofd ondersteunde en God ongetwijfeld moest behagen: van al deze beloften en verdragen hierboven afgesloten stuurde de heer De Wavrin meteen een schriftelijk verslag naar de kardinaal van Venetië van al deze zaken die genoemde Pedro had afgehandeld in Hongarije en Walachije op de wijze, die u reeds hierboven heb beschreven, hem uit naam van God verzoekend om de beloften, die hij hem had gedaan om te vertrekken ook wilde nakomen en naar de Donau met zoveel galeien als hij kon vinden te komen; en hij stuurde een boodschap naar meester Gauvain Quieret, die hij ziek te Pera had achtergelaten en aan de anderen opdat zij allen met hij galeien naar hun toe zouden komen. In de haven van Braila was een klein schip, dat koopwaar naar Constantinopel vervoerde en op de terugreis vervoerde het Pedro Vasquez, die naar Constantinopel ging naar de keizer en aan wie de kapitein opdracht gaf om met hem een bombardelle (klein handzaam geschut) mee te nemen, die op het grote schip was achtergebleven, samen met kogels en buskruit en de kannoniers. Dankzij de bemoeienis van Pedro Vasquez kwam de kardinaal met drie galeien naar de Donau gevaren; maar omdat de heer Geoffroy de Thoisy naar de hertog van Bourgondië was teruggereisd, vond hij slechts twee galeien en het schip dat de kapitein daar had achtergelaten onder de hoede van Gavain Quieret, die eveneens naar de hertog was teruggekeerd en hij nam alle drie de schepen met zich mee; ook nam hij de genoemde Turkse prins mee, samen met gemelde bombarde, kogels en kruit, en hij arriveerde in Braila 8 tot 10 dagen eerder dan de kardinaal en de andere galeien. En meteen na zijn aankomst stuurde de zoon van de vorst van Walachije enkele ruiters naar zijn vader, vervolgens brachten hij en meester Pedro de kapitein naar de heerser van Walachije, ongeveer eind juli in het jaar 1445, en met de gezanten van Hongarije sloten zij een overeenkomst en beloofde de prins van Walachije aan de kapitein om hem van genoeg meel en vlees te voorzien ten behoeve van zijn bemanning, want zij hadden voor vrede gezorgd in zijn land, gedurende deze maand waren de Turken er niet binnengevallen; en zij kwamen overeen, dat wanneer alle galeien zouden zijn aangekomen zij over land en de galeien over de rivier op zouden trekken om een stad genaamd Silistra aan te vallen, die al eens door de Walachen was veroverd en verwoest en slechts door een muur was omgeven, maar intussen weer was herbouwd en opnieuw bevolkt, en dit was een plaats die het land der Walachen hevige overlast bezorgde en de vorst van Walachije beloofde hen om de galeien de rivier op te loodsen als begeleiding 40 tot 50 bootjes, die manoks worden genoemd en gemaakt zijn uit een stuk hout en lang en recht zijn, en waarin veel Walachen konden zitten, in de een meer dan de ander mee te geven. En verneem dat De Wavrin handelde zoals de vorst van Walachije had voorgesteld en hij stuurde Pedro Vasquez op gezantschap naar Hongarije opdat de Hongaren konden beginnen met de opmars, met het bericht dat de galeien bijna allemaal zich op de rivier hadden verzameld en gereed waren deze op te varen, en hen de verzekering kon geven dat de voivode van Walachije hen met een groot leger begeleidde. En omdat Pedro Vasquez aan Davud had beloofd, dat hij hem slechts in handen van de Hongaren zou overgeven stelde de kapitein een galei beschikbaar voor hem en zijn gevolg, waarop deze Turk een groot rood vaandel, voorzien van een grote gouden appel, waarop 6 groene fakkels waren afgebeeld, wapperend in de wind plaatste en zo bracht Pedro Vasquez hem naar Hongarije en twee dagen na zijn vertrek arriveerden de kardinaal, meester Regnault de Comfide en Jacot de Thoisy met 5 galeien, die gevoegd bij de 3 van de kapitein samen 8 maakten zoals hij had toegezegd. Meteen toen de kardinaal was aangekomen bezocht hij De Wavrin, en onder vier ogen vertelde hij hem van de overeenkomst gesloten met de heerser van Walachije, die zijn zoon naar onze heren in Braila had gestuurd samen met 5 tot 6 hoge edelen om hen te verwelkomen en te onderhouden.
1445-08

Uit de kroniek van Dracula:


De Wavrin:
"En in dezelfde tijd kwam daar ook een boodschapper van de Hongaren aan, die aankondigde dat de voivode (Jan Hunyadi) zoveel man als hij vermocht onder de wapenen liet roepen, maar dat hij niet voor Maria Geboorte(Nostre Dame de la Septembre) in Nikopolis kon arriveren, en om deze reden besloten onze heren samen met de zoon van de voivode van Walachije om de steden en vestingen, die zich langs de Donau tot aan Nikopolis in turkse handen bevonden aan te vallen, te weten Silistria, Turtucaia, Giurgiu en Rusciuk, en dat de heerser van Walachije over land langs de rivier zou optrekken en de galeien samen met zijn gehele macht tot hun ondersteuning en bevoorrading, en een dag afspraken om de stad Silistria aan te vallen, welke stad gelegen was in Bulgarije op de griekse oever; maar de Turken die spionnen in Walachije hadden waren op de hoogte van dit besluit, evenals van hun vertrek."
1445-08-07
Vlad Dracul bevestigt het eigendomsrecht van Badea Ciutin en zijn zoons op het goed bij Malul de Sus en in Zlotesjti, hen vrijstellend van allerlei lasten en diensten.Vlad Dracul noemt in een document zijn drie zonen: Mircea, Vlad en Radu
1445-08-16

Uit de kroniek van Dracula:


De Wavrin:
"De kardinaal en de heer De Wavrin stelden daarom het vertrek van hun galeien uit en omdat de Hongaren de ontmoetingsdatum hadden uitgesteld tot aan Nostre Dame de Septembre, vertrokken zij niet eerder dan de dag na half augustus uit Braila en zij hadden veel tijd nodig om stroomopwaarts de rivier naar Silistria op te varen, want het waren een goede 300 mijlen, die goed waren voor ongeveer 100 franse mijlen Gedurende deze tocht had de heerser van Walachije, die met zijn leger langs de rivieroever optrok verschillende keren contact met onze christelijke heren, tot hij hen op een keer waarschuwde om hun ankers uit te werpem, want ze naderden de vesting Silistria en als ze de volgende ochtend zouden vertrekken zouden ze in ongeveer twee uren bij Silistra aankomen: en ze gingen voor anker en kwamen in vergadering bijeen om het aanvalsplan voor de volgende dag te bespreken. Alle kapiteins en gezagvoerders over de galeien werden uitgenodigd voor deze vergadering, waaraan ook de walachijse heren, die hen waren toegewezen als begeleiders deelnamen, kortom de zaak werd door hen goed doorgesproken en het besluit was van dien aard dat op de bede en verzoek van de kardinaal, die slechts over drie galeien beschikte, De Wavrin het vaandel van de kerk meevoerde en hij de kardinaal en zijn gevolg zou begeleiden en Regnault de Comfide zou het vaandel van de hertog van Bourgondië voeren, en dat deze heer een uur voor de kardinaal zou vertrekken om de voorhoede te nemen en hij deelde dit aan de Walachen mee opdat ze hiervan op de hoogte waren; en ze werden geinformeerd dat men de stad zou aanvallen bij het aanbreken van het 6e uur 's-ochtends van de volgende dag. Aldus werd besloten en in deze volgorde vertrok men en toen De Wavrin bij zonsopgang bij Silistra aankwam en daar de Walachen trof die reeds hun tenten en paviljoens langs de oevers van de rivier hadden opgeslagen, en die bijna meteen naar De Wavrin toegingen om te informeren waar de kardinaal bleef, die hen antwoordde dat hij kort daarop zou aankomen hen wijzend op de zeilen van de galeien, die aan kwamen varen en dat meteen na zijn aankomst hij van plan was de aanval te openen. De bezetting van de stad toonde geen tekenen dat ze zich op de strijd voorbereidden of bang waren, zij brachten hun geschut of andere wapens niet in stelling. En bijna meteen daarop zagen De Wavrin en de Walachen hoe de galeien van de kardinaal de zeilen streken, waarop de Walachen zeer verwonderd reageerden, en zich afvroegen waarom ze niet verder voeren, waarop de kapitein antwoordde dat hij het niet wist en dat dit inging tegen alle genomen besluiten en tegen hen in grote woede zei: "Wanneer men een priester legeraanvoerder maakt, dan loopt het helemaal verkeerd." En zij besloten gezamenlijk om een boot naar de galei van genoemde kardinaal te sturen om de oorzaak van zijn vertraging uit te vinden. En zij zagen toen de boot daarheen voer, bij aankomst bij de galei, die bijna een franse lieu verder lag, toen zagen ze een man, die tegen de mast daarvan was bevestigd, de handen achter zijn rug vastgebonden, en omdat dit een straf was die vaak op de galeien werd toegepast op overtreders, zei de kapitein tegen de Walachen: "Zie de de kardinaal straft zijn mensen op het moment dat we de stad willen aanvallen. En de kapitein en de Walachen waren hierover zozeer verbolgen, dat ze niets konden zeggen, want het was al bijna negen uur en de zon brandde al zeer heet, om welke reden ze het bezwaarlijk vonden om in deze hitte aan te vallen; en ze werden nog onrustiger toen ze de bark helemaal niet zagen terugkeren. Toen ze eindelijk de galeien, die hen volgden het zeil weer zagen heisen om verder te varen, op welk ogenblik de kapitein de bemanninng van de bark stevig onderhield, die hij erop uit had gestuurd om de oorzaak van de vertraging te achterhalen.

En de Turken beschikten over geen andere verdediging meer dan deze toren, want van het bastion en de weergangen konden ze geen gebruik meer maken vanwege de zware beschietingen door de kanonnnen, kruisboogschutters, kloveniers en boogschutters, maar zij verdedigden hun trap hardnekkig door een raam en twee stenen, goed gemetselde barbacanes en wel zodanig, dat allen die de versterking aanviellen en er tegen op wilde klauteren naar beneden werden geworpen en hun schilden gebroken, waardoor er verscheidene gewond raakten.
En de aanval werd afgeblazen omdat men er niet in slaagde om deze toren via de trap te veroveren; en de kapitein liet van de schepen grote ijzeren tonnen halen fais a pie de chievre en begon de toren te ondermijnen hoewel hij niet wist hoe massief ze was, maar een Walachijer vertelde hem, dat toen deze toren werd gebouwd hij slaaf van de Turken was, geen gevangene en stenen en kalk bij de bouw had moeten aanslepen en om deze reden wist hij stellig dat ze geheel massief was evenals dat hij vooruit wist dat de toegang erg hoog was, waardoor de aanvaller erg ontmoedigd raakten zeggende dat deze plaats ondoordringbaar was. En ondertussen deden de Turken alsof ze met de Walachen wilden onderhandelen over overgave, maar dat was slechts een list om de aanval te stoppen, want ze hielden zich niet aan hun beloften; en het leek alsof ze ieder moment steun verwachtten, en daarom overlegde de kapitein met de Walachen om de houten palissade bij de benedenhof (basse-court) af te breken en iedereen moest zoveel hout als hij maar kon dragen naar het gedeelte van de muur brengen, dat aan de windzijde lag en zij gooiden er zoveel neer, totdat ze bij het bastion kwamen, dat op dezelfde wijze met hout werd omgeven. En het meeste van dit hout werd aangesleept door De Wavrin en de zoon van de Walachijse prins, en zij gaven zo het voorbeeld aan de anderen, die daarop zich inspanden om zoveel mogelijk hout aan te voeren, en zo werd het grootste deel van het hout in nog geen twee uur verplaatst en op stapels gelegd tot aan het bastion, en men werkte er ongestoord en op zijn gemak aan en ze schoten goed op, want de Turk waagde het niet om zich buiten zijn verdediging te tonen op de omloop en gallerijen vanwege het geschut en kulverijnen die op hen schoten, en er was geen andere plaats vanwaar ze deze toren konden verdedigen. Deze aanval begon op de vooravond van de Onthoofding van Johannes de Doper in het jaar 1445 en de orders van De Wavrin en de Walachijse aanvoerder waren dat slechts de helft van de troepen mochten aanvallen, opdat de andere helft kon uitrusten en zich verfrissen op hun schepen en hun wonden konden verzorgen, totdat deze genoeg hersteld weer aan de aanval kon deelnemen en de andere helft kon uitrusten. Toen daarop de stapel hout die men had verzameld hoog genoeg was om haar tegen de muur te gooien stak men er een vuur onder aan dat zo groot werd dat het vreselijk was om aan te zien en om de vlammen nog hoger te doen oplaaien wierp takken en andere brandbare middelen erop, die tot aan de tinnen van de toren reikten, die met houten constructies waren bedekt en deze houten bedekking en de barbacanes vatten vlam, waarop de Christenen luid begonnen te juichen. En vervolgens stormde de kapitein met zijn mannen, waaronder de commitre? van zijn galei, een erg moedige man naar de opgang van de toren om er voor te zorgen dat de Turken geen uitval zouden doen via deze opgang, wat heel goed mogelijk was omdat ze het behoorlijk benauwd kregen van het vuur en zij de toren wilden gaan verlaten, en aan het lawaai daarbinnen kon men afleiden dat de Turken zich haasten om naar buiten te komen. En toen de deur van de toren openging, marcheerde de pasja gekleed in een vermiljoenrode kaftan van damast en een gele kraag over zijn schouders zeer zelfverzekerd naar buiten en hij staarde de christenen woest aan en zeer koelbloedig nam hij de twee voorpanden van zijn kaftan en stak deze in zijn gordel en trok zijn sabel en vervolgens stormde hij naar beneden en slaagde erin De Wavrin op het hoofd te slaan, maar de committre? van zijn galei, die vlak achter hem stond kwam naar voren en met zijn guisarme die hij met beide handen vasthield sloeg hij de Turk in de nek, wierp hem op de grond en doodde hem meteen, waarna alle Turken in de toren werden gevangen genomen of gedood. Daarop braken er onder de Christenen grote onlusten uit, want ze waren van verschillende nationaliteiten en ze vochten met elkaar om de gevangenen, waarop De Wavrin, die zijn handen eraan vol had om hen te scheiden, hen te kalmeren en tevreden te stellen, bijna zijn zwaard trok om degenen die hem niet wilden gehoorzamen te lijf te gaan en het riep met luide stem dat men alle Turkse gevangenen moest afmaken, wat degenen die geen gevangenen hadden kunnen maken maar al te graag deden en zij doodden hen in de handen van de mannen die hen vasthielden, maar nadat de rust na deze slachting van de Turken was teruggekeerd, begon een twist over de verdeling van de buit en begonnen zij wederzijds aan de kleren van de Turken te trekken en elk droeg een stuk weg, en vervolgens over de zwaarden en dolken, waarvan de een het wapen bezat en de ander de schede, de ene de boog en de ander de pijlkoker. De Wavrin was erg ontsteld en boos over deze herrie tussen de Christenen onder elkaar, waar hij niet zoals hij wilde een twee drie een einde aan komen maken, maar uiteindelijk eindigde de twist toen er niets meer te plunderen viel, want elk had wat hij maar kon graaien, ongeacht of hij in een galei of in een manok zat. Tegen die tijd was de zon al ondergegaan en op de rivier kwam een dikke mist opzetten en kort daarop bezocht de prins van Walachije De Wavrin en hij klaagde hevig over de bemanning van de galeien die zijn mannen van hun rechtmatig aandeel in de buit zou hebben beroofd en hen het hebben onthouden, maar de kapitein riposteerde dat zijn mannen zich op dezelfde manier over de Walachen beklaagden, en op deze wijze poogde hij aan de discussie te ontsnappen en naar zijn schip terug te gaan om daar uit te rusten en te herstellen van zijn vermoeidheid en uitputting, maar de Hongaren en Walachen, die lang van stof zijn hielden hem aan de praat, gedurende welk de kapitein zich van zijn wapenrusting ontdeed, want hij voelde een grote kou toen zijn harnas begon te beslaan; en hij was bezorgd genoeg over wat hen nog de komende tijd te wachten stond en hij zei tot de Walachen: "De mist komt opzetten, als de Turken komen dan kunnen ze ons en onze galeien en artillerie zo pakken; verzamel u in uw boten, en ik ga nu terug naar mijn galei, en morgenochtend zullen we op een of andere manier onze mensen genoegdoening geven." Na deze woorden vertrok hij en ging naar zijn kajuit op de galei, waar hij zich uitgeput en bezweet met moeite uitkleedde en zich zo goed mogelijk reinigde, vervolgens trok hij schone kleren aan en hij ging daarna aan dek van de galei met zalven, chirurgijns en verbanden en bezocht de zieken, gekwetsten en gewonden, die hij eerst voor zich liet voeren, want hij had op zijn 2 galeien wel 30 tot 40 gewonde mannen, maar de edele heren uit zijn gevolg waren allen ongedeerd uitgezonderd Dirk van Vyanen, die op deze dag het vaan van de hertog van Bourgondië had gedragen en wiens been door een pijl was doorboord. Na deze toewijding at hij het avondmaal, wat slechts was wat de goede God hen had doen toekomen, want er was op de galeien niets anders te eten dan de broodjes, die men de vorige dag had gebakken en er was alleen zure wijn of water, want hun goede wijnen waren bedorven en zuur geworden tijdens de lange zeereis. De hele nacht lang kon men het vuur in de toren en daarbuiten zien branden en in de dichte mist leek het wel een gloeiende kool, zo rood waren de muren en de lui uit Picardië zeiden dat ze nog nooit op St.Jansavond zo'n mooi vreugdevuur hadden gezien. Deze nacht ging de kapitein voor anker op meer dan een pijlschot afstand van de oever en stelde de hele nacht wachten op en alle mannen sliepen met hun wapens bij zich en hijzelf sliep gewapend op de poep van de galei: maar tijdens deze nacht hoorde de wacht luide kreten en klaaglijk geroep in de buurt van het kasteel, en door de duisternis en de mist men kon niet zien wat er aan de hand was en men vermoedde dat er verscheidene Turken de lichamen van de doden omarmden en beweenden. En toen het dag werd zag men op de heuvels en in de vlakte van de vallei een zeer grote groep Turken slapen; elk hield zijn paard bij de toom, welk nieuws de wacht meteen aan De Wavrin doorgaf, die ijlings opstond en toen hij hen en hun veldtekens zag wist hij dat het de legermacht uit Silistria was en hij liet onmiddelijk zijn kanonnen op hen richten en op hen vuren, waardoor ze klaar wakker werden en gelijk op de vlucht sloegen over de heuvels heen om het vege lijf te redden. Enkele Walachen gingen aan land waar ze verscheidene verborgen onderaardse graanspijkers ontdekten en ik zal u onthullen hoe ze dat deden: in dat gebied daar dienden enorme greppels in de grond als een soort voorraadkamers, waarin ze allerlei graansoorten en meel opsloegen, waarna ze de opening van deze greppels met grote stenen afdekten; en de ochtend na een nacht waarin het zwaar had gemist, was de aarde, waaronder deze greppels zich bevonden niet zacht en vochtig, en door dit teken werden de graanopslagplaatsen in de grond ontdekt, die behoorden bij het Turkse kasteel, waarin ze meel, bonen en erwten hadden die in zijn geheel naar de galeien werden overgebracht, die allen werden voorzien en door een ieder als hemelse manna werden beschouwd. Spoedig na de zonsopgang kwamen de monseigneur de kardinaal, Regnault de Comfide en de andere galeien aan en de kardinaal toonde zich zeer verongelijkt dat de actie tijdens zijn afwezigheid had plaatsgevonden en toen hij voorbij de galei van De Wavrin voer, groette deze hem, maar hij keerde hem meteen de rug toe, waarover De Wavrin erg boos werd, hoe zou iets toch mogelijk was en wat hem bezielde om zijn groet niet te beantwoorden. En de kardinaal ging naast het schip van De Wavrin voor anker en riep meteen Regnault de Comfide bij zich en toen De Wavrin zag dat Regnault de Comfide naar de kardinaal ging stapte hij in zijn boot samen met de aanvoerders van zijn galeien en voer er ook heen, en toen hij aan boord klom van de galei van de kardinaal en hem groette zei de kardinaal tegen hem dat hij een zwaar verraad had gepleegd, welke hij aan onze heilige vader de paus en alle christelijke vorsten zou laten weten; en hij wees naar de twee gezagvoerders van De Wavrin, die hij met zich had meegenomen en voegde hen op een zeer laaghartige wijze toe: "U bent de oorzaak van dit verraad, ik zal u aangeven bij de hertog en de Signoria van Venetië." Hierop zei De Wavrin zeer verontrust door de woorden van de kardinaal op nederige toon tot hem: "Monseigneur zou u mij willen uitleggen op welke wijze ik u zou hebben verraden en ik zal u meteen verantwoording afleggen;" en de kardinaal zei hem, dat hij het Turkse kasteel had aangevallen en veroverd en genomen buiten zijn weten en zonder zijn toestemming, waarop De Wavrin zich verontschuldigde terwijl hij antwoordde, dat toen hij bij hem vandaan ging hij niets afwist van het bestaan van dit kasteel en dat hij toen helemaal niet van plan was om zonder hem dit kasteel te veroveren, en dat alles wat hij had gedaan was geschied op initiatief van de Walachen, die hem om bijstand en steun hadden verzocht, en dat die als eerste aan land waren gegaan, maar reeds door de Turken waren teruggeslagen, toen zij daar aankwamen, waarop het hem nodig en verstandig voorkwam om de Walachen te hulp te schieten om hun onderneming tot een einde te brengen en dat wat hij had gedaan geen verraad of fout was en als hij desondanks bleef volhouden dat hem een schijn van verraad of enige blaam trof, dan wilde hij hem het tegendeel bewijzen van man tot man en hem tonen dat hij een man van eer was. Waarop de kardinaal antwoordde dat hij als priester kon noch wilde strijden in een tweegevecht; en De Wavrin antwoordde dat het aanbod dat hij hem had gedaan niet persoonlijk was bedoeld, maar dat in het geval zijn klacht ter ore kwam van de paus en alle andere christelijke vorsten men zou weten, dat hem meer eer dan schande toekwam, "en bovendien strekt wat ik heb verricht als men er goed over nadenkt meer tot uw eer dan de mijne, want u bent mijn aanvoerder." Toen de kardinaal deze woorden van De Wavrin aanhoorde overmande hij zijn boosheid en mompelde enkele woorden binnensmonds, maar De Wavrin had er schoon genoeg van en nam daarop afscheid en keerde terug naar zijn galei, waar hij werd bezocht door Regnault de Comfide, tegen wie hij op de volgende wijze klaagde: "Heeft u dan niet de beledigende opmerkingen gehoord die de kardinaal mij heeft gezegd? U bent in dienst van onze zeer eerbiedwaardige heer de hertog van Bourgondië, u ontvangt van hem u salaris en ik ben uw kapitein, maar u heeft geen enkel woord gesproken ten gunste van mij, wat toch uw plicht is en daarom verdenk ik u ervan dat u dezelfde wrok tegen mij koestert als de kardinaal." en meester Regnault antwoordde: "Ik zou niet weten iets anders te zeggen, dan uw antwoord; de kardinaal en wij allen zijn zeer geërgerd, dat wij niet bij deze verovering aanwezig waren." En daarop vroeg de kapitein: "Hoe komt het dat de kardinaal en u mij niet meteen zijn gevolgd na mijn vertrek zoals was afgesproken?" en hij verhaalde hem daarop de waarheid, zeggende dat de galei van de kardinaal aan de grond was gelopen en dat men alle anderen galeien had moeten inschakelen om hem heen en weer te trekken om hem weer vlot te trekken en gedurende die tijd werden zij onophoudelijk door de Turken bestookt; pas tegen het einde van de dag vertrokken ze uit Silistria. En toen zei De Wavrin, dat het waarlijk de Voorzienigheid Gods geweest was die deze galei had doen stranden, "want als u was vertrokken op het afgesproken uur en achter mij aan was gevaren, dan waren de Turken achter ons aan bij het Turkse kasteel aangekomen , wat toch al zo goed verdedigd werd en dan hadden we er geen voet aan wal kunnen zetten." Op de galei was de portier van het minderbroederklooster in Constantinopel, een voorname heer, doctor in de theologie en een goed mens, die na het vertrek van De Wavrin van de galei van de kardinaal deze laatst hevige verwijten maakte, dat hij hem onterecht en schandelijk zo tot hem had gesproken, wat een slechte invloed op de strijdbaarheid van het gehele leger zou kunnen hebben, wat een enorme vertraging tot gevolg zou kunnen hebben; en als gevolg van deze woorden van de portier aan zijn adres stuurde de kardinaal hem met malvezij, brood en beschuit naar De Wavrin, die daarvan niets meer op zijn galei in voorraad had. En waarop Regnault de Comfide, toen hij dat zag zei: "Mijnheer kapitein, ik zie dat de vrede tussen u en de kardinaal weer is hersteld en ik keer nu weer terug met de portier en ik zal aan de kardinaal overbrengen, wat u mij hebt gezeg hoe het de wil van God was, dat hij was gestrand." Nadat deze heren de kapitein hadden verlaten, stuurde de prins van Walachije, die in tenten en paviljoens op de oever was gelegerd een bericht aan hem, waarin hij hem liet weten, dat op een afstand reizen met een voorspoedige wind van ruim een dag een vesting lag wel vier keer zo groot als het Turkse slot op een eiland, dat Giurgiu werd genoemd en dat men daar wel naar toe kon optrekken om het te belegeren en aan te vallen, zonder vrees voor de Turken: maar de kapitein antwoordde de boodschapper: "Ga naar monseigneur de kardinaal en deel hem dit nieuws mede zodat hij weet welke beslissing hij wil nemen en wat er zal moeten geschieden;" wat geschiedde en toen hij dit bericht op zijn inhoud goed had onderzocht zei hij: "Wij zijn van mening dat de heer De Wavrin een besluit in deze aangelegenheid moet nemen, maar ik ben er heilig van overtuigd dat hij niet zal willen gaan, want ik oy niet heb slechts, wanneer hij bij mij vertrok, dat hij zei in groot stuk niet terug te keren?": niet hierdoor gehinderd riep hij de portier te hulp en hij zei tegen hem: "keer snel terug naar De Wavrin en zeg hem, dat ik hem verzoek om naar mij toe te komen om mij raad te geven en dat we tot een besluit kunnen komen inzake hetgeen de Walachen ons hebben verteld, want zonder hem wil ik niets beslissen en zeg het hem op zodanige wijze dat hij erin toestemt om te komen." De portier gehoorzaamde meteen deze opdracht van de kardinaal en hij snelde meteen naar De Wavrin aan wie hij de opdracht die hij van de kardinaal had meegekregen onthulde: waarop De Wavrin hem antwoordde: "Het is helemaal niet nodig dat ik iets wil; de kardinaal beslist naar zijn goeddunken en als hij zal overgaan tot het beleg of de aanval, dan zal ik hem immer volgen, want ik zal het voordeel aan hem laten en aan zijn troepen als zij willen aanvallen of willen vechten en hem zoals altijd de eer laten en ik zal niet meer handelen, zoals ik deze keer heb gehandeld." De portier was echter niet tevreden met dit antwoord en de woorden van De Wavrin herhalend zei dat het ogenblik er niet naar was om zo te praten, ondanks de beledigende woorden van de kardinaal aan zijn adres; en op deze wijze slaagde de portier erin om De Wavrin en Regnault de Comfide mee te nemen naar de galei van de kardinaal; op welke plaats aangekomen na wederzijdse groeten hij hen vertelde, wat de Walachen hun hadden gezegd en hij vroeg aan De Wavrin zijn mening in deze zaak, die hem antwoordde: "Ik weet niets af van die plek en plaats en het lijkt me het verstandigst en noodzakelijk om eerst de aanvoerders van de Walachen, die de meeste kennis in deze zaak hebben om nadere informatie te vragen": dewelke die na dit verzoek hebben geantwoord dat volgens hun mening het in het belang van de gehele christenheid was als volgens het verzoek van de vorst van Walachije de kardinaal en de kapitein van Bourgondië dit kasteel Giurgiu zouden belegeren en veroveren, en ze voegden eraan toe dat de voivode van Walachije om deze reden twee grote bombarden had meegebracht. Toen zei De Wavrin, die heel erg wilde dat deze onderneming werd uitgevoerd tegen de kardinaal: "Men kan erheen gaan of niet; als u het wil dat zal ik er met al mijn galeien naar toegaan en ik zal mijn beste krachten geven; en als u meteen naar Nikopolis wilt gaan, geef dan het bevel opdat wat u wilt zal geschieden, want anders, zal ik niet weten wat te zeggen," en de kardinaal antwoordde: "Hoor beste heer, als u de gezant van onze Heilige Vader zou zijn zoals ik nu ben en ik zou de kapitein van Bourgondië zijn zoals u nu bent wat zou u besluiten dat er zou moeten geschieden?" "Ik zou erop af gaan," zei De Wavrin, " en dit kasteel een bezoek brengen en mijn uiterste best doen, gezien de uitspraak van de Walachijse leiders dat deze plaats de Christenen veel ongerief en leed bezorgd: en of we vervolgens zouden slagen of falen, kijk naar de macht van de Walachen die 6000 man sterk is en over 2 grote bombarden beschikt, en wij hebben er toch ook een aanzienlijke macht; en er wordt gezegd dat er niet meer dan ca. 300 Turken in die vesting zijn; dus ben ik begerig om er naar toe te gaan." Hierop zei de kardinaal:
"Het is uit naam van God die ons leidt! Laten we gaan en nu vertrekken, want wij hebben hier niets te doen."
Dit besluit genomen gingen allen terug naar hun galeien en de Walachen, die de muren van het Turkse kasteel hadden doen instorten door ze te ondermijnen trokken zich terug in hun manoks, vervolgens hesen de galeien het zeil, want er stond een stevige bries."
1445-08-30

Uit de kroniek van Dracula:


De Wavrin 'Hoe de christenen van het Turkse kasteel vertrokken om het kasteel van Giurgiu te gaan belegeren. Hoofdstuk XVII.'

"Nadat de kardinaal, de heer De Wavrin en de Walachen waren vertrokken van het Turkse kasteel kwamen ze 2 dagen later aan bij het eiland Giurgiu waar zich een zeer machtige en sterke burcht zou bevinden, omgeven door 4 stenen wallen en muren met op elke hoek een zeer zware vierkante toren, waarvan de kleinste al veel groter en sterker was dan die van het Turkse kasteel en op dezelfde wijze voorzien van houten omlopen en weergangen; en ook waren er aan de kant van de rivier 2 lagere muren die zich vanaf het kasteel tot aan de rivier uitstrekten en aan het einde ervan waren ook 2 toren op gelijke wijze uitgerust als de anderen.
Toen alle christenen aan land waren gegaan, zowel de bemanning van de galeien als de Walachen, stormden de Turken, waarvan er ongeveer 300 in het kasteel waren naar buiten in hun geheel af op de Walachijse stellingen waar ze bij hun aankomst verscheiden gewonden maakten, maar uiteindelijk werden ze hardhandig teruggeslagen door deze Walachen en naar hun vesting teruggejaagd. De Wavrin hield beraad en voerde overleg met de aanvoerders van de overige galeien hoe het beste dit kasteel te naderen en aan te vallen; want bij hun landing troffen ze verschillende kleine karren op 4 wielen, waarop ze besloten om grote houten planken vast te maken welke ze op de karren, vastgemaakt met grote houten vorken laadden; en om deze karren heen bevestigden ze ook andere planken en ze duwden deze versterkte en uitgeruste karren voor zich uit, door welke ze goed werden beschermd en zo konden ze de burcht naderen, tot aan de rand van de gracht, en vanaf dat punt werden ze beschermd door kruisboogschutters, kloveniers en boogschutters tegen de verdedigers die stenen naar beneden wierpen, want wij christenen kwamen zo dichtbij hen, dat ze hun geschut of andere verdegingsmachines niet konden benutten, omdat de torens en de muren niet aan de onderkant, maar slechts van bovenaf waren verdedigd. De Walachen sloegen daarop het beleg rond het kasteel aan een zijde, en de bemanning van de galeien aan de andere zijde en daar liet De Wavrin grachten graven en wallen opwerpen achter de karren, die hen beschermden, vervolgens liet hij alle kanonnen van de galeien halen om ze in stelling te brengen tegen de barbacanes en borstweringen van de muren en de torens en op dezelfde nacht liet hij ook het grote mortier van boord van zijn galei halen en op een slede zetten en zo door middel van mankracht naar het kasteel slepen; maar om het mortier te beschermen liet hij eerst een ommanteling van planken timmeren; en men was de hele nacht druk bezig de voorbereidingen voor de beschieting te treffen tot aan het aanbreken van het ochtendgloren van de volgende dag, en hij beval de kanonniers om te recht te richten en te schieten tussen de toren en de muur. Toen daarop de dag was aangebroken en men het kasteel weer kon zien begon dit mortier met zijn werk, en de kogels waren brabantse stenen, zwaar en zacht die precies op de plek die de kapitein had aangewezen insloegen, namelijk tussen de toren en de muur en de stenen werden tot gruis verpulverd en zette een groot stuk in rook en walm, zodanig dat men een opening meende te kunnen zien tussen toren en muur; en toen het erop leek dat deze steen geheel naar beneden was gevallen begonnen de onzen luid te juichen; maar toen het stof was opgetrokken kon men tussen de toren en de muur een grote scheur zien, en men dacht dat daar de steen was gevallen, maar dat was in werkelijkheid niet gebeurd, maar ze was daarentegen terechtgekomen tegen de onderkant van de toren en de muur was onbeschadigd, want alle de 4 torens waren erg massief, meer dan 24 voeten hoog. (Deze zin nog eens nakijken, vertaling klopt niet). De christenen daarop laadden het geschut opnieuw en schoten opnieuw af op de eerste plek, waarer een steen uit de muur was gevallen en toen daarna het stof was opgetrokken bleek het een herhaling van het voorgaande, en allen zeiden dat het gat groter was geworden en zij begonnen opnieuw zo hard te juichen, dat de prins van Walachije het hoorde, die kwam vragen wat er aan de hand was en men vertelde hem, dat de bombarde van de galei wonderen verrichtte en dat er nog maar 2 of 3 schoten nodig waren om een toren te verwoesten, en toen hij dit nieuws hoorde sprong hij te paard en reed naar de plaats om met eigen ogen het schouwspel te zien, en daar toen hij het betreffende kasteel naderde zei hij, dat zijn vader het had laten bouwen en dat hij er verschillende keren binnen in was geweest en desondanks werd ook hij door de scheur beetgenomen, want toen hij deze zag was hij dezelfde mening toegedaan, dat deze schade door het mortier was toegebracht en hij verzocht om het geschut te herladen en door te gaan met de beschieting in zijn bijzijn. En hierop zei De Wavrin, voor wie het tijd was om te gaan eten, want hij had de hele dag nog niets gegeten tegen de heer van Walachije: "Ik geef mijn bombarde en mijn schutters in uw hand, en u kunt naar hartelust schieten, want ik ga nu eten op mijn galei;" en hij nam meester Regnault de Comfide met hem mee. Meteen daarna liet de vorst van Walachije het mortier opnieuw laden en schieten zoals het hem behaagde, na de inslag waarvan en het stof opgetrokken ook het hem toescheen dat deze scheur nog groter was geworden dan eerst en dat zelfs de toren begon over te helen en daarom liet hij het weer met nog meer kogels laden en weer afschieten, en elke keer weer dacht hij te zien dat de opening immer groter werd en de toren steeds verder overhelde. Hierop zei Regnault de Comfide die samen met De Wavrin dineerde tot de laatste: "Deze Walachijer gaat zo hevig tekeer met ons geschut, dat ik bang ben dat het zal springen; men moet er iemand naar toe sturen opdat men het laat afkoelen en dat hij niet meer schiet totdat u bent teruggekeerd;" maar voordat de boodschapper de prins van Walachije had kunnen bereiken, liet deze weer een schot afvuren en er sprongen 2 ijzeren banden die 2 mannen van de galei doodden, moedige en in hun vak bekwame mannen, die hevig werden beweend en beklaagd. Toen dit nieuws bekend werd aan De Wavrin en Comfide, werden ze erg kwaad, maar de gezagvoerder van de galei kalmeerde hen toen hij hen vertelde, dat er slechts 2 banden waren gesprongen en dat men daarom niet moest treuren, want hij kon ze goed repareren. Meteen na het eten gingen De Wavrin en Comfide de bombarde inspecteren, maar de heer van Walachije die naar zijn kwartieren was teruggekeerd om de 2 grote kanonnen die hij had meegebracht te laten schieten, maar zij hadden niet meer vermogen dan 3 kwartieren in hun kamer, om welke reden de steen die zij afschoten niet verder reikte dan goed een halve kwartier; en de kanonniers konden dan ook niets uitrichten tegen dit kasteel en de kogels vielen onverrichterzake op de grond. Toen de commitre van de galei van De Wavrin naar het mortier was gekomen, bond hij op de plaatsen waar de ringen eraf waren gesprongen een sterk touw eromheen, en men vuurde 2 schoten af, maar na het 2e schot sprongen ook de andere banden en een douve?, en een van de mariniers van de galei werd gedood, wat tot grote smart leidde, en daarop liet de kapitein het stuk meteen weer op de slede zetten en naar zijn galei terug slepen. Terwijl men deze bombarde naar de galei terugsleepte, deden de Turken een uitval in de richting van de Walachen, die hun artillerie bewaakten en ze doodden 3 van hen en de anderen sloegen op de vlucht, en toen vernagelden deze Turken de beste bombarde van de Walachen, deze waren echter grote sterke kerels en ze hergroepeerden zich en verjoegen de Turken; maar vervolgens probeerde een kordelier van een van de galeien, die lang in Jeruzalem had gewoond en broeder Eliah werd genoemd de nagels te verwijderen, zonder het geschut te beschadigen, wat een zeer fraaie wetenschap is; desondanks barstte de loop door zijn schuld. Toen De Wavrin echter zag dat het geschut van de Walachen het fort geen enkele schade toebrachten, regelde hij een ontmoeting met de Walachijse vorst en hij zei tegen hem: "Wij zullen dit kasteel niet kunnen veroveren door middel van onze bombarden, en afgezien van de manier waarop we het Turkse kasteel hebben veroverd zullen we dit kasteel onmogelijk kunnen innemen: en mijns inziens is het nodig dat iedereen takkenbossen maakt en zoveel hout als mogelijk aansleept en dat tegen de muur en de torens aan die zijde zo hoog mogelijk opstapelt, waar de wind opstaat en daarna de brand erin steekt om deze plaats aan de vlammen prijs te geven." De Walachen en de aanvoerders van de galeien waren het eensgezind eens met deze raadgeving, en kort daarop werd bevel gegeven dat iedereen takkenbossen en brandhout moest aanslepen naar de muren van het kasteel. Echter begon De Wavrin last te krijgen van een wond, die maar niet wilde helen en die hij had opgelopen doordat hij bij het Turkse kasteel door een steen was geraakt, maar omdat men niet tegen hem zou mopperen, dat hij zich zieker voordeed dan hij in werkelijkheid was droeg hij ook hout en hij stond niet toe dat de chirurgijns hem een pleister opdeden voordat hij bij de burcht Giurgiu was aangekomen, hoewel hij zich behoorlijk beroerd voeld, maar hij wilde erop afgaan en zich inspannen, wat de wond steeds weer deed opengaan; maar hij verklaarde constant dat de kou van de mist, die hij had opgelopen toen hij zijn wapenrusting bij het Turkse kasteel uittrok de hoofdoorzaak was van zijn pijn, echter gedurende die tijd begonnen aan twee vingers het koudvuur op te treden en zij bogen om tot in het hart van zijn handpalm, en hierom werd hij in doodzieke toestand door Regnault de Comfide naar zijn galei gebracht en hij liet zijn heelmeesters en chirurgijns komen, die toen zij waren aangekomen hem vertelden dat zij niets zouden ondernemen voordat zij de volgende ochtend zijn pis zouden hebben gezien. En daarop verzocht De Wavrin aan Regnault de Comfide of hij zijn vervanger wilde zijn en hij gaf opdracht aan alle opvarenden van de galeien om hem evenzo te gehoorzamen alsof hij het zelf was en aldus geschiedde; en deze meester Regnault bewees zich als een moedige ridder gedurende het ziekteverlof van zijn kapitein, die in die nacht vreselijk ziek werd en een jichtaanval in al zijn gewrichten kreeg en alle vingers van zijn rechterhand verkrampten tegen zijn handpalm, zijn armen en benen trokken krom en hij kon geen van zijn ledematen gebruiken en gedurende de hele tijd kon hij slechts schreeuwen vanwege de zware pijnen die hij onderging; en de heelmeesters en de chirurgijns van de galei van de kardinaal, die goede artsen in de heelkunde en chirurgie waren ondervroegen hem naar de oorzaak van zijn kwaal, waarop hij hen vertelde, dat hij deze bij het Turkse kasteel had opgelopen doordat een steen hem raakte, door de hitte, het zweet, afkoeling en de mist, op de wijze zoals reeds hierboven is verteld. Toen de ochtend aanbrak brachten de geneesheren hem grote laatkoppen aan op de schouders, op de rug en onderaan de stuit; en sneden het vlees eromheen met scheermessen en zij trokken grote bellen met bloed, welke zij op een weegschaal wogen om te weten hoeveel gram ze hadden weggehaald, en in het bizonder telt het gezegde zwaar, dat wanneer een legeraanvoerder of krijgsheer een enkele verwonding of ongemak bespeurt hij zich niet mag blootstellen aan koude, maar ervoor moet zorgen dat hij op temperatuur blijft, opdat niet een nog groter ongemak ervoor zorgt dat een heel volk, leger of land verloren gaat. En nu zal ik De Wavrin, die door zijn ziekte in grote onmacht lag met rust laten en zal ik u vertellen van Regnault de Comfide en de heer van Walachije die zoveel hout en takkenbossen verzamelden als maar kon; en ook deden hun soldaten dapper hun plicht en ze verzamelden zoveel als maar kon tegen de verdediging van de Turken; en toen het hun toescheen dat het voldoende was, werd bevel gegeven om alles in de gracht te gooien, die slechts 4 voet diep was tot deze was gevuld, en vervolgens smeet men de rest tegen een muur en een toren zo hoog als men kon; maar toen het hout werd opgestapeld zag men, dat het brandhout niet hoog genoeg reikte en werd bevolen dat iederen te hulp moest komen en meer moest halen, uitgezonderd degenen die wacht moesten staan. De Turken zagen dat men nog meer hout ging halen om de brandstapel die tegen hun muur was opgebouwd nog verder op te hogen, ongeacht de kanonnen en kulverijnen die op hun muren vuurden en slechts met ware doodsverachting slaagden ze erin vanuit de wachttorensvuurmanden aan touwen gebonden naar beneden te laten zakken op deze houtstapel, maar het was te laat, hoewel als ze vanaf het moment dat men aan de brandstapel begon te bouwen vuur naar beneden hadden gegooid, dan zou men deze plaats nooit hebben kunnen veroveren, want de hoeveelheid hout die men opstapelde zou zijn verbrand, verteerd en tot as geworden en men zou niet snel genoeg voor genoeg aanvoer hebben kunnen zorgen; maar het vuur dat toen ontstond brandde te heftig, het vuur greep om zich heen en al het hout ontvlamde, zodat de vlammen tot aan de wachttorens reikten, die eveneens vlam vatten, waardoor het vuur verder om zich heen greep en zich verspreidde in het kasteel en de torens, die met hout waren bedekt en het ging zo snel, dat het de Turken niet zinde en ze snelden naar de put om water te halen en ze spanden zich in om het vuur te blussen, en de kloveniers en de kruisboogschutters deden goed hun best om het vuur te verdedigen. De pasja die zag dat de verdediging hun niet baatte en dat zij zouden vallen en allen gepakt en gedood zouden worden onderhandelde daarop met de vorst van Walachije dat hij hen naar hun land zou laten terugkeren, dat hij hen hun levend zou laten gaan met hun schamele bezittingen, die ze in het kasteel hadden en hij smeekte hem om het vuren te staken totdat ze het vuur hadden gedoofd en hem de vesting geheel en onbeschadigd zouden overgeven. De vorst van Walachije die er hevig begeerde deze plaats in handen te krijgen zonder dat ze geheel afbrandde, nam om deze zaak veilig te stellen deze pasja en 30 van de hoogste Turken als gijzelaars, en daarop ging hij naar Regnault de Comfide die hevig op de mannen, die probeerden het vuur te blussen vuurde, en hij zei hem om hen in Gods naam te laten ophouden en stoppen, want de Turken waren bereid om hem deze plaats over te geven met uitzondering van hun persoonlijke eigendommen en hun levens, en daarom had hij de pasja en 30 Turken in gijzeling genomen, herhaaldelijk zeggend: "In Gods naam laat hen het vuur doven, opdat mijn burcht niet verloren gaat, want het is de sterkste aan de Donau en toen het vroeger in handen van de Turken was heeft het ons christenen veel overlast bezorgd, want als de Turken Walachije of Transsylvanië wilden binnenvallen, trekken ze met hun paarden over dit eiland hier en over de brug van het kasteel, die daar over de rivierarm, die in Walachije stroomt is gebouwd en zij kunnen het hele land binnenvallen en daar al hun buit opslaan, terwijl de Walachen die hen achtervolgend om hun goederen terug te winnen hen vanwege dit kasteel geen enkele schade kunnen toebrengen; maar altijd als de Turken elders dan bij dit punt de rivier oversteken, dan worden ze altijd door de Walachen tegengehouden en krijgen ze op hun donder en worden ze gedood en velen worden gevangen genomen." Toen Regnault de Comfide daarop zag hoe de zaak ervoor stond, zei hij tot de Walachijse vorst: "Ga naar de heren de kardinaal en De Wavrin om horen wat zij er van vinden en laat me dat daarna weten want volgens hun wil zal ik beslissen." Hierop gaf de vorst van Walachije zijn paard de sporen en hij snelde ijlings naar de kardinaal aan wie hij de zaak op dezelfde wijze vertelde als aan Regnault de Comfide, terwijl hij verder nog aan de kardinaal zei: "Ik zou graag deze plaats, die mijn vader ooit heeft gebouwd geheel terug willen hebben, want dan zijn de vrouwen van Walachije met hun spinrokkens bewapend reeds voldoende om Griekenland te heroveren," maar het scheen allen toe die hem aanhoorden, dat hij niet geloofde, wat hij zei, maar hiermee slechts wilde aangeven hoezeer hij wenste zijn vesting ongeschonden en heel weer terug te krijgen, want hij zei verder nog, dat er in dit kasteel geen steen was, die zijn vader niet een blok zout, dat men in Walachije uit de rotsen hakt, zoals elders de blokken uit de steengroeven, had gekost. Daarop stuurde de kardinaal bericht naar De Wavrin, die nog steeds erg ziek was en geen kracht had in zijn ledematen, maar nog wel kon praten, die desondanks heel erg blij was, toen men hem over de overgave van de vesting kon vertellen; en hij zei dat het genoegen van de kardinaal het zijne was; en daarop beval de kardinaal om het vuren te staken en de burcht over te geven aan de heer van Walachije die zeer verheugd hierover was. En toen het schieten ophield ontruimden de Turken het kasteel met hun paarden en hun bagage, want volgens de overeenkomst gesloten met de vorst van Walachije moest deze laatste hen met hun bezittingen vrij en ongedeerd over de Donau heen naar het land der Bulgaren laten gaan, waarop de vorst van Walachije aan de kardinaal verzocht om hen een vrijgeleide te geven, die hij meteen uitschreef. Gedurende deze tijd echter ging de zoon van de Walachijse prins naar De Wavrin, aan wie hij na zijn begroeting door middel van een tolk liet weten, dat hij de moed had opgevat om iets tegen de Turken te ondernemen en als hij hem wilde beloven om hem niet te beschuldigen hij hem zijn geheim zou onthullen, hetwelk De Wavrin hem ruimhartig bezwoer. En toen vertelde de tolk volgens de aanwijzingen van de zoon van de vorst van Walachije hem het volgende: "Mijn vader liet mij roepen en heeft mij gezegd, dat als ik geen wraak zou nemen op de pasja van dit kasteel Giurgiu hij mij zou verloochenen en mij niet langer als zijn zoon zou beschouwen, want deze man heeft hem verraden en hem onder vrijgeleide van de Grote Turk naar deze Grote Turk laten reizen, en hem vervolgens gevangen naar het kasteel van Gallipoli gevoerd waar hij lang werd vastgehouden met ketenen aan beide benen. En nu wil het toeval dat hij en zijn Sarassijnen hun leven en goed veilig aan mijn vader hebben overgeleverd en moet hij hen ongedeerd naar het land der Bulgaren laten reizen en ik maak mij gereed om met ongeveer 2000 Walachen op 2 mijlen van hier de rivier over te steken en in een hinderlaag op hun weg te liggen, nog voordat zij naar Nikopolis kunnen gaan, zal ik hen daar voor zijn en hen allemaal, ombrengen." Hierop sprak De Wavrin geen woord, noch afkeurend noch goedkeurend; en daarop vertrok de zoon van de Walachijse vorst om aan zijn onderneming te beginnen, en binnen 2 tot 3 uur nadat de kardinaal de vrijgeleide voor de Turken had gezegeld en deze naar De Wavrin had gestuurd opdat deze zijn zegel daaraan kon hangen, en hij antwoordde hem, dat hij niet samen met de kardinaal kon zegelen, hoewel hij de gezagvoerder van het hele leger was, maar deze vrijgeleide was door hem en de onderhandelaars beloofd. De kardinaal was tevreden met dit antwoord; en het vrijgeleide werd aan de Turken overhandigd samen met de boten om de rivier over te steken. Toen de Turken op deze wijze werden overgezet ontzadelden zij eerst hun paarden en ze legden hun zadels in een kleine boot, die voor het kasteel lag vastgemeerd, en daarna bonden ze hun paarden achterelkaar aan de staarten vast en het eerste paard werd aan deze boot vastgebonden, die werd voortgeroeid en op deze manier staken ze de rivier over en aan de paarden te zien scheen het dat de al vaak op deze wijze zou waren overgestoken; en in de andere manoks stapten de Turken met al hun bagage, maar toen ze voorbij de galein voeren keken ze de Christenen zeer vijandig en boosaardig aan; en ze hielden hun boog gespannen met de pijlen in de hand en de schilden geheven, en wekten de schijn dat bij de minste aansporing ze klaar waren om te vechten en op deze wijze staken ze de Donau over naar Bulgarije. Toen de Turken het water waren overgestoken klommen ze op hun paarden om zich uit de voeten te maken, maar ze waren nauwelijks op weg gegaan toen de zoon van de Walachijse prins hen verraste in zijn hinderlaag en hen allen ombracht, en zelf de pasja die zijn vader had verraden zoals hierboven werd verhaald werd levend gevangen en voor hem gevoerd en nadat hij hem zijn verraad onder de neus had gewreven, sloeg hij hem met eigen hand zijn hoofd af, en daarna nadat de Walachen de Turken hadden beroofd van hun buit, legden ze de naakte lijken in rijen langs de rivieroever, wat voor de bemanning van de voorbijvarende galeien een gruwelijke aanblik bood. En nu zullen we niet verder praten over de zoon van de Walachijse vorst, die het bevel van zijn vader had uitgevoerd en wij zullen het verder hebben over ons Christenen, te weten de kardinaal en de heer De Wavrin en hoe ze daarvandaan vertrokken om een kasteel aan te vallen, gelegen op de Bulgaarse oever aan de kant van de rivier genaamd Ruschiuk."
1445-09-07

Uit de kroniek van Dracula:


De Wavrin:
'Hoe de Turken het kasteel en het dorp Ruschiuk in brand staken toen zij de christelijke galeien zagen naderen.' Hoofdstuk XVIII.

"Nadat het kasteel Giurgiu door de Christenen was veroverd en in handen van de vorst van Walachije was overgegeven, waarover hij rechtens kon beschikken, was deze heer der Walachen dolgelukkig met dit avontuur en hij liet de kardinaal en de heer De Wavrin weten dat op de weg naar Nikopolis aan de oever van de rivier een turkse vesting lag in het land der Bulgaren genaamd Ruschiuk hetwelk nogal leek op het Turkse Kasteel en omdat de rivier in de omgeving van dit kasteel recht stroomde staken de Turken daar heel vaak over naar Walachije waar ze veel onheil aanrichtten, en nog veel meer schade zouden kunnen veroorzaken als men hun met rust liet om hun terechtgestelde soldaten te wreken; en hij smeekte en bad uit naam van God met zachte stem om daar naar toe te gaan en met alle macht aan te vallen, want in dit geval zou het een makkie moeten wezen, zeggende dat hij zeker nieuws had ontvangen dat de Hongaren met een grote troepenmacht oprukten en dat deze reeds bij Nikopolis waren gelegerd. Dit nieuws liet de kardinaal doorgeven aan De Wavrin, die door zijn ernstige ziekte zwaar bedlegerig was en deze antwoordde dat hij hem niet kon helpen en hij liet de beslissing geheel aan de kardinaal, aan de prins van Walachije en aan meester Regnault de Comfide zijn plaatsvervanger in deze kwestie over; maar hij voegde er bovendien aan toe dat als deze vesting minder sterk zou blijken te zijn dan Giurgiu het hem het beste leek om ze aan te vallen, maar hij verzocht en drong aan bij de kardinaal om de met de Hongaren afgesproken ontmoetingsdag nl Nostre Dame de Septembre bij Nikopolis niet te vergeten en dat niets er toe mocht leiden dat hij zijn belofte, die hij had bezworen en gezegeld niet kon nakomen. Van Giurgiu naar Ruschiuk was ongeveer 6 mijlen, en met een gunstige wind in de zeilen zou men er spoedig kunnen aankomen, maar roeiend deed men er anderhalve dag over. Daarop liet de kardinaal de ankers en de zeilen hijsen en koers zetten naar Ruschiuk, welks kasteel men door de gunstig wind in minder dan twee uren bereikte; maar de Turken zagen de galeien aankomen en ze waren reeds op de hoogte van het lot van de vestingen van Turtucaia en Giurgiu, dat deze waren veroverd en alle Sarassijnen waren gedood en zij waren doodsbang voor de Christenen, en daarom staken ze toen ze de galeien zagen naderen uit vrees om gevangen genomen te worden het kasteel en het hele dorp in brand en sloegen vervolgens op de vlucht, en de ankers van de galeien werden uitgeworpen om er de resterende dag en de daaropvolgende nacht door te brengen voor het brandende kasteel en dorp. Het nieuws over hoe onze mensen de heidenen versloegen ging als een lopend vuur door de omgeving en de Christenen, die op de andere oever in Bulgarije woonden, overlegden toen dit hen ter ore kwam met elkaar en ze besloten, dat ze niet langer onder het turkse juk wilden leven en ze laadden al hun bezittingen, vrouwen en kinderen op karren en wagens en ze voerden al hun vee en huisdieren mee om naar de heer van Walachije en de aanvoerders van de galeien te gaan, omdat deze mensen in hun ogen in staat waren om weerstand tegen de daar gelegerde Turken te bieden: en deze bulgaarse christenen stelden de heer van Walachije en de kardinaal op de hoogte van hun komst, hen smekend ter ere van God om hen te willen ontvangen. Maar de Turken, die begrepen dat de bulgaarse christenen in opstand waren gekomen zaten hen achterna, ongeveer 800 tot 1000 man en zij vielen hen aan ongeveer een landmijl van Ruschiuk vandaan, waar zij hen op een berg belegerden; waarop de heer van Walachije die de zaak wilde uitzoeken zijn ruiters de rivier liet oversteken en hij stuurde ongeveer 4000 man erop af om de belegerden te hulp te schieten, hetgeen de Turken niet verwachtten, en toen zij deze grote troepenmacht zagen naderen gingen ze er zo snel mogelijk vandoor, en de Bulgaren liepen over naar de vorst van Walachije en zij smeekten hem nederig of hij hen wilde helpen om de Donau over te steken en hen land en ruimte in zijn vorstendom ter beschikking wilde stellen waar ze konden wonen. Waarop de vorst van Walachije die over een groot en uitgestrekt en in sommigen gouwen dunbevolkt land regeerde hun verzoek inwilligde en hen grootmoedig opnam als zijn onderdanen en hen naar Ruschiuk meenam. Daarop verzocht de vorst van Walachije aan de kardinaal en De Wavrin of ze wilden meehelpen bij de oversteek van deze bulgaarse christenen over de Donau naar zijn land om hen zo uit hun ellende te bevrijden. En het duurde drie dagen en nachten voor ze allen waren overgezet, want het waren in totaal wel ruim 12.000 mensen, mannen, vrouwen en kinderen buiten hun bagage en vee en sommigen die hen zagen zeiden dat ze hen aan zigeuners(egyptenaren) deden denken. En toen ze allemaal het water waren overgestoken toonde de prins van Walachije zich erg verheugd bij de verovering van zoveel volk en hij zei dat de bulgaarse natie erg veel moedige mannen telde en hij dankte de kardinaal en De Wavrin uitvoerig voor het vele goede dat ze hem tot dan toe hadden geschonken, zeggende vele malen, dat al zou het aanwezige leger van onze heilige vader en van de Hertog van Bourgondië niets anders hebben tot stand gebracht dan het redden van 11.000 tot 12.000 Christenzielen, en hun lichamen hebben bevrijd uit de slavernij en de klauwen van de Sarassijnen het in zijn ogen al een grote geslaagde operatie was geweest. Daarop werd door de kardinaal en de heer van Walachije besloten dat men de volgende ochtend bij het aanbreken van de dag naar Nikopolis zou vertrekken, en het geschiedde zoals besloten en de galeien deden er 5 dagen over om deze plaats te bereiken, waar de Turken die reeds van hun komst op de hoogte waren buiten de stad op een zanderige vlakte vele kanonnen en bombarden hadden opgesteld, waarvoor de troepen op de galeien een heilig ontzag koesterden; want hun schepen konden ten offer vallen aan dit geschut. En toen de galeien voorbij voeren was het een vreselijk kabaal om het gedonder van het geschut van de ene naar de andere oever te horen, want hier beheersten de Turken de rivier aan weerszijden ; maar door de Genade van God konden de galeien zonder al te veel averij passeren, uitgezonderd drie die geraakt werden, maar gelukkig niet op gevaarlijke plekken. De bemanning van de galeien van hun kant schoten hun tuig af tegen de vijand en lieten de trompetten en klaroenen schallen toen ze voorbij de stad Nikopolis voeren, waar de Hongaren reeds waren gelegerd en ze gingen voor ankeren voor een grote ronde toren omgeven door muren "en maniere brayes"? welke toren zich bevond op de oever van de rivier en wel op Walachijs gebied. De stad van Nikopolis is lang en rechthoekig, gelegen op een berg, met een sterke vesting erboven, en aan twee kanten van de stad zij twee grote wallen, die zich vanaf het kasteel tot aan de oever uitstrekken, welke muren zijn voorzien van grote ronde torens, en aan de zijde van de rivier was er slechts een grote houten palissade, die deze twee stenen wallen met elkaar verbond. En daar lagen 6 galeien of galliotes, die de Turken in het water hadden verzonken tegen de palissademuur zodat men slechts de dekken erboven uit zag steken. En gedurende de nacht toen de galeien bij Nikopolis aankwamen berichtte de vorst van Walachije aan de kardinaal en De Wavrin, dat de hongaarse edelen met talrijke troepen in aantocht waren, en dat ze over twee dagen zouden aankomen. De Wavrin was erg blij dat hij er eerder was aangekomen dan de Hongaren, gezien het feit dat het reeds de 4e dag na Nostre Dame de Septembre was en de volgende dag na het diner kwam meester Pedro Vazquez aan, die zich beijverde om de Hongaarse heren eerst in hun wapenrusting naar De wavrin zijn kapitein te brengen, welke hij in zo'n smartelijke toestand aantrof dat hij er diep door werd getroffen, zeggende dat deze kwaal zeer ongelegen kwam, want de hongaarse heren wilden hem feestelijk en met veel eerbewijzen ontvangen en onthalen. En meteen nadat Pedro Vazquez zijn kapitein verslag had gedaan van zijn verrichtingen in Hongarije zei hij tot hem: "Messire ga zo snel als u kunt naar monseigneur de kardinaal, want ik twijfel er niet aan dat hij er ontevreden over is, dat u niet het eerste naar hem bent toegegaan." En meteen daarop vertrok meester Pedro naar de kardinaal die hem blij ontving en hem vroeg: "Wanneer komen de hongaarse heren?" en meester Pedro antwoordde: "In 2 dagen tijd zullen zij hier op z'n laatst zijn." Daarop bezocht ook de heer van Walachije De Wavrin en hij sprak zijn medeleven uit met diens ziekte, zeggende dat het noodlot hem kwaad gezind was en dat de hongaarse heren, toen zij hiervan hoorden er erg treurig om waren, en hij vervolgde: "Ziet u niet die grote ronde toren daar voor Nikopolis, welke de Turken in handen hebben, maar die op mijn grondgebied is gelegen, en door welke ze mij groot ongerief bezorgen en ik smeek u om mij te helpen totdat zij is veroverd of verwoest." Waarop De Wavrin antwoordde: "U ziet dat ik geen vin kan verroeren om u te helpen; gaat naar monseigneur de kardinaal en ik zal met u meesturen Pedro Vasquez en Regnault de Comfide, beide wijze en ervaren krijgslieden en beslis samen met de kardinaal en hen over het aanvalsplan: met mijn lichaam kan ik u niet steunen maar verder zal ik u met al het mogelijke steunen." Daarop ging de prins van Walachije naar de kardinaal samen met de 2 dappere ridders Pedro Vasquez en Regnault de Comfide, die De Wavrin uit zijn naam stuurde. En zij kwamen overeen om de toren geheel rondom te belegeren, zowel van de landzijde door de Walachen en op de rivier door de galeien en men legde een grote ijver aan de dag om deze toren te benaderen, zo dicht als men maar kon. De Turken gelegerd in Nikopolis waren benauwd toen ze bemerkten dat de Christenen de toren gingen belegeren en aanvallen, en zij lieten 's-nachts een kleine galioot te water, met een flink aantal roeiers en zij laadden het vol met voorraad en geschut. Die nacht was er een dikke mist en bij het aanbreken van de dag was deze galioot, een licht scheepje vertrokken uit Nikopolis en het leek wel of ze over het water vloog terwijl ze voorbij de galeien voer: zij die haar zagen stonden haastig op en probeerden haar te naderen, maar de gleed reeds de poort van de toren, die in het water was binnen en de bezetting van de toren verdedigden haar door stenen te werpen en te schieten en onze galeien die haar reeds dicht waren genaderd moesten onverrichterzake weer omkeren, maar het bevel werd gegeven om de doorgang te bewaken door een van de galeien, opdat ze als ze terug wilde varen ze werd tegengehouden. De toren werd aldus belegerd en benaderd tot aan de fausse- brayes, die eromheen lagen. De vorst van Walachije had zijn mortieren meegenomen en vuurde onafgebroken op de toren, maar zij richtten geen enkele schade aan, behalve wat schampschoten aan de bedekking, welke zij grotendeels raakten, en gedurende deze beschieting kwam de gouverneur van de zoon van de Walachijse prins, die een zeer eerwaardige man was, en wel meer dan 80 jaar oud was bij De Wavrin op bezoek en hij vertelde hem: "dat het nu wel ruim vijftig jaar geleden is geweest, dat de koning van Hongarije en hertog Jan van Bourgondië in beleg voor deze stad Nikopolis, die men daar kan zien lagen en minder dan 3 mijlen daarvandaan leverden ze slag: als u in staat bent op te staan en naar het venster te komen dan kan ik u de plek tonen waar het beleg was." En daarop hulde De Wavrin zich in een nachthemd en hij liet zich naar het venster dragen en de gouverneur zei tegen hem: "Kijk daar lagen de koning van Hongarije en de Hongaren; daar verderop de Connetable van Frankrijk; en daar bevond zich hertog Jan," die een grote ronde toren belegerde, welke zoals hij vertelde door hertog Jan was ondermijnd en alles was in gereedheid gebracht om de brand erin te steken op die dag toen het nieuws over de veldslag binnenkwam, verder vertelde hij dat hij toen in dienst was van de heer De Coucy, die gedurende die tijd als vrijwilligers Walachijse edelen in zijn dienst had, die het land der Turken op hun duimpje kenden. En de gouverneur gaf hoog op van de heer De Coucy, die naar hij vertelde op de dag voor de veldslag wel 6000 Turken in de pan had gehakt, die erop uit waren getrokken met de bedoeling om de christelijke fourageurs te verrassen; en om kort te gaan vertelde hij aan De Wavrin alles over de veldslag en hoe hij door de Turken was gevangen genomen en als slaaf aan de Genuezen was verkocht, waar hij de talen die hij sprak had geleerd. En terwijl hij hem geduldig aanhoorde en naar alles keek wat deze gouverneur hem aanwees en verklaarde, onderwijl dat deze Walachijer tot hem sprak hoorde hij het geroep van de galeien: "Kijk daar komen de Hongaren aan," waarop de Walachijer afscheid nam van De Wavrin om naar zijn heer terug te gaan, die naar de Hongaarse heren toe moest gaan. Toen de Hongaarse legeraanvoerders waren aangekomen en hun tenten langs de oever hadden opgezet, stapte Johan Hunyadi, voivode van Hongarije meteen nadat hij van zijn paard was gestegen in een boot om De Wavrin te bezoeken terwijl hij zijn gehele wapenrusting aanhad volgens de hongaarse mode samen met Pedro Vasquez en omdat zijn harnas zo omvangrijk was kon hij de kajuit van De Wavrin niet binnentreden; en hij vertrok daarop om zijn opwachting bij de kardinaal te maken, zeggende dat hij naar de kapitein zou terugkeren als hij zijn uitrusting had afgelegd, wat hij daarna ook deed en toen hij zijn kajuit betrad toonde hij grote blijken van medeleven met zijn ziekte en hoe zeer het hem deed om hem zo te zien lijden, en nadat hij hem goed had bekeken en zijn ledematen had betast liet hij hem door zijn tolk, die heel goed frans sprak weten dat hij hem wilde versterken, want hij had al vaker mensen gezien die aan een dergelijke kwaal leden en die daarna weer geheel waren hersteld. Wanneer deze heren zich maakten een ruimte tezamen ontworpen door zijn raad, Pedro Vasquez liet de apotheker van zijn meester halen, wiens galei goed was voorzien van grote zakken groene gember, pillen, kruiden, specerijen en verschillende drogeermiddelen en hij liet hem een papje maken die de voivode hem bracht samen met een goede malvezij om te koken: en daarna nam de voivode een gemberwortel en hij gaf dit aan de kapitein en hij verzocht hem op dit op te eten uit liefde voor hem; hetwelk de kapitein deed hoewel hij vreesde dat dit hem meer kwaad dan goed zou doen; maar hij durfde niet te weigeren, en hij deed hem daarmede een plezier; en toen de voivode zag dat De Wavrin zelfs zijn handen niet kon optillen stak hij het hem in zijn mond om te kauwen: en nadat hij ervan had gegeten vroeg de voivode om de malvezij op te drinken, waar hij eigenlijk geen zin in had, wat het bezorgde hem altijd klachten: en nadat hij had gedronken zei de voivode tegen hem dat groene gember en malvezij erg goed waren en dat hij het hem daarom had gegeven. Daarop nam hij afscheid en keerde hij naar zijn kamp terug en hij besloot samen met de vorst van Walachije om zich tot het uiterste in te spannen om de bovenvermelde toren aan te vallen en te veroveren net als met de andere vestingen was gebeurd; en men sleepte grote hoeveelheden takkenbossen aan die werden in de fausse-brayes werden gegooid samen met nog veel ander hout tot de gewenste hoogte, waartegen de Turken zich niet konden verweren, want de christelijke kloveniers en de kruisboogschutters maakten het de Turken onmogelijk om zich op de barbacans te vertonen, zodat ze niet konden verhinderen dat men het rond de toren opgestapelde hout in brand stak.
En toen het vuur overal rondom brandde, wat kon omdat de toren rond was, lekten de vlammen slechts aan de buitenmuren van de toren zonder enige schade toe te brengen aan de mensen daarbinnen, want het sloeg niet over naar de binnenzijde, waarop men inzag dat de toren niet op deze manier konden worden genomen.
Toen de hongaarse en walachijse legeraanvoerders dit zagen besloten ze eensluidend om de brayes die om de toren heen lagen te ondermijnen, en ze begonnen zoals besloten met de werkzaamheden, hopende dat de bezetting van de toren als ze hun brayes zouden zien bezwijken zich zouden overgeven, maar dat deden ze echter niet, want ze toonden zich even hoogmoedig als voorheen en ze lieten zien, dat de Turken met een grote legermacht in Nikopolis waren gelegerd. Toen onze christelijke heren bemerkten dat het nog heel lang zou gaan duren voor ze deze toren konden innemen, men schatte dat het wel 2 weken kon duren, en St.Michiel naderde dat de tijd drong om de rivier over te steken wilde men dit jaar nog oorlog tegen de Turken kunnen voeren, besloot men eenstemmig om vandaar te vertrekken en stroomopwaarts te reizen tot de plaats waar een rivier uit Transsylvanië zich in de Donau stortte en op welke rivier de voivode veel boten had verzameld om zijn troepen en bagage over te zetten. De volgende ochtend dus na deze beslissing lichtten de galeien de ankers en hesen ze de zeilen en voeren verder stroomopwaarts, en de Hongaren en de Walachen volgden met hun troepenmacht op de rechteroever en de Turken op de andere oever spanden zich met 5 bataljons hevig in en hadden een grotere troepenmacht dan de christenen; en toen de nacht was gevallen sloegen de Hongaren en Walachen tegenover hen op de andere oever hun kamp op in grote grasvlaktes (prairies) langs de rivier, waar ze hun paarden lieten grazen; en de Turken legerden tegenover hen op de tegenoverliggende oever; maar toen het vesper was aangebroken, zoals men zegt het uur tussen hond en wolf, op het uur dat men de pardons? luidt in Frankrijk, begonnen de Hongaren en de Walachen, die hun paarden op de grasvlakten hadden losgelaten om daar te grazen en waar zij hun kamp hadden opgeslagen samen luidkeels en angstaanjagend te schreeuwen en het leek wel of te Turken hen hadden overvallen, en daarom riepen de mannen op te galeien toen ze dit gekrijs hoorden te wapen en allen gingen aan land, want ze lagen dicht aan de oever. En in verband met deze zaak hadden de walachijse en hongaarse bevelhebbers enkele van hun mensen bevel gegeven dit geschreeuw bekend te maken en uit te leggen aan de bemanning van de galeien, die meteen naar de galeien waren vertrokken, maar ze waren er nog niet aangekomen toen het lawaai losbrak en ze riepen reeds uit de verte:
"Er is niets aan de hand, het is niets"; en toen ze waren aangekomen legden ze uit dat de Hongaren en Walachen de galeibemanningen lieten weten, dat ze zich vanwege het geschreeuw geen zorgen hoefden te maken, want dit kabaal diende er slechts voor om de paarden die ze in de buurt lieten weiden gerust te stellen opdat ze er niet van door zouden gaan; en het was meestal dat de Turken bij voorkeur rond dit uur de Christenen aanvielen als ze daartoe in staat waren, en daarom droegen ze voortdurend hun wapens bij zich in het kamp en bij het vallen van de avond schreeuwden ze drie maal en ze deden hetzelfde bij de komst van de dageraad. En toen De Wavrin hen daarop vroeg: "en als er nu eens een Turkse aanval komt tijdens dit uur, hoe weten we dan of u schreeuwt om onze verdediging of om u paarden te kalmeren?" antwoordden zij: "Als u het geschal van de trompetten en het tromgeroffel hoort samen met nog luider geschreeuw dan op dit ogenblik." De galeien voeren 6 dagen verder naar de plek, waar de andere rivier uit Transsylvanië zich bij de Donau voegde en elke nacht legerden de Hongaren en Walachen op de grasvlakten aan ene rivieroever en de Turken deden hetzelfde recht tegenover hen, maar deze Turken legden iedere nacht verbazingwekkend grote kampvuren aan, zodat men de hele rivier over wel van een mijl lengte was verlicht, en de indruk werd gewekt dat er 's-nachts veel meer mensen waren dan ze in werkelijkheid telden; en daarom ging Regnault de Comfide naar zijn aanvoerder en hij zei tegen hem: "we zouden nergens voor deugen als we de Turken niet op een nacht uit hun dromen wekken. "En hoe had u zich dat voorgesteld? vroeg De Wavrin, "Ik zal het u zeggen, mijnheer." antwoordde meester Regnault, "Als u van de kardinaal de 3 barken die op zijn galei zijn tot u beschikking kunt krijgen met zijn 2 trompetten, dan nemen we ze samen met de 5 barken van uw galei en we zetten in elk van hen 2 handgeweren en een goede klovenier, en ook in elke bark een trompetter en 6 cultiveres? of galeiers om te roeien; het is bij nacht en ontij, en dan varen we tot aan de oever waar hun vuren branden en daar zal ik gaan tot steun, het water volgen langs de oever met een bark die slecht een roeispaan nodig heeft om recht te varen, en als ik weet dat ik slechts op een afstand van 2 tot 3 pijlschoten ben verwijderd dan laat ik op dezelfde wijze een andere komen en vervolgens zo alle anderen; en als de eerste boot de kampvuren en het kamp van de Turken dicht genoeg genaderd is dan laat ik het geschut afschieten, de trompetten blazen en een groot geschreeuw aanheffen en hetzelfde zullen de mannen in de overige barken doen vanaf de plek waar ze zich bevinden totdat ze zich bij de eerste hebben gevoegd en als de Turken dit kabaal horen zullen ze denken dat alle christenen zijn geland voor de aanval en volgens mij doen deze Turkse boeven het in hun broek van angst." De kapitein ging hiermee akkoord en hij liet de kardinaal om 3 barken en zijn trompetten vragen, die deze gaarne stuurde toen hij de reden van het verzoek had vernomen. En verder zei De Wavrin tegen Regnault de Comfide: "Om verder uw ondernemen te doen slagen stel ik voor dat 3 of 4 van mijn galeien tegelijk het anker lichten, en nogal ruim uit elkaar langs de oever opvaren waar de barken langs de Turkse legerplaats moeten varen en als men vanaf de barken het geschut afvuurt, schreeuwt en trompettert moet er vanaf de schepen ook heel had geschreeuwd worden ter aanmoediging, opdat door nog meer lawaai de schrik nog groter wordt." En zo werd dit plan verder uitgewerkt en rond middernacht tot uitvoer gebracht en de Hongaren en Walachen werden van te voren gewaarschuwd opdat ze niet bang zouden worden: en allen die in de roeiboten waren en op de galeien schreeuwden zo hard als ze konden, schoten en trompetterden naar hartelust en deze vreselijke herrie duurde wel een kwartier en na verloop van tijd kon men zien hoe de Turkse kampvuren lager gingen branden en vervolgens doofden, en daaruit begreep men dat de Turken waren gevlucht. En ook waagden zich verscheidene Hongaren en Walachen die zich daar als slaven van de Sarassijnen bevonden en die konden zwemmen het water in en ze zwommen de rivier over; en toen ze bij het legerkamp van de Christenen aankwamen vertelden ze dat alle Turken waren gevlucht en nog meer goed nieuws, dat dezen hun bepakking en bezit hadden achtergelaten, en nadat er 200 tot 300 man aan land waren gegaan vonden ze daar een flinke buit. De volgende dag in de ochtend brak men op en toen men verder de rivier op voer zag men noch paarden noch Turken op de oever in tegenstelling tot de voorgaande dagen, en pas 4 uur na het noenmaal doken ze weer op en stelden ze zich in slagorde op bij een versmalling van de rivier waar ze kanonnen en slangen hadden opgesteld die ze op de galeien afvuurden, maar alle Christenen, zowel aan boord als te land joelden en schaterden luidkeels in hun richting als teken van hun geringschatting voor hun lafhartige vlucht in de nacht. En op de avond voor St.Michiel kwamen de galeien aan bij de ingang van de riviermonding van vermelde rivier van Transsylvanië naar de Donau en daar waren de Hongaarse boten, waarvan we reeds eerder melding hadden gemaakt en die daar waren verzameld voor de oversteek van het leger. Ten westen van de Donau gericht tegen de Turken, lag op de oever een kleine stad geheel vervallen en verwoest sinds de dagen dat keizer Sigismund van Duitsland en hertog Jan van Bourgondië slag leverden bij Nikopolis tegen de Turken. Onze Christenen gingen dus daar naar toe en zij besloten gezamelijk dat de boogschutters, kruisboogschutters, kanonniers en kloveniers van de galeien samen met hun wapentuig en uitrusting zich in deze verwoeste stad zouden verschansen, want er waren nog genoeg stukken vestingmuren overeind blijven staan, en vandaar schoten ze nadat ze hun geschut in stelling hadden gebracht op de Turken opdat de Hongaren en Walachen de oversteek konden maken, die naar mate ze overstaken zich tegen deze plaats versterkten, immer lieden van de trait? eerste: en het duurde 2 dagen en nachten om over te steken en toen ze allemaal aan de overkant waren stelden ze zich in goede slagorde op en toen de optrokken tegen de Turken, hun vijanden die ongeveer 2 franse mijlen van hen af lagen, ging de voivode van Hongarije zelf met ongeveer 12 goed gewapende ruiters het terrein tussen de 2 legers verkennen om er achter te komen hoe de Turken zich hadden opgesteld en hoe hun verdediging was. Deze Turken echter toen ze zagen dat de Hongaren en de Walachen samen met de Christenen van de galeien gereed en goed voorbereid waren om met hen slag te leveren, begonnen zonder tekenen van angst hen geruisloos de rug toe te keren en zich verder in hun land terug te trekken: en omdat ze verwachtten dat de Christenen hen zouden achtervolgen staken ze alles op hun weg in brand, dorpen en voedselvoorraden; en toen de voivode van Hongarije zich terdege had vergewist van de handelswijze van de Turken keerde hij naar zijn troepen terug en gaf hij bevel dat men weer terug de rivier overstak, want hij zag wel in dat men niets kon verrichten, daarna ging hij naar de kardinaal en De Wavrin aan wie hij verklaarde: "Ik heb mij gekweten van mijn taak volgens mijn gezegelde belofte en hiermee verklaar ik de kapitein-generaal van de hertog van Bourgondië ook ontheven van de afgesproken verplichtingen: we zijn de Donau overgestoken en we hebben ons bereid getoond slag te leveren tegen de Turken, die echter ervandoor zijn gegaan alles op onze weg verbrandend voor het geval we ze zouden achtervolgen, wat wij nu dus ook niet kunnen doen, want ik heb niet genoeg leeftocht voor meer dan 2 dagen bij mij en ik weet maar al te goed, dat als ik ze achtervolg ze voor mij uit blijven vluchten om mij diep in hun land te lokken om mij dan bij een gunstige gelegenheid aan te vallen en wel zodanig dat ik mij slechts met groot gevaar en veel moeite zal kunnen terugtrekken. Ik hoef maar aan de slag bij Warna vorig jaar te denken, toen wij onze koning met heel veel edelen hebben verloren en aan het volk van Hongarije, over wiens koninkrijk, adel en volk ik tegenwoordig belast ben met het bestuur, dat ik niet nog meer in gevaar wil brengen, want het zal me diep berouwen als het koninkrijk zal vergaan; en het is nodig om de Turken met list en venijn te bestrijden als men ze wil overwinnen, want het zijn sluwe lieden." Toen de kardinaal en De Wavrin deze woorden hoorden waren ze erg teneergeslagen en ze vroegen aan de voivode van Hongarije wat hij dacht dat ze beste konden doen en of er niet ergens verder op de rivier een goede stad of eiland was waar ze hun galeien veilig konden blijven tot de lente: waarop hij hen antwoordde, dat er niets was, geen stad of kasteel waar hun galeien veilig zouden zijn, want als de rivier zou bevriezen, dan zou een grote Turkse troepenmacht ze komen verbranden, en omdat St.Remigius (1-10-1445) reeds was geweest en het seizoen naderde dat de rivier gewoonlijk dichtvroor; en hij raadde hen aan zo snel als mogelijk was terug te keren, want zoals hij zei, dat ze deze rivier maar beter achter zich konden hebben als hij begon dicht te vriezen, en de eerste tekenen van de vorst kon men al aan de oevers waarnemen. Daarop namen de kardinaal en De Wavrin die hiertegen niets wisten in te brengen afscheid van de Hongaarse en Walachijse heren, geërgerd en vol spijt, dat ze niet meer hadden kunnen volbrengen en omdat ze de grote kou vreesden voeren ze zo snel mogelijk de rivier weer af en kwamen weer uit in de Grote Zee en keerden ze terug naar Constantinopel..."
1445-10/12

Vlad Dracul bericht aan Brashov, dat de Donauvestingen heroverd zijn en verzoekt om wapens om de vesting uit te rusten en geeft geloofsbrief mee aan zijn dienaar Dragomir


1446
1446
Brief van Dracul. Deze brief is ongedateerd,
"Het garnizoen van het kasteel Bran had een inwoner van Tirgoviste genaamd Zanvel gevangen, gedood en beroofd van alles wat hij bezat, nl. 250 florijnen, 500 perpers, zijn zwaard, een gouden ring, wollen kleding uit Ieperen en een beurs met 300 aspers, en dat in een tijd, dat de kooplieden van Brashov zich vrij in Walachije konden bewegen. De prins verlangde van de bestuurders van Brashov, dat ze deze goederen teruggaven en de misdadiger uitleverden, anders zou hij persoonlijk wraak nemen op de inwoners van Brashov en het garnizoen van het kasteel. De brief van de prins bevat ook het gebruikelijke verwijt dat hij hen altijd tegen de Turken heeft verdedigd en hij voegt eraan toe: "Ik heb hen het hoofd geboden en ik heb mijn vermogen en geluk opgeofferd opdat u geen enkel kwaad zou geschieden. Hiernaast heb ik mij er altijd toe gezet en er aan gedacht om jegens mijn heer de koning oprecht te zijn. Maar u draagt mij alleen maar een slecht hart toe..."
De vorst vatte in het kort de situatie samen en lichtte zijn politieke standpunt toe, toen hij vervolgens schreef: "Ook vraag ik u, opdat u mij begrijpt, hoe ik ook mijn zoontjes heb laten afslachten (heb prijsgegeven aan het zwaard van de beul) voor de vrede van de Christenheid en opdat ik en mijn land onder de heerschappij van de koning blijven; en ik heb mij naast u geschaard zodat mijn armen het goed bij u zullen hebben en uw en onze onderdanen ook in vrijheid hun brood kunnen verdienen zowel hier bij mij als daar bij u. Nu echter bemerk ik, dat mijn armen niet vrij hen brood kunnen verdienen, waaraan de burchtheer schuld heeft, die hen berooft en onwettig het vel over de oren haalt. Zeg mij toch eens: waarom vernietigt u mijn armen op deze wijze?
Ben ik dan ook niet in staat om mijn armen recht te doen? Ik vraag u echter als vrienden onder elkaar, om die burchtheer daar te zeggen, als u inderdaad mijn vrienden bent, opdat hem geraden wordt, opdat God mij niet zal doen vervreemden van mijn heer de koning en de Heilige Kroon, want dat is niet mijn verlangen..."


1447
1447-07-13
Szecseny Janos Hunyadi beveelt Brashov om de uit Walachije gevluchte troonpretendent Vladislav gastvrij op te nemen

"Johannes van Hunyad, bestuurder van het koninkrijk Hongarije enz.
Aanzienlijke mannen, onze beminde vrienden. Het is zo dat die Ladislaus de Walachijer, onze naaste, met al zijn zaken en goederen de bedoeling heeft zich naar het koninkrijk Hongarije te begeven en te zorgen dat hij samenkomt/wordt ingehuurd. Daarom vragen wij uwe vriendschappen bij deze dat u, nadat u deze [brief] gehad heeft, zodra dezelfde Ladislaus met zijn zaken van dien aard in uw midden zal zijn aangekomen, voor het verblijf van dezelfde een huis in uw stad wilt geven en aan dezelfde hulp wilt verlenen en aan hem ondersteuning wilt schenken naargelang de redelijkheid en uw voorzieningen, wegens de aanblik van ons bijzonder welbehagen.
Deze [brief] nu hebben wij laten tekenen met onze geheime zegelring vanwege de afwezigheid van ons kanselier en ons zegel. Gegeven in Szecseny op het feest van de H. Maagd Margareta in het jaar des Heren 1447.
Achterop: Aan de aanzienlijke mannen rechters, gezworenen en overige burgers van de stad Brashov, onze te eren vrienden. Graaf Balint in Dellendorff.
<
1447-11-10
"Wij Johannes van Hunyad, bestuurder van het koninkrijk Hongarije enz, geven te kennen dat wij de zaak, die de uitstekende Justh van Kosso, aanvoerder van het kamp genoemd Wegles tegen de zorgzame mannen Oswald en Michael van Olczna burgers van de stad Sibiu, over het voorval van de zetels van de belastingen Selk en Megyes, elders/op een andere tijd, vroeger in het jaar des Heren 1438 voortkomend, op de eerstkomende vrijdag voor het feest van de H. Belijder Martinus in aanwezigheid van ons aanhangig heeft gemaakt, hebben verdaagd naar de octaaf van de komende Driekonigen, vanwege de inval van het leger dat tegen de goddeloze Vlad de Walachijse voivode op de been is gebracht, in dezelfde staat en in tegenwoordigheid van alle heren prelaten, baronnen en rijksedelen, in dier voege dat de genoemde partijen tijdens diezelfde octaef door tussenkomst van de kracht van deze [brief] in tegenwoordigheid van al dezelfde hereb prelaten en rijksbaronnen zonder uitstel moeten en gehouden zijn te verschijnen en de twist over het voorafgaande te hernemen. Als echter enige partij niet verschenen zal zijn, zal hij op die grond in zijn procesvoering worden veroordeeld.
Gegeven te Segesvar, op de dag voor het feest van de H. Belijder Martinus, in het jaar des Heren 1447.
Achterop: uitstelzaken in het algemeen. Procureur Augustinus van Palotha met Saag Transsylvanië.
1447-11-23/12-10
maandag Janos Hunyadi vraagt Brashov een wapenrusting en 8 helmen in verband met zijn geplande actie tegen Vlad Dracul

illustratie, © Wanita Resida 2006

Uit de kroniek van Dracula:



"In onze tijd waren er onder de Walachen twee facties, de een van de Dani en de ander van de Draguli, maar omdat deze veel minder sterk waren dan de Dani en hen op elke wijzen wilde overwinnen riepen ze de Turken om hen te komen helpen, en met hulp van hun legers vernietigden ze de Dani en roeiden hen uit. In onze tijd regeerde in Walachije Dragula, van veelzijdige (geslepen, wispelturig) en onbestendige (veranderlijke) karakter (neiging, hart), welke toen hij naar de Turken overliep. De Dani echter kregen steun van Jan Hunyadi, die Hongarije bestuurde, maar deze heeft niet onder hen weer een geïnstalleerd, maar won voor zichzelf de glorie en rijkdom, als een welke de bodem van de Dani ontrukte aan de macht van de Turken, het bezette, en het als eeuwig bezit aan zich toetrok voor zichzelf en zijn erfgenamen

De Hongaarse verklaringen voor de moord op Dracul: "....en wel zodanige wederwaardigheden en wraakactie tegen genoemde Vlad, vanwege hem, toen zij in botsing kwamen, tijdens de noodlottige onderneming tegen de Turken bij Warna, hem op de vlucht onderschepte, door de zijnen gevangen liet nemen, hem weer vrijliet en met bewijzen van erkentelijkheid wegzond.


[...] De prins, of zoals men gemeenlijk zegt de voivode van Walachije, zich Vlad liet noemen, of op andere wijze Drakula heeft vorige zomer (1446/1447) zijn wapens gevoegd bij die van de Turken als gevolg van een bondgenootschap dat hij met hen sloot, en hij heeft een zeer groot aantal christenen, ongeveer 4000 mensen teruggestuurd in de slavernij, waaruit ze tijdens voorgaande oorlogen waren bevrijd. Door de kastijding van God, ontving hij deze keer de verdiende straf voor zijn heiligeschennis, en door in het bizonder een noodlottig gevaar te veroorzaken voor de christenen, wensende nog meer anderen ten onder te laten gaan, ging hij zelf ten onder. Dit land daar, dat tot op heden niet minder ontrouw dan wel vijandig was, is onderworpen geworden door de overwinnende regent, die het weer het teruggebracht in de dienst van en trouw aan de kroon..."

Duitse kroniek:
"Item. De oude goeverneur heeft de oude Dracula laten doden en Dracula en zijn broer hebben hun geloof afgezworen en beloofd en gezworen het ware christelijke geloof te beschermen en te bewaren"

"... door Johannes Hunyadi, regent van de Hongaren in een gevecht werd gevangen en met een andere zoon werd gedood, een zekere Vladislav, door hen werd gekozen, die over de Walachen als gebieder regeerde."

"Johannes Hunyadi, goeverneur van Hongarije, verzamelde een aanzienlijk leger, veinzende dat hij tegen de Turken wilde optrekken, met Stanciul een walachijse aanvoerder als voivode te benoemen, en Vlad voivode te verjagen vanuit de Alpen afdaalde in Walachije, dat hij bezette en verwoestte. Hij trok zo stiekem Walachije binnen en Vlad voivode, die op geen enkele vijandelijkheid van zijn zijde verdacht was, argeloos en onbezorgd vond, en hem samen met zijn twee zoons gevangen nam. De vader verzocht tevergeefs voor zijn eerst geboren zoon om genade, hij beval hem naar het schavot te voeren, "...beiden werd het hoofd afgeslagen, maar Mircea werd levend begraven..." "Dracul werd bij Balteni gedood (of gevangen); en verder een andere zoon, die nog minderjarig was van wie beide ogen van het licht werden beroofd..." Stanciul vervolgens, die hij had beloofd in Walachije aan de macht te brengen, liet hij de ogen uitsteken en hij probeerde zelf de macht in Walachije naar zicht toe te trekken.De bronnen spreken elkaar tegen in de details over hoe Dracul en Mircea aan hun einde kwamen

"De grote voivode Vlad, die is gestorven in het dorp Balteni"

"En na de moord op Dracul vluchtte voor het geweld van de goeverneur een andere zoon van Dragule, genaamd Johannes (= Vlad) naar de Sultan, die hem gastvrij ontving en in zijn huishouding opvoedde"

William Wey:
De sultan doodde Dracul..."

1447-12 -04 Tirgoviste Janos Hunyadi.Janos Hunyadi in Tirgoviste, vergezeld door Petru Ponor, knjez uit Transsylvanie, Ladislaus Bathori, Stephan Bathori beschouwde zich als vorst van Walachije; noemde zich kapitein van Walachije.
Laszlo Bathori bastaardzoon van Johannes Bathori in gezelschap van Hunyadi bij campagne tegen Dracul, bondgenoot van Hunyadi tegen Cilly. Laszlo Bathori hoort tot de tak van de Sjimleu (Somlyo) Bathory Istvan Bathori bastaardzoon van Stanislas Bathory was in gezelschap van Hunyadi bij de campagne tegen Dracul Petru Ponor, Knjez uit Transsylvanie in gevolg van J. Hunyadi wschl later na 1456 door Vlad vervolgd, niet zeker, zie akte van Vlad, waarin Petru wordt genoemd


1448
1448

Uit de kroniek van Dracula:


Dracula had een liefje. Haar huis was te vinden in een duistere afgelegen achterbuurt van Tirgoviste. Als hij op bezoek kwam, dan hielden zelfs de honden uit de buurt zich koest. Wanneer Dracula haar bezocht, dacht hij aan niets anders meer, want ongelukkerwijs was deze vrouw precies zijn smaak. Voor haar had hij slechts lichamelijke aantrekkingskracht en niet meer. Haar wellust evenaarde zijn wreedheid. De arme vrouw probeerde op iedere mogelijke wijze Dracula te plezieren. En hij beantwoorde alle uiterlijke tekens van liefde die ze hem betoonde op gelijke wijze. Men kon bijna zeggen, dat Dracula een beetje opvrolijkte, wanneer hij bij haar was; hij toonde een schaduw van blijdschap.
Op een keer, toen ze zag, dat hij nog somberder keek dan anders poogde zij hem op een of andere wijze een beetje op te vrolijken en ze waagde het hem voor te liegen. "Uwe Hoogheid zal blij zijn als u mijn nieuws hoort." "Wat voor nieuws heb je dan voor me?" reageerde Dracula. "Een klein muisje," antwoordde ze in beeldspraak, "is in de melkton gekropen." "En wat mag dat wel betekenen?" vroeg Dracula met een grijns. "Het betekent Uwe Hoogheid, dat ik zwanger ben." "Waag het niet zulke praatjes te verkopen." De vrouw wist wel hoe Dracula leugens afstrafte en wilde haar verklaring rechtvaardigen. "Het is toch zoals ik u al heb gezegd Hoogheid."
"Dat is niet waar," zei Dracula terwijl hij zijn wenkbrauwen fronste. "Maar als het waar zou zijn, dan medunkt zou Uwe Hoogheid toch blij zijn," waagde ze door te gaan. "Ik zei je al, dat het niet zo is," riposteerde Dracula en stampte woest op de vloer, "en ik zal je nu tonen, dat het niet waar kan zijn." Hij trok zijn zwaard uit de schede en legde haar ingewanden bloot om zich zelf ervan te overtuigen of ze de waarheid had gesproken of had gelogen. Terwijl de vrouw in doodsnood lag sprak Dracula tot haar: "Nu zie je zelf, dat het niet waar is." En hij vertrok, terwijl ze in grote pijn de geest gaf. Ze werd gestraft omdat ze in de hoop haar minnaar op te vrolijken hem een leugen had verteld. (roemeens, zie ook duitse versies)
Item. Hij heeft een bijzit gehad, die hem wijs wilde maken, dat zij zwanger was.Daarop liet hij haar onderzoeken door een andere vrouwen, namelijk vroedvrouwen die vaststelden, dat zij onmogelijk zwanger kon zijn.
Toen heeft hij eigenhandig zijn boel van onder tot boven aan de borsten opengesneden, terwijl hij zei, dat hij wilde zien, waar hij was geweest, of waar zijn vrucht lag.
-Mogelijk is dit een apocrief verhaal, zie vergelijkbare verhalen over Murad II, die een soldaat, die zonder te betalen geitemelk van een oude vrouw had gedronken de maag liet openen en tot geluk van de vrouw, daarin de melk vond, en het verhaal van Mehmed II, die een van zijn tuinmannen, die een door Mehmed gekweekte augurk had opgesnoept de buik liet openen. Tot geluk van de andere tuinlieden vond men in zijn maag de resten van de augurk. Verder zijn er in de middeleeuwen meer verhalen over mannen, die hun vrouwen/minnaressen de buik opensneden-
1448-09/10

Uit de kroniek van Dracula:


" Drakula de voivode van Walachije had twee zonen, de oudste heette Vlad en de jongere Radu. Hij had hen beiden enkele jaren geschonken aan het Hof van Sultan Murad.

Vlad was geboren in de familie Basarab, een legendarisch geslacht. Hij werd door de Turken gegijzeld en terwijl hij in hun handen was kwam hij op de voorgrond dankzij zijn bekwaamheid en zijn goede verstand.
[....]En na de moord op Dracul vluchtte voor het geweld van de goeverneur een andere zoon van Dragule, genaamd Johannes naar de Sultan, die hem gastvrij ontving en in zijn huishouding opvoedde [...]
Deze man en zijn broer waren gevlucht toen Jan Hunyadi de Hongaar, heerser over de Magyaren en Walachen met een grote macht was binnengevallen en hun vader had gedood en het bestuur aan een ander had overgedragen. Sultan Murad, vader van sultan Mehmed nam de twee vluchtelingen, die naar hem toe waren gevlucht gastvrij op. Op edele wijze huisveste en onderhield hij hen in zijn paleis, en voedde en verzorgde hen tot ze de jaren des onderscheids hadden bereikt. want het waren nog zeer jonge jongens en hij had bepaald dat bij zijn dood zij aan de zorgen van zijn zoon de Sultan Mehmed moesten worden toevertrouwd.
Hij bracht hen met veel zorg en eervol groot en het ontbrak hen aan niets. Dracula, de oudste zoon diende in die periode aan de Verhevene Poort van de Beschermheer van de Wereld, de Sultan, de Schenker van Kronen en aangezien hij de Sultan in alles behaagde, had deze hem na de dood van zijn vader het bestuur over Walachije had toegezegd, onder voorwaarde dat hij zelf elk jaar het tribuut zou betalen.
De Sultan stuurde hem spoorslags naar het Walachijse land, opdat hij in plaats van zijn vader daar de heerschappij op zich zou nemen onder de voorwaarde, dat hij elk jaar naar hem de Sultan zou reizen, voor hem zou verschijnen en hem het tribuut zou betalen, zoals dat ook reeds vroeger werd betaald. Zijn jongere broer, die zijn liefje was en in zijn omgeving woonde hield de Sultan echter bij zich aan het hof. Vlad dankte namelijk zijn macht aan zijn jongere broer, die veel invloed had op de Sultan en om deze reden werd hij voivode van Walachije met hulp en steun van de Sultan.
En in het jaar, dat hij de vesting Giurgiu, die de Turken Ierkoku noemen, wat aardwortel betekent heeft versterkt liet hij zijn akindjis Walachije binnenvallen en hij maakte Drakula-oglu Kaziklu daar voivode."

En bij zijn vertrek zond hij een van zijn dienaren, zoon van een groot walachijs heer, die twee jaar daarvoor tot zijn geloof was overgegaan, vergezeld van 30.000 Turken met het doel het land der Walachen te veroveren, en daar heer van te worden

"Toen de grote sjah zelf met zijn leger moeizaam naar Sofia oprukte, gaf de ongelovige hond van Walachije [Vladislav II]opdracht om de omgeving van Nikopolis te verwoesten en begon hij de islamitische gewesten zware schade toe te brengen. Onder de beys van de grensgouwen verenigden de beroemdste van hen zich: Firuzbeyoglu Mehmedbey en Hasanbeyoglu Mustafabey en Uzuroglu Isabey en zij vielen snachts met enkele duizenden akindijis het leger van de Walachen aan en zij vulden het slagveld met golven bloed van de tegenstanders van het ware geloof en zonden de Sultan geketend aan handen en voeten talloze ongelovigen in boeien en ruiters."

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


"Toen in de winter, terwijl hij in een vrolijk humeur in zijn paleis in Adrianopel verbleef schonk de Sultan nadat hij van de dood van zijn vader had vernomen de oudste zoon van Drakula geld, paarden, gewaden en prachtige tenten, zoals het een heer toekwam.
Hij werd met veel pracht en praal door de Sultan erkend en ontving de hilaat (erekaftan) en vertrok van de drempel van de Brenger van de Gelukzaligheid met het vaandel met de gouden punt en met een met goud ingelegd zwaard en overladen met gunstbewijzen.

Reconstructies van de firman waarmee Dracula werd benoemd

Tekst van de firman, waarbij de Sultan Vlad erkent en benoemt tot voivode. Deze firman gebracht door de iskemne-aga"Gij de meest uitgelezen uit de bojaren en andere vooraanstaande mannen van het land, vladika, bisschoppen, hoogwaardigheidsbekleders van Walachije, aanvoerders van de ruiterlegers en voetvolklegers en al mijn onderdanen en slaven en lijfeigenen en dienaren, moge uw einde gelukzalig zijn. Wanneer bij u zal zijn aangekomen het almachtige gebod van onze stralende keizerlijke majesteit, aan wie geheel de aarde onderdaan is, neem dan kennis, dat in het jaar.... van de Hegira, de maand...., onze onbegrensde welwillendheid, rekening houdend met de trouw en nobele diensten van hem uitverkoren uit uw vorstengeslacht, dat in Jezus gelooft, en uit het meest roemvolle geslacht onder de bojaren uit het geslacht der christenen Bassarab, beschouw ik hem als goed en waardig genoeg om zoveel erbarmen en welwillendheid en hulp van onze zijde te ontvangen.
Om deze reden hebben wij ons mild getoond en hem getooid en gegeven de heerschappij over Walachije.
Maar deze heb ik bevolen met al zijn kracht te dragen de vaderlijk last van de bojaren van ongeacht welke rang, de hoogsten gesteld over de districten en hun onderdanen, om hem te helpen en te steunen, om zonder verzuim onze bevelen uit te voeren en op elke wijze ons te dienen met trouw en eer. Maar wij bevelen u om hem aan te horen en onderhorig te zijn in alles en ijverig en zonder enige vertraging alles wat hij u onze naam en opdracht zal bevelen te volbrengen. Maar een ieder, die zich maar ook in het geringste onbehoorlijk en eigenzinnig zal gedragen en niet naar zijn bevelen wil luisteren, ongeacht zijn stand zal zijn boosheid en eigenzinnigheid bestraft vinden met het zwaard of een andere soort straf, of genoegdoening, die hij passend gelooft te zijn, hij zal hem vonnissen en hem treffen. Aldus zult u hem, hier reeds boven genoemd erkennen als uw heerser en vorst door ons ingesteld over u; hoed u ervoor ook maar een andere gedachte te koesteren, of iets tegen hem te ondernemen, of met arglist en hebt vertrouwen in onze allerheilige handtekening, en dit zult u allen weten.
Gegeven te Adrianopel, jaar en maand.

illustratie, © Wanita Resida 2006
1448-10-31
Brief van Vlad aan de stad Brashov.

Wijze en oprechte mannen, broeders en onze oprechte geliefde vrienden.
Wij geven u te kennen hoe de voortreffelijke man Nicolaus van Vizakona ons heeft geschreven of wij zolang naar hem wilden komen tot de verheven Johannes bestuurder van het koninkrijk Hongarije uit de oorlog komt.
Dit hebben wij daarom niet kunnen doen, omdat afgelopen dinsdag de broeder de nayph van Nicopolis naar ons toekwam en met zeer grote zekerheid vertelde, hoe Amurath heer der Turken in drie dagen zonder enige onderbreking tegen deze bestuurder heer Jan slag had geleverd, hem de laatste dag tussen de wagenburchten had ingesloten, de bevelhebber alleen te voet tussen de janitsaren was afgestapt en ze allen binnen en buiten de wagenburchten hadden neergeslagen en gedood. Wanneer wij nu naar hem toe zouden komen, zouden de Turken meteen ons en u kunnen vernietigen. Daarom verzoeken wij uwe zittenden in vrede, dat u geduld hebt tot we de verdere stappen van deze heer Johannes zullen zien. Er bestaat twijfel of hijzelf nog leeft, wanneer hij echter vrij uit de oorlog ontkomt zullen we met hem samenkomen (en) goede vrede sluiten, wanneer echter u nu vijandig tegen ons zult zijn, moge dan wat uiteindelijk zal gebeuren ten nadele van uw zielen zijn en moge u het ontstane gevaar voor god moeten verantwoorden.
Gegeven in Tergoviste, de vooravond van Allerheiligen, in het jaar onzes Heren enz. XLVIII.
Wlad voivode van Walachije, in eeuwigheid uw broeder.
Aan de voorzienige en eerzame mannen richter, gezworen burgers van Brassovia, onze bijzondere beminde broeders en vrienden.
1448-10/11

Uit de kroniek van Dracula:



M.d'Escouchy:
"En bij zijn vertrek zond hij een van zijn dienaren, zoon van een groot walachijs heer, die twee jaar daarvoor tot zijn geloof was overgegaan, vergezeld van 30.000 Turken met het doel het land der Walachen te veroveren, en daar heer van te worden; tegen welke Hunyadi met een groot leger optrok en met hem op de genoemde dag streed. En daar werden wel 20.000 Turken gedood, en deze heer werd gevangen genomen, van wie Hunyadi de beide ogen liet uitsteken en zijn beide handen liet afhakken en vervolgens zijn hoofd en daarna zichzelf uitriep tot vorst der Walachen." (dit verslag van M.d'Escouchy relateert wschl aan de dood van Dracul in 1447, hij verwart hier verschillende gebeurtenissen, zie ook brief van 7 december uit Constantinopel

1448-12-07 Constantinopel franse brief waarin wordt vermeld, dat Vlad als emir naar Walachije is gestuurd, maar weer is verjaagd


1449
1449


1450
1450-09-01

Uit de kroniek van Dracula:

: de slag bij Crasna"De Polen waren reeds enige tijd verstoken van water en voedsel, want het was een moldavische gewoonte om op de weg van het oprukkende vijandelijke leger slechts een spoor van as en verwoesting achter te laten, van verstopte fonteinen en vergiftigde bronnen. De edelen die hadden besloten de Proet over te steken hadden weinig zin om tot in de herfst in deze moldavische woestenij vol valstrikken te blijven, en de grillige september brak reeds aan.
Toen kwamen nederig als door God gezonden de bojaren van Bogdan, welke totdan waren beschouwd als boevenleiders en hijzelf als de grootste boevenvorst. Hun heer verlangde slechts dat het land ongedeeld bleef, in dezelfde toestand als het erfgoed dat 15 jaar geleden was opgebouwd en voltooid en dat hij net als tot dan wilde betalen opdat men Alexandrel vasthield en dat hij wilde erkennen dat Moldavië onderhorig was aan Polen en daarom de hoofdbelasting wilde betalen van 70.000 turkse goudguldens... Na 7 dagen onderhandelen kwamen beide partijen tot overeenstemming.

1450-09-05 Slag bij Crasna
Kroniek van Ureche over de slag bij Crasna (samengevoegd met Iorga's beschrijving):
"De nacht van 5 september brak aan in de zekerheid van vrede en verstreek terwijl men at en dronk en veel vrolijkheid. Midden in de voortgang van de feestelijkheden kwam echter de logofat, de schrijver van Bogdan die in vertrouwen aan de Polen verraadde welk een groot gevaar er voor hen dreigde. De Polen en Alexandrel met zijn Moldaven verdwenen in het duister. Ze wilden een poging wagen om door de wouden te trekken, door het zwarte loof, waaruit echter pijlen ritselden door onzichtbare handen afgeschoten, het aantal vluchtenden verminderend, hen doorzevend en het hart doorborend. De Polen durfden niet verder deze weg te volgen; ze wisten heel goed dat er daar een gruwelijke en schandelijke dood op hen wachtte, dat het gehele woud daar zover was omgehakt, zodat het boven op hen zo omvallen en instorten. Ze waren nauwelijks in grote haast vertrokken omlopen desisjul?. Welke weg leidde naar Crasna, het dorp bij een ravijn, aan welke de beschermende muren van Kamenitza reikten, waar men zich kon terugtrekken in afwachting van de nog grotere legers van de koning. Velen koesterden deze gedachten, toen bij het optrekken van de mist over deze diepliggende vallei ze in draf de gedrongen paarden van het land zagen oprukken, Bogdan in wiens aanwezigheid zijn troepen waren verzameld met knuppels, zeisen en hooivorken. De Polen vreesden slechts de wouden van Moldavië, waar talloze beenderen van ridders gesneuveld in lang geleden gevochten veldslagen verbleekten en waar menig poolse edelman zijn einde had gevonden, hangende aan zijn lange lokken verstrikt en vastgebonden in de takken.
Zwermen bojaren, hovelingen en dapperen, de rumoerige boerenmassa, welk zich aanspoorden alsof het een jacht op wilde dieren betrof, gevaarlijk maar zoet, voor hen koesterden ze geen angst. Het voetvolk stelde zich in 8 rijen op, maar de ruiterij verzamelde zich op een plaats voor de aanval. De bojaren vingen de aanval op, beantwoordden haar, en toen ze zich daarna zijwaarts verspreidden werd hun plaats door de boeren ingenomen. En toen vond de beslissende strijd plaats. Het leger van de koning verloor vele ridders en soldaten. Uit de hoge oude bomen vlogen pijlen gulzig neer op de vermoeide menigte, die wist dat een vijand, die in dit land werd overwonnen, nimmer terugkeerde naar huis.


"Toen ze midden in de bossen waren aangekomen, stormde het leger van Bogdan af op de strijdwagens van de Polen, die zich verweerden, maar met grote moeite en na zwaren verliezen konden ze pas ontsnappen. Het andere deel van het poolse leger wilde verder het woud indringen, maar toen doken de troepen van Bogdan daar op met al hun vaandels en bazuinen; hij had een groot voetleger maar geen ruiterij. Toen ze dit zagen stortten de Polen zich in de strijd terwijl ze Prins Alexander in het midden opstelden. De slag vond plaats op de 6e dag nadat de vrede was getekend bij Crasna; begonnen bij zonsondergang woedde hij totdat de duisternis was gevallen en aan beide zijden leed men zware verliezen. Tegen het einde wierpen de rangen van het voetvolk zich op de Polen en ze richten een grote slachting aan in het smalle ravijn, door de pezen van hun paarden met dolken en messen, sikkels en zeisen door te snijden. De poolse atamans (aanvoerders), die hun soldaten wilden aanmoedigen stortten zich als eerste in het gewoel en gingen onder, met name Peter Odrowatz, Nikolaas Porawa en Buczacki. Bogdan behaalde de overwinning en de Moldaven van Alexander, die met de Podoliërs door het woud waren getrokken als begeleiders van de wagens van de voorhoede, waren de Polen niet te hulp gekomen. Ze keerden terug naar de strijd en schonken hernieuwde moed aan degenen, die zich al bijna gewonnen hadden gegeven en wierpen het leger van Bogdan terug, dat op de vlucht sloeg en zich in het woud verspreidde. Roemeen vocht tegen Roemeen. Boogschutters werden vanaf de takken beschoten door andere boogschutters. In hun eeuwige haat worstelden bojaren met bojaren. En toen hij zag, dat op deze dag de valstrik hem geen buit had opgeleverd, maakte Bogdan onzichtbaar met dezelfde snelheid waarmee de dageraad zich aankondigde. De schaduwen van de bossen slokten hem op. Alexandrel met zijn Moldaven haastte zich naar het veilige Birlad.
En zo ging als gevolg van de moed van de Moldaven de overwinning naar de Polen, die daarvoor reeds verslagen waren. En deze laatsten verloren vele edele personnages in de strijd: Nieworski, Wieskowski, Dawidowski en vele anderen van gelijke rang. De Polen bleven alleen achter op het slagveld, uitgeput en machteloos, met voor hen de duistere bossen, waaruit een jammerlijk gekreun weerklonk in de koele septembernacht.
Ze trokken twee dagen later weg, zonder overwinning, zonder buit, zonder vrede.
Alexander echter erkende dat hij zich op de troon niet kon handhaven, en dat hoewel hij deze maal zijn tegenstander had verslagen, hij hem geen enkele blijvende schade had kunnen toebrengen. Hij zag hoe Bogdan en zijn partizanen zich ongemoeid in de bossen konden ophouden, en hoe ze zich ondanks hun nederlaag hadden kunnen herenigen, en verre van wanhopig zich weer opmaakten om de Polen opnieuw aan te vallen, die zich deze maal verstoken wisten van elke hulp. De Polen hadden dezelfde overpeinzingen tegelijk met Alexander en ze voelden zich te zwak om zich te vleien met de gedachte aan een mogelijke overwinning bij een tweede confrontatie; ze hadden de legermacht van Bogdan geen schade kunnen toebrengen en slechts weinigen van zijn mannen gedood, terwijl zij echter bijna geheel in de pan waren gehakt. Ze erkenden dus, dat het geluk hen ditmaal in de steek had gelaten, en ze zagen er verder van af om te pogen de troon te veroveren en ze wachten niet op een volgende veldslag; ze vreesden dat Bogdan hen onverhoeds met zijn hergegroepeerde leger zou aanvallen en dat ze er nog ongelukkiger dan de eerste keer vanaf zouden komen. Ze sloten zich bij Alexander aan en ze trokken zich gezamelijk naar Polen terug. Bogdan, bemerkte dat hij van zijn vijanden was verlost en nam bezit van de troon. Tijdens de strijd had Bogdan zijn enige zoon niet achter gelaten achter de muren van de vesting welke de vrouwen, kinderen en zieken bescherming bood, want in deze tijden was niemand te oud om te vechten. Hij nam hem met zich mee om een oogje op hem te houden, opdat hij zijn zwaardarm kon oefenen en om zijn ziel te stalen. Reeds bij Tamaseni had hij de vijandelijke banieren zien wijken voor de vaandels van zijn vader; en nu bij Crasna reed hij over de heuvels in het roze licht van de dageraad, naar de witbenevelde kloven en in zijn borstkas dronk hij begerig de verfrissende buitenlucht van de koude ochtend in, vol van de voorspellende wind van de dood. En zijn hart klopte sneller door de juichende vreugde van de overwinning, dat het rondom weerklonk, overstemmend het weeklagen der overwonnenen gevallen op de aardbodem roodgekleurd door de dode herfstbladeren en het levende/warme bloed.


1452
1452-01/02
Vladislav II protesteert bij Brashov, dat de door zijn dienaar Radul Neanciu gekochte schilden niet mogen worden uitgevoerd.
1452-02
Conflict tussen Hunyadi en Vladislav II Vlad's kansen op de troon stijgen echter niet
Vladislav II laat uit woede over steun aan Vlad dorpen van de Saksers en eigendommen van Hunyadi verbranden en plunderen Hunyadi ontneemt hem de hertogdommen Fagaras en Amlas
1452-02-06

Johannes van Hunyadi, gouverneur van het koninkrijk Hongarije etcetera zendt aan de wijze voorzienige rechters, gezworen burgers en de hele raad van de stad Brashov u zijn welgezinde groeten.

Aan uwe bemindheden zij bekend dat een vredesbestand van het Koninkrijk Hongarije en ons met het hoofd van de Turken door bemiddeling van zekere vorsten voor de periode van de drie hele jaren die op het bestand zullen volgen is bekrachtigd, bij welk bestand ook de doorluchtige vorst Wladislaus voivode van het gebied van Transalpinae is inbegrepen. Het is aldus dat wij niet zullen toestaan dat vanuit dit koninkrijk Hongarije enige macht tegen die voivode Wladislaus op de been wordt gebracht en hem overeenkomstig haar krachten aanvalt. Nu heeft inderdaad naar wij vernomen hebben de doorluchtige vorst Wlad, zoon van wijlen de voivode Drakul, die nu hier bij ons leeft, zich misschien voorgenomen heeft zich te keren tegen die voivode Wladislaus, zonder ons medeweten en zonder dat wij het willen. Daarom, wanneer de voornoemde Vlad via dat gebied tegen de reeds genoemde voivode Wladislaus zal willen binnentrekken om deze en het genoemde gebied Transalpinar te schaden, in dat geval dragen wij u door de inhoud van het tegenwoordige stuk op, terwijl we het krachtig voorschrijven, dat u deze zelfde Vlad in hetzelfde gebied van u noch gastvrijheid noch doortocht naar beneden dient te verlenen, ja liever hem gevangen te nemen en uit dat gebied te verjagen, opdat de voorschreven zaken in hun bekrachtigde staat binnen de eerder vermelde tijd van onze kant onverbrekelijk worden nagekomen. En omdat de voornoemde Vlad vanuit het gebied Moldavië in goed vertrouwen op ons bij ons is gekomen, hierom zullen wij hem langs dezelfde weg onder het eerder vermelde vertrouwen door zekere mannen van ons veilig doen geleiden.
Anders zult u derhalve bij de voorgaande zaken niet dienen te doen.
Gegeven te Buda, op het feest van de gezegende maagd Dorothea, in het jaar onzes Heren MCCCCLII.
1452-03-30
Adres: Wijze en voorzienige mannen rechter en gezworen burgers van de stad Brashov, onze eerbare vrienden.
Wijze en voorzienige edele eerbare vrienden........"

Laat u bekend zijn dat wij en overige heren prelaten en aanzienlijken van het koninkrijk Hongarije nu kort geleden in de afgelopen dagen een algemen samenkomst in de stad Wenen hebben gehouden, waar de heer Szeklergraaf en heren prelaten en aanzienlijken van Oostenrijk, Bohemen en Moravië alsmede vele andere vorsten bij aanwezige waren, met wie wij krachtige en zeer sterke geldige zaken tot stand hebben gebracht en verplichtingen hebben bevestigd en bekrachtigd. En onder andere hebben wij bepaald, dat wanneer de heer Roomse koning de zeer doorluchtige vorst heer Ladislaus koning van Hongarije, onze natuurlijke heer, niet zal willen teruggeven wij zelfs door middel van geweld en oorlog eenstemmig deze van die heer Rooms koning wensen terug te krijgen. Bovendien hebben wij, omdat de verheven vorst de voivode Vlad, de zoon van de voivode Drakul, bij ons in ons vertrouwen verkeerde en bij ons niet langer door zijn diensten beviel, hem derhalve doen weggaan en niet via dat gebied van u, maar via het land Moldavië, aangezien wij niet willen dat enige schadelijke zaken vanuit uw gebied aan het land Transalpinae worden toegebracht. Maar nu hebben wij juist gehoord, dat de echtgenotes van hen, die ons hebben gediend, namelijk van Nyak en de anderen, van u volgens de zede van gevangenen iets trachten te bereiken, het past immers niet enige gevangene uit het koninkrijk Hongarije aan buitenlandse volkeren te geven. Daarom voegen wij u in zeer krachtige bevelen van ons toe, dat u geen christelijke inwoner en zeker niet de echtgenotes van hen, die ons hun welkome diensten hebben betoond, tot gevangenschap dient te geven, zonder anders te zullen doen.
Gegeven in Zakalospaztoth, donderdag voor Palmpasen in het jaar onzes Heren MCCCCLII.
Johannes Hunyadi, goeverneur van het Hongaarse koninkrijk.
1452-09-24
Vladislav voivode van Walachije en heer van de landen Amlas en Fagaras aan de wijze eerbare mannen rechters en gezworen burgers van Brashov onze broederschap en liefhebbende hoogachting.

Onlangs hebben wij in de recent verlopen dagen samen besprekingen gevoerd in een gemeenschappelijke samenkomst en zijn eenstemmig tot de slotsom gekomen en hebben zo eeuwige vrede gemaakt jegens u, waartoe die vrede jegens ons door de getuigenis van een oorkonde zal worden bekrachtigd, zolang tenminste u ons niets over de toekomstige verordening hebt meegedeeld.
Nog hebben wij ook vernomen, dat onze vijanden en personeel van onze vijanden zo maar in uw midden in Brassovia woont en u hen toestaat er vreedzaam rond te wandelen, derhalve vragen wij bij deze dat u terstond in trouwe ook zo doet als de zeven zetels deden, de goederen daarvan u toeeigent en deze lieden plundert.
Ook is een zekere Chernik, een Walach en trouweloze uit het land Fagaras met duizend schapen die hij lang geleden van ons leger heeft gestolen met andere gezellen van hem naar uw gebied bij Feketehalom is overgestoken en heeft daar verblijf gehouden, ook zijn er veel meer rovers in uw machtsgebied Burzenland; hiervan verzoeken wij u bij deze zorgvuldig dat u de genoemde schapen en kudden van deze Chernik plundert met zijn andere gezellen, wanneer u met ons ene goede vrede wilt hebben en aangenomen hebt onze wil te doen. Anders zult u dat in de voorgaande zaken niet doen. Wij echter zullen zoals we te goeder trouw beloofd hebben altijd goede vrede met u houden.
Gegeven in Tergoviste zondag voor Michael aartsengelendag, in het jaar onzes Heren MCCCC tweeënvijftig.
Overigens zullen Mihai en Cirstea u verder hierover meer vertellen.
1452

Uit de Kroniek van Dracula:


In de jaren 1452/1453 toen Dracula [...]ontheemd was en hij in hun midden ronddoolde, en hij werd niet tot de beraadslagingen van de raad van Sibiu toegelaten, en de raad beschikte om hem in Gyod door de voortreffelijke heren Johannes Greb an Wijngaarde en Nicolaas van Wizaconna gevangen te laten nemen en hem te gronde te laten gaan omwille van de genegenheid van de geziene heer Wladislav, voivode van Walachije [...]."


1453
1453-08-06

illustratie, © Wanita Resida 2006Bisschop Samile schrijft aan de burgemeester Oswald van Hermannstad.

Met eerbiedige groeten en het hoofd tot de aarde gebogen Samile, de vladika of bisschop en door de andere vladika of bisschop van Konstantinopel met anderen samen naar Walachije gestuurd aan de eerwaardige en wijze en met waren gerechtigheid van de Almachtige God, onze lieve zachtmoedige, zijnde onze goede vriend en begunstiger, hij die ons leed verzoet, onze heer Oswald, burgemeester, en de gezworen burgers van Hermannstad, kleinen en groten, landheren, edelen en allen, die daar wonen onder de heilige kroon van het rijk Hongarije, wij willen dat onze waarheid u bereikt, en tot alle uwe broeders en dienaren, zodat wij alle levensdagen in uwe landen vermanen, opdat u gezond en heil bent tot het einde uwer dagen. Wij leven echter nog door de barmhartigheid Gods, en van ons leven er heden nog maar weinigen en wij verkeren in grote bedroefde smarten door de schuld en oorzaak vanwege de heiden, maar nog erger door de schuld en om reden van de aller ongelovigste Turken, de vijand van het kruis van Christus.
Want God heeft zijn gesel over ons gezonden en over de heilige stad Konstantinopel van de eerste kerk en omwille van onze zonden heeft Hij diezelve stad laten ondergaan in grote verwoesting, en daar zijn in diezelve stad zoveel smarten en wonderlijke en onuitsprekelijk zaken geschied, dat zij nimmer of te nooit door een menselijke tong verteld mogen worden.
Ook van relikwieën en heiligdommen van de heiligen en de aller wreedste verderfenis en het doden van mensen, toen diezelve Turken op een dag bijna tweeduizend kerken verwoesten en tegronde hebben gericht.
Daarom schrijven wij uwe lieven opdat gij tot inkeer zult komen en hieraan een exempel of voorbeeld zult nemen, want dit alles is geschied vanwege onze zonden, dat het Gods wil was, dat de heidenen over ons regeren, toen op die dag de hoop van de Christenheid viel en ons verlies is geschied op het moment, toen diezelve Turken die heilige vaas, waarin men het sacrament bewaarde hadden genomen, en die daar voor het goddelijk ambt werd bewaard en het lijk van de heilige keizer Constantijn en zijn moeder Sint Helena, en Sint Sofia, en Sint Joris de grote martelaar uit hun plaatsen en alzovele heiligdommen hebben zij genomen, dat men daar slecht moeizaam over kan spreken of verhalen. Wij echter waren biddend voor de verstroosting voor de Christenheid toen van een van ons zijn ziel, terwijl hij om verlossing bad uit hem wegvoer. Maar er was niemand die ons armen en ongelukkigen met raad of daad bijstond, en die Turken omsingelden onze stad aan alle kanten over land en over water en zij hielden ons rondom gevangen. Ze hadden 50 grote kanonnen, en 500 kleine kanonnen, en een, de allergrootste, die was zo groot als een ton of vat van 17 emmers, en 20 span lang, en toen zij met het grote kanon op de stad schoten viel een grote poort en de muur aan beide kanten van de toren, voor en achter, bijna 30 ellen lang neer, en met datzelfde grote kanon wierpen zij 300 en LII stenen op de stad, maar met de 500 kleine kanonnen schoten ze steeds en onophoudelijk op het volk, zodat niemand een oog toedeed of zich kon beschermen, en tegen zo een aanval kon men zich niet verweren. Tussen Galatha en Konstantinopel op een deel van de zee, dat daar tussen de twee steden stroomt brachten zij 200 galeien, grote schepen op de open zee, en op het land, daar echter zij deze niet over het water naar de stad konden sturen, zo trokken ze die 200 galeien over het land met hun eigen handen, over een weg van wel twee mijlen lang, en lieten hen te water in het deel tussen de twee steden, en maakten daar een brug van de ene oever naar de andere, waaraan ze een groot vat maakten en daarop plaatsten zij geschut en een grote menigte voetvolk, en op hetzelfde vat maakten zij een brug, en maakten een dubbele vesting op het water, en plaatsten daarop 50.000 van de allerbeste krijgslieden, die in drie uren tijd de stad veroverden en zij kwamen en spaarden niemand, maar wreedaardig als wilde dieren sloegen zij helaas de mensen neer, en alle heilige voorwerpen gooiden zij in de stegen en vertrapten dat onder hun paarden, want er waren te weinig mensen in de stad om zulk een macht te weerstaan en te bestrijden. Ook waren er verraders in de stad en zeer zeker wisten ze de stad door verraad te veroveren.
Item waren er 4000 edele maagden en nog veel meer dochters van grote heren, met soldaten, die hen moesten beschermen op de hoge koepel van een kerk, maar toen zij ze te pakken kregen sneden ze hen de keel af en zij hingen vele edele vrouwen, die kinderen in hun armen droegen en die zwanger waren op en burgeressen, die kostbare kleren droegen, lieten zij niet met rust, maar hakten hen in stukken en doden hen. En de meeste kerken, die zij niet verwoest hadden wijdden ze volgens hun turkse en heidense gewoonten, die steden Saluaria en Galatha braken ze tot de grond toe af en brachten het volk naar Konstantinopel, maar die van Galatha hebben zich vrijwillig aan de Turken overgegeven en van hen zijn de goederen ook niet afgenomen, en de Sultan liet over zee 30.000 mensen naar Konstantinopel brengen, die hij daar wilde hebben en 4000 hebben ze daar ook genomen en daar laten wonen.
Item op een ander deel van het land heeft hij 4000 mensen gezet en hij laat de stad opbouwen met mensen en torens en met muren beveiligen. En wat zullen wij u nu verder berichten, dat de Turken van plan zijn de gehele Christenheid onderdanig te maken, en het is de vraag of God dat zal verhoeden.
Zo hebben wij nu ook gehoord, dat de Turken willen oprukken naar het land van de despoot van Servië en Raiczen om dat te veroveren, wanneer zij komen met hun kanonnen, die zij onderweg maken en gieten en een ieder van hen neemt een of twee pond koper in zijn plunjezak en draagt dat mee, en wanneer zij willen bestormen, dan laten zij door een meester ter plekke met een van te voren gemaakte vorm gieten en maken. Item heeft uw stad Sibiu of Hermannstad onder hen boven alles een grote naam en zij zeggen, dat het een weerstand en een hindernis op hun weg is, en zij willen die hindernis uit hun weg ruimen en uw stad bezoeken en veroveren, en zij verheugen zich erop naar u op te rukken. Daarom raad ik u aan om uw stad vast en sterk te maken en te laten verdedigen, dat u haar niet verliest.
O zalig die stad, die zich in tijden van vrede bevindt.
Maar onze keizer is zelf op het nippertje op een schip over zee aan hun handen ontkomen. Wat wij uwe gelieven nu geschreven hebben en schrijven, weet God wel, dat het u zeer veel verdriet zal doen, en wij moeten allen onze levensdagen met zulk een groot verlies doorbrengen, dat wij ook overgelaten zijn aan alle Christen en zij, die het Christengeloof belijden, want wij zijn hier in Walachije en bidden om hulp, totdat we genoeg zullen hebben verdiend om naar de ongelovige Turken te gaan en de onzen voor 70.000 Aspers te kunnen vrijkopen en u zult weten, dat wij in alles de uwe zijn, en wij ook om wille van de Christenheid zullen sterven. God moge u beschermen en immer voor het kwade behoeden.
Amen.
Gegeven op de zesde van de maand Augustus, in het jaar onzes heren
MCCCCLIII

Deze instruktie dateert van na 24 september 1453

"Memo naar de Walachijse gebieden.

Wat betreft Coman (mogelijk Coman Kure) , zijn vader en andere vrienden van hem, hoe zij dreigen met vuur en doodslag zich te willen wreken en wat er gebeurd is door het vuur in de voorraden van Szentagatha, waar een zeer zware verdenking tegen hen rijst.
Voorts: dezelfde Coman met zijn vrienden bedreigen met doodslag Blasius Benedictus en Nicolaus notaris te Schenk en ook met vuur enz.
Voorts: aan de heer voivode moet worden gezegd, hoe dezelfde Coman werd vastgehouden door de koninklijke majesteit voor wie hij zichzelf en alles wat hij van hem had ontvangen opstelde, hetgeen echter bijna niets was, wij zullen het hem teruggeven enz. Het dossier van dezelfde Coman en van de door hem genoemde misdadigers moet getoond worden.
Voorts: wat betreft de onnoemelijke schade, door die van Fagaras aangericht aan de stoelen Schenk, Olczna en Khwalem door verbrandingen, plunderingen, diefstallen, berovingen en andere gewelddaden zoals diezelfde stoelen door hun dossier vaak aan ons hebben aangetoond, ons dreigend dat dezelfden op eigen gelegenheid zich willen beklagen bij de koninklijke majesteit.
Voorts: over de afdalingen van de rechters en andere knjezen van het land van Fagaras in de dorpen van de stoel Schenck om Olth heen gelegen en over de vrijwillige betalingen en afpersingen van geschenken en met het opleggen van vele belastingen wegens welke belastingen de drie voornoemde dorpen van de stoel verlaten zullen worden, zoals die dingen op dergelijke wijze staan opgetekend in het dossier van die van Schenk.
Voorts: over het vee en de onnoemelijke schade en onrechtmatigheden begaan tegen de voornoemde stoelen door de herders en de mensen van Fugaraz en tenzij dezelfden hun vee terugtrekken op hun territorium, konden wij nooit vrede hebben.
Voorts: de voornoemde mensen van Fogaraz verplichten en dwingen de armen van de voornoemde stoelen, dat zij hen aanstellen als nachtwakers en nadat ze hen hebben aanvaard, eisen ze onmiddelijk de beloning op en als enig vee dat aan een wachter is toevertrouwd verloren raakt, vergoeden ze niets.
Voorts: over de vier paarden aangenomen door de parochiepriester van het dorp Zsopis by Byrgeschbach en over de vermoorde knecht. Dit gelooft men dat gedaan is door de genoemde Barbath en Czyganwsch enz. Voorts: over de paarden ontvangen door de parochiepriester van Broller, die zijn aangenomen ofwel worden vastgehouden op gezag van Barbwl Knecz met zijn medeplichtigen Borca, Kalagor, Aaradul enz.
Voorts: wat betreft de misdadigers die bij vonnis voor tien (1443) of twintig (1433) jaar zijn veroordeeld tot [de dood]straf van wie de hulde reeds door de voornoemde mensen van Fogaraz wordt gevraagd, met de mededeling van vuur, doodslag en andere 'zwaarwegende zaken' enz.
Voorts: wat betreft de timmerlieden, die van de buitengebieden zijn en op geen manier de Walachijse gebieden willen binnengaan maar liever omreizen naar hun gebieden enz.
Voorts: aan de heer voivode moet gezegd worden wat betreft de daden van Skwrtwl, hoe hij de mensen in onze bezittingen heeft beroofd, en geschenken van vele dorpen die bij de stad liggen met geweld heeft afgeperst en geëist en jullie moeten het zeggen zoals jullie het beter weten.
Voorts: over de arrestatnten in het kamp Veresthu van wie de ene een openbare dief was en ander zijn maat en van hun medeplichtigen van wie het grootste deel is ontsnapt. Jullie moeten daar zeggen zoals jullie weten enz.
Voorts: over de rechters van het land van Fugaraz, die het derde deel van alles wat in hun tegenwoordigheid wordt gedaan van onze landslieden op deze wijze aannemen.
Voorts: wat betreft Trursan en de roof die in ons territorium is gepleegd waar hij tot nog toe geen enkele genoegdoening heeft doen geschieden.


1454
1454-05-15
Aan de hoogwaarde wijze burgemeester en de ganse raad van de loffelijke stad Wenen, mijne lieve heren.

Oswald, burgemeester van Hermannstad.
Ik heb mij en mijn dienst reeds eerder bij u aanbevolen, hoogwaardige en wijze lieve heren, en wat Balthasar Knebel uwe bevriende brenger van deze brief namens u mij heden mondeling heeft meegedeeld heeft, heb ik duidelijk begrepen. En daarom, dat uw wensen in vervulling gaan, is het mijn wil om deze nieuwe mare, die heden hier in deze landen sinds zonsopgang rondgaat u schriftelijk toe te sturen en te schrijven: hoe vaak dat is, dat ik eerder in de afgelopen tijd heb vernomen, hoe de turkse keizer, de stad Konstantinopel geheel wilde verwoesten en afbreken, maar doch heden ben ik zeker te weten gekomen en heb ik waarlijk begrepen, dat de turkse keizer zelf heden in de stad Konstantinopel persoonlijk verblijft en zich daar goed vermaakt en met een onzalige en ontelbare menigte heidenen, die hij dagelijks soldij betaalt daar verblijft en de beschadigingen aan de stad en muren en andere vervallen plaatsen weer laat herstellen en repareren, en dat op zijn allersterkst en allervasts versterkt en bewaart, en hij meent en hoopt schurkachtig en verdoemelijk, dat hij deze stad tegen de christenen tot hun schade en leed zal behouden.
Hij heeft ook 200 turkse schepen naar de stad laten komen, en uit de landen over zee 50.000 zwaar bewapende heidenen, die nu op het land aan deze kant van de zee in Turkije zijn, die hij iedere dag soldij betaald, ook is hij begonnen met een even grote en aanzienlijke legermacht te sturen om de vesting en de stad genaamd Kilia, die liggen daar waar de Donau in de zee uitmond te veroveren, ook dat de grotere en machtigere Genuezen die op de eilanden en in de zeehavens wonen het voor raadzamer en wijzer houden om met de voornoemde turkse keizer vrede te sluiten; ook heb ik vernomen van een van mijn verspieders, die men zeer zeker kan geloven en die net vier dagen geleden teruggekeerd is uit de landen aan de andere kant van de bergen van zijn verkenningstocht, hoe de Turken in bijna net zulke grote aantalen als de Walachen zelf daar in de steden en op de jaarmarkten en elders de handel drijven, en om deze reden willen wij gaarne geloven en hopen, dat de Turken de vrede, die er tussen hen het goede koninkrijk Hongarije en alle landen, die tot dat koninkrijk behoren is gesloten, onverbrekelijk bewaren, doch wij vrezen, dat zij in deze landen en streken, die hier in de buurt liggen willen beginnen te roven, omdat zij in bedrog en arglist meesters zijn. Als echter de voornoemde stad Konstantinopel, die ieder zalig en heilig was, maar nu door Turkenhanden op afschuwelijke en lasterlijke wijze is vernederd en omlaaggehaald, en door de smerigste voeten is betreden en verpletterd, die daar stond als een muur en schild voor de ganse Christenheid en tot verdediging van deze Hermannstad, is geweldadig aan de Christenen ontroofd, ook deze Hermannstad, die heel dicht bij de Turkse gouwen ligt, heeft bij de Turken van alle steden in het hongaarse koninkrijk de meeste faam, en daarom roepen die vervloekte Turken vaak en luid, zowel ouden als jongen naar elkaar: Cibin, Cibin, dat is Hermannstad, Hermannstad, en daarmee hopen zij, dat wanneer zij deze stad veroverd hebben zij in staat zijn, om niet alleen het voorgenoemde koninkrijk van Hongarije, waarvoor deze Hermannstad een schild en scherm is, maar ook de gehele Christenheid veel gemakkelijker volgens hun kwade oogmerken schade en ellende te berokkenen. En nu zal dat voor nieuwe berichten genoeg zijn, maar zal ik verder nog nieuwe berichten ontvangen, dan zal ik uwe wijze heren ter bizondere opwekking van uw gemoed hiervan kond doen, uwe wijsheden zelf wens ik een lang en zalig welbehagen en ik beveel mij in uw aandacht. Gegeven te Hermannstad woensdagnacht na Sint Servaasdag, in het jaar enzovoorts LIIIJ.


1455
1455
Brieven van de sultan aan de vazallenvorsten in Walachije en Moldavië

"Van de grote heerser en grote emir Sultan Mehmed Beg, aan de edele, wijze en de prijs- en lofwaardige ..., voivode van.... Ontvang onze vriendschappelijke groet. Uwe Hoogheid! U heeft uw gezant, de bojaar.... gezonden. En wij hebben kennis genomen van alle woorden, die hij tot ons heeft gesproken. Als u ons de kharadsj van ...... gouden dukaten elk jaar stuurt, dan zal er algehele vrede zijn. En ik geef u hiervoor drie maanden de tijd. Als het geld op de vastgestelde termijn binnenkomt, dan zal er algehele vrede zijn met ons. Maar als het niet aankomt, dan weet u heel goed, wat er gaat gebeuren. En God zal u doen verheugen! In de maand, ......
Spraakgebruik van de Sultan in brieven gericht aan zijn vazallen, met name Mehmed II:

"Hoe kunnen jullie vrijwillige een jaarlijks tribuut van 10.000 gg beloven, nu ik bemerk, dat jullie mij verachten en helemaal geen aandacht meer schenkt aan de gesloten verdragen. Kies nu uit 2 zaken, hetgene wat jullie het best toeschijnt; of jullie betalen het verschuldigde tribuut en dan zal er vrede tussen ons zijn, of je maakt snel dat je daar wegkomt en laat het land aan ons over."

".. het land, waarover Gij regeert, behoort niet aan u, maar aan... en daarom ook aan mij... Als u verder weigert, dan zal ik over u komen."
" Zeg uw heerser, dat ik zeer naar ....verlang. Is hij er niet mee tevreden, dan zal ik zelf spoedig zelf komen."


"Hij is de steun"
Ik Grootheer en grootemir, Sultan Mehmed Han zoon van de grootheer en grootemir Murad Han, de immer zegenrijke, heer over twee continenten en twee zeeën.
Het bevel van de allerhoogste, allerverhevenste grootheerlijke schrijven van de sultan en de doorluchtige wereldveroverende keizerlijke handtekening is als volgt....
...voivode van ...zoon van ... voivode van ...
Als je voivode en heerser wilt blijven, dan toon je evenals jouw vader en grootvader jouw onderwerping aan mij door jou in eigen persoon voor mij in het stof te werpen en met je voorhoofd de drempel van mijn paleispoort aan te raken en de zoom van mijn kaftan te kussen en kom je het tribuut van 3000 goudgulden per jaar persoonlijk aan mij overdragen en overhandigen op de voorgeschreven datum in Edirne. Aangezien je reeds drie jaar niet aan de Poort der Gelukzaligheid bent verschenen om het door jou aan mij beloofde tribuut te betalen en je mijn geduld en lankmoedigheid te lang op de proef hebt gesteld deel ik je mede, dat als je niet aan mijn wil gehoorzaamd, dan zal ik het tribuut zelf komen halen en je verjagen en jouw land aan mijn rijk toevoegen.
Als je weet wat goed voor je is dan kom je met mijn gezanten per omgaande mee en werpt jouw nietswaardig persoon zich nederig en berouwvol aan mijn voeten smekende mijn genade deelachtig te worden. Behalve de verschuldigde som van ...goudguldens zal je voortaan ...gulden per jaar extra aan tribuut brengen, verder zal je brengen ..jachtvalken, ...krijgspaarden en ...knapen, en dat alles door mijn slaven uitgezocht.
Geschreven....
Istanbul
1455-11-15

Wij Johannes van Hunyad, voor altijd graaf van Bistritz enz, maken bekend aan allen en ieder in het bijzonder die deze brief van ons zal inzien, dat tussen ons en de luisterrijke Ladislaus, voivode van de Walachijse gebieden, onenigheid, tweedracht, vijandigheid en twist en ruzie aan de dag zijn getreden, die met de tussenkomst van velen, die vooral de vrede nastreven tot nog toe tussen ons op geen enkele wijze hebben kunnen worden gesust, bedaard en bijgelegd. Toch omdat wij willen, dat dit rijk en de onderdelen ervan in de vroegere vrede en rust blijven en zich verheugen. beloven wij en geven wij alle mensen van vrije status die waar ook maar in de Walachijse gebieden verblijven het vertrouwen en de zekerheid en de verzekering, dat wie ook maar van hen met zijn goederen en koopwaar, van welke aard ook maar, overal heen, in naam van de[ze] oproep, op de vroegere wijze naar het rijk en de onderdelen ervan vrij, vredig, veilig, gerust en zonder enige vrees kan en vermag te komen en zich hier op te houden, te verblijven, te kopen en te verkopen en tenslotte met de genoemde waar en goederen vredig en zonder enig beltsel naar huis terug te gaan. En desalniettemin geven wij u, alle mannen van vrije status waar dan ook in dit rijk en zijn onderdelen, vooral in de koninklijke stad Brashov en de aangehorigheden daarvan verblijvend, de zekerheid en de verzekering, dat wie ook maar van u met zijn goederen en koopwaar van welke aard ook maar naar het rijk en de Walachijse gebieden veilig, vrij en vredig kan en vermag te gaan en zich daar op te houden, te verblijven, te kopen en te verkopen en tenslotte met zijn onaangetaste goederen en waar van welke aard ook maar naar huis terug te keren, door tussenkomst van de getuigenis van deze brief van ons. En dit willen wij overal op openbare plaatsen bekend laten maken.
Bovendien vertrouwen wij u toe en vragen wij u met klem, al onze kasteelheren, graven, beambten en mensen van welke andere status dan ook die ons toebehoren en overal verblijvend, met een reeks van deze [brieven] dat, zolang en wanneer de rijksingezetenen van de Walachijse gebieden met hun waar en goederen naar dit rijk en de onderdelen ervan gekomen zullen zijn, u dezelfden vrij in de door ons gehouden [plaatsen] en dit rijk met hun waar en goederen hierheen moet laten vertrekken en hier zich moet laten ophouden, verblijven, kopen en verkopen en tenslotte met al hun onaangetaste goederen en waar naar huis terugkeren, vredig en zonder belestel, en dit zult u laten gebeuren, en anders zult u in het voorafgaande niet doen. Dez brief doorgelezen zijnde is ze teruggegaan aan toonder.
Gegeven te Brashov, de eerste zondag na het feest van de zalige bisschop Martinus, in het jaar des heren 1455.
1455-12-23
"Aanzienlijke door ons geliefde mannen.
U weet dat toen lang geleden tussen ons en Ladislaus de voivode van de Walachijse gebieden, vrede en eendracht was gesloten en beklonken, u toentertijd heeft aangevoerd en plechtig verklaard dat deze vrede en eendracht door dezelfde voivode Ladislaus op geen enkele wijze en langs geen enkele werden geschonden maar ongedeerd in acht werden genomen. Nu echter heeft een zekere Kakecz Radul uit de Walachijse gebieden de Turken, vijanden van dit rijk, in dit rijk binnengebracht samen met enige Walachen uit het rijk van de Walachen, en hij heeft de stad van onze heer koning die Saam wordt genoemd en bepaalde delen van dit rijk door dezelfde Walachen en Turken laten plunderen, en dezelfde Walachen hebben alle buit uit die gebieden naar Walachije overgebracht. Denkt u eens na en overweegt u of deze vrede en eendracht goed zijn of niet; en u moet bepaalde boden van u naar dezelfde voivode Ladislaus overbrengen en de andere voorafgaande zaken met meer zekerheid te weten komen. Om welke reden heeft hij niet de bedoeling dezelfde vrede in acht te nemen en richt hij de voornoemde plunderingen aan in dit rijk, of het goed is of niet. Bovendien, omdat wij onder Gods hoede de eerstkomende zondag in de [vesting]stad Thorda willen samenkomen met alle mensen uit de Walachijse gebieden, vragen wij dit vanwege uwe vriendschappen, dat u enkele achtenswaardige lieden uit uw midden op de genoemde dag en plaats in het midden van het rijk moet overbrengen, opdat wij in staat zij samen met dezelfde en andere rijksingezetenen die zaken te behandelen, die de gepaste eer van het rijk en onze heer koning betreffen. Anders zult u dus in de voorgaande zaken niet doen. Gegeven te Bistritz, de eerste woensdag na het feest van de Zalige apostel Thomas in het jaar des Heren 1455. Johannes van Hunyad, graaf van Bistritz.
Achterop: Aan de aanzienlijke en zorgzame mannen rechters, gezworenen en overige burgers van de stad Brashov, onze beminde vrienden."


1456
1456-04-06
"kanselarij: De eigen commissie van de heer Koning.
Ladislaus, bij de gratie Gods koning van Hongarije, Bohemen, Dalmatie, Kroatie enz, hertog van Oostenrijk en Stiermarken en bovendien van de Moravische mark enz, aan al onze getrouwen en in het bijzonder aan de Saksen van onze Transylvaanse gebieden, groet en genade. Op grond van het relaas aan ons van onze aanzienlijke en verheven getrouwe Johannes van Hunyad, voor altijd graaf van Bistritz hebben wij begrepen dat de illustre Wladislaus de Walachijse voivode, de bezittingen van dezelfde graaf Johannes en ook bepaalde Saksische dorpen van ons, door een inval te doen, verscheidene van dezelfde dorpen heeft platgebrand en verteerd, en verdere oorlogen, vijandelijkheden, schade en onrechtmatigheden aan dezelfde van plan is en wenst aan te doen en op te leggen. En omdat immers dezelfde graaf Johannes zich in alle zaken, welke diezelfde voivode Wladislaus tegen hem voorwendde, gehouden is zich te schikken naar ons oordeel en rechtersambt, biedt hij zich aan en hebben wij de bedoeling aan de zijde van dezelfde graaf Johannes een oordeel te geven en recht te doen geschieden tegen de genoemde voivode Wladislaus. Wij hebben derhalve door middel van een andere brief van ons aan de genoemde voivode Wladislaus geschreven, dat dezelfde moet afzien en zich onthouden van verdere oorlogen, onrechtmatigheden, vernielingen, schade en verderf met betrekking tot onze goederen en bezittingen en die van dezelfde graaf Johannes. Als hij dit mocht weigeren te doen, vragen wij, aan uwe getrouwheid met aandrang bevelend, dat u, gezien deze brief en niettegenstaande eerdere opdrachten en bevelen van ons ten gunste van diezelfde voivode Wladislaus die, voor wat dat betreft vroeger aan u zijn gedaan, volgens de inlichtingen van dezelfde graaf Johannes zich met man en macht te mobiliseren en de grenzen van het genoemde rijk van ons en bovendien de goederen en bezittingen van de genoemde graaf Johannes tegen welke aanvallers en belagers ook maar en vooral tegen dezelfde voivode Wladislaus wilt en moet beschermen, hoeden en verdedigen. Anders zult u vanwege onze genade niet durven doen in het voorafgaande. Deze brief doorgelezen zijn is ze teruggegeven aan toonder.
Gegeven te Buda, de eerste woensdag na de zondag Quasimode, in het jaar des heren 1456, het zestiende jaar van onze regering over Hongarije etc, het derde over Bohemen.
Achterop: Koninklijke brief met maatregelen tegen de voivode Wlad.
1456-04-07
Janos Hunyadi vraagt aan Brashov om verdedingswerktuigen te sturen naar de burcht van Fagaras, die door de Walachen wordt belegerd

Aanzienlijke mannen, door ons beminde vrienden, U moet niet aarzelen te weten dat de ontrouwe Walachen ons fort Fagaras hebben belegerd en al verscheidene uithalen naar datzelfde fort van ons hebben gedaan. Niettemin is het Gods wil dat zij ondanks de kwaadaardige aanblazingen van hun geest allerminst in staat zijn geweest hetzelfde fort van ons te belegeren naar gelang wij onlangs hebben waargenomen; de genoemden wenden voor op vijandelijke wijze hetzelfde fort van ons te belegeren en bijgevolg niet alleeen datzelfde fort van ons maar nog veel meer het gehele rijk veel ongemakken, schade en aanvallen aan te doen, en daarom moet datzelfde fort van ons tegen de uithalen van dezelfde vijanden met vele zware wapens worden versterkt. Hierom vragen wij uwe vriendschappen bij dezen zeer minzaam, dat, indien sommige soorten wapens voor een veiliger behoud van hetzelfde fort van ons nodig mochten zijn - u moet dan denken aan pek, kruit, pijlen en dergelijke zaken meer- u aan de mensen van hetzelfde fort van ons toestaat en instemt [die wapens] en op onze eigen kosten in u midden te kopen en toestaat dat wij dezelfde vrij uitvoeren uit uw stda, en anders zult u vanwege onze bijzondere gunst en het welzijn van die gebieden niet doen. Gegeven te Buda, de donderdag na de zondag Quasimodo etc, in het jaar des Heren 1456. Johannes van Hunyad, graaf van Bistriz enz.
Achterop:
Aan de aanzienlijke mannen rechters, gezworenen, en overige burgers van de stad Brashov, door ons beminde vrienden.
1456
illustratie, © Wanita Resida 2006Extremis malis, extremis remedia

Uit de kroniek van Dracula:



In het jaar 1456 verscheen in de maand juni in het sterrebeeld kreeft op 15 graden in het oosten een komeet die gedurende 30 dagen te zien was in het sterrebeeld vissen. Deze staartster die de Onheilbrengende werd genaamd was rood en goudgeel gekleurd met een lange staart als een kronkelende vlam. Na het verschijnen van deze komeet brak de pest uit in vele landen, werd het graan razend duur en brak er grote sterfte uit onder de mensheid. Het lot van de mensheid werd op diverse wijzen beinvloed. Men voorspelde nog vele rampen in de toekomst en men hield processies waarbij werd gebeden en gesmeekt om de toorn des Hemels af te wenden.

Thrithemius:
En in deze dagen leefde een zekere heidense ongelovige, genaamd Dracula, voivode en vorst van Walachije, die met zijn wreedheden de mensen kwelde, waaronder bij voorkeur christenen, waarvan hij talloze duizenden zonder enige reden onschuldig vermoordde.

Chronicon Mellicense:
In Groot-Walachije werd Dracul voivode of hertog, die de tiran der tirannen werd. Hij ontnam velen hun leven; als vergelding doorboorde hij 25.000 mensen op palen, mannen, vrouwen met de kleine kinderen en hij begin zo vele huiveringwekkende daden. Zijn regering ving aan in het jaar 1456.
Duitse kronieken:
In het jaar 1456 na de geboorte van onze lieve Heer Jezus Christus heeft deze Dracula vaivoda vele verschrikkelijke, wrede en wonderbaarlijke dingen gedaan en bedreven in Walachije en ook in Hongarije.
De oude goeverneur had eertijds de oude Dracula laten doden en Dracula en zijn broer hebben hun geloof afgezworen en beloofd het christelijke geloof aan te hangen en te beschermen.

Ebendorfer:
In hetzelfde jaar is deze Dracula, als de oudste van de broers op de troon gezet en heer van Walachije geworden. Meteen heeft hij Laszla Vaivoda, die daar zelf ook geregeerd had met het zwaard laten doden. Daarna toen hij hertog in Walachije was heeft hij vele onschuldigen gedood en heeft hij vele schatten en rijkdommen vergaard." Zijn ongewone wreedheid en rechtvaardigheid zijn vermeldenswaard. Hij overtrof alles aan wreedheid met zijn liederlijke wreedheid en onmenselijke aard, welke misdadigheid hem onder de Walachen die hij bestuurde zo berucht maakte. Niets kan zijn spektakels in afgrijselijkheid overtreffen.
zie ook de turks/griekse versie verderop

Russische kroniek:
Er leefde eens in Muntenie, zoals de Walachijse landen werden genoemd een christelijke voivode van het Griekse geloof, die in de walachijse taal Dracula werd genoemd dat wil zeggen in deze taal: De Duivel, want hij was gruwelijk slim en zoals hij heette zo leefde hij. Hij was zo verschrikkelijk, dat zijn leven de afspiegeling van zijn naam was.

Roemeense kroniek:
Vlad was geboren in de familie Basarab, een legendarisch geslacht. Hij werd door de Turken gegijzeld en terwijl hij in hun handen was kwam hij op de voorgrond dankzij zijn bekwaamheid en zijn goede verstand. Een toen eens in Walachije de macht wisselde, werd hij als voivode gezonden naar dit land, in ruil voor enkele verplichtingen tegenover de Sultan, zoals gebruikelijk was in deze dagen en waaraan vele andere voivodes zich reeds voorheen hadden onderworpen. (eigenlijk naar 1448) Het land zag in hem een verlosser. Er werd verteld, dat deze Vlad-Voda, ook de Spietser genaamd schoon van gestalte was, met regelmatige maar harde, zeer bleke droefgeestige gelaatstrekken, een wrede oogopslag; hij had lange haren, een grote snor en hij droeg een muts, die leek op de pauselijke hoed, en tot tweemaal toe omwonden was met een sjerp." Echter toen hij in zijn land aankwam en hij de heersende ellende gewaar werd en zag dat zijn volk werd onderdrukt besloot hij om het land vastberaden te verdedigen en haar te bevrijden van het aan de Turken verplichte tribuut. Het eerste wat hij deed was om de dieven en de luilakken te ontmaskeren, met de bedoeling om van hen goede en eerlijke soldaten te maken en oprechte en goede mensen. En de vrije boeren steunden de voivode, die in kritieke omstandigheden een beroep deed op hun hulp, en hoewel hun daden wel bekend waren bij de voivodes werden ze als vogelvrijen beschouwd (door de bojaren). Hij voerde een streng bewind om er zeker van te zijn dat het volk hem gehoorzaamde, zijn besluiten eerbiedigde opdat zij allen even rechtschapen, waardige en eervol als hijzelf zouden zijn. Alleen de bojaren beschouwden hem als een hardvochtige man, want van tijd tot tijd zette hij ook hen aan het werk. En alleen de verraderlijke bojaren, die tegen hem konkelden noemden hem Draculea, de zoon van de duivel zelver. Hij was een goede voivode want in zijn tijd was het kwaad wijdverspreid in zijn land.(roemeens)

Bonfinius:
Zijn ongewone wreedheid en rechtvaardigheid zijn vermeldenswaard. Hij oefende zoveel gestrengheid uit in zijn onbeschaafde land, dat men veilig midden in elk bos met zijn bezit kon vertoeven.
Iorga:
Waarlijk bleek Dracula, die zijn naam van zijn vader had geërfd echter zo wreed te zijn, dat het leek alsof hij al zijn goede eigenschappen, zijn dapperheid, zijn koenheid en driestheid, al datgene wat Vlad als bijna geen ander uit zijn dagen sierde slechts ten kwade aanwendde. De vloek van de tirannie leek op hem, zijn land en zijn buurlanden te drukken.

Pius II:

En hij verwierf korte tijd daarna [na de dood van zijn vader] de macht, doodde Ladislas en verwierf het grootste deel van zijn vaderlijk erfdeel, en doodde op wrede manier allen die de tegenstanders van zijn vader waren."

Duitse Kroniek:
Item. In hetzelfde jaar is deze Dracula, als de oudste van de broers op de troon gezet en heer van Walachije geworden. Meteen heeft hij Laszla Vaivoda, die daar zelf ook geregeerd had met het zwaard laten doden. Daarna toen hij hertog in Walachije was heeft hij vele onschuldigen gedood en heeft hij vele schatten en rijkdommen vergaard.

Melk:
In Groot-Walachije werd Dracul voivode of hertog, die de tiran der tirannen werd, hij ontnam velen hun leven als vergelding doorboorde hij 25.000 mensen op palen, mannen, vrouwen met de kleine kinderen, en hij beging zovele huiveringwekkende daden. Zijn regering ving aan in het jaar 1456...

Roemeense kronieken:
En toen eens in Walachije de macht wisselde, werd hij als voivode gezonden naar dit land, in ruil voor enkele verplichtingen tegenover de Sultan, zoals gebruikelijk was in deze dagen en waaraan vele andere voivodes zich reeds voorheen hadden onderworpen. Het land zag in hem een verlosser. Er werd verteld, dat deze Vlad-Voda, ook de Spietser genaamd schoon van gestalte was, met regelmatige maar harde, zeer bleke droefgeestige gelaatstrekken, een wrede oogopslag; hij had lange haren, een grote snor en hij droeg een muts, die leek op de pauselijke hoed, en tot tweemaal toe omwonden was met een sjerp. Echter toen hij in zijn land aankwam en hij de heersende ellende gewaar werd en zag dat zijn volk werd onderdrukt besloot hij om het land vastberaden te verdedigen en haar te bevrijden van het aan de Turken verplichte tribuut.

Het eerste wat hij deed was om de dieven en de luilakken te ontmaskeren, met de bedoeling om van hen goede en eerlijke soldaten te maken en oprechte en goede mensen. En de vrije boeren steunden Vlad, die in kritieke omstandigheden een beroep deed op hun hulp, en hoewel hun daden wel bekend waren bij de voivodes werden ze als vogelvrijen beschouwd (door de bojaren).

Wie heeft er niet gehoord van de stormachtige heer Vlad de Spietser, van zijn prestaties en zijn overwinningen op zijn vijanden zowel in het binnenland als daarbuiten. Hard en duister van karakter als ook de opwindende tijden in welke hij leefde, dapper en ondubbelzinnig in zijn besluiten, pienter, moedig maar toch steeds rechtvaardig en wijs, verlichte hij- met in de ene hand de paal en in de andere het kruis-het land van geboefte, luiaards (werkschuwen) en de trouwelozen en dwong hij de wreedste vijanden van het land, de Turken groot respect af.

Hij voerde een streng bewind om er zeker van te zijn dat het volk hem gehoorzaamde, zijn besluiten eerbiedigde opdat zij allen even rechtschapen, waardige en eervol als hijzelf zouden zijn. Alleen de bojaren beschouwden hem als een hardvochtige man, want hij van tijd tot tijd zette hij ook hen aan het werk. En alleen de verraderlijke bojaren, die tegen hem konkelden noemden hem Draculea, de zoon van de duivel zelver.
Hij was een goede voivode want in zijn tijd was het kwaad wijdverspreid in zijn land.
1456-07-03
borstbeeld van Vlad Dracula vervaardigd door Bert Doesburg, 1987, geplaatst op deze site met toestemming van de kunstenaar; copyright op de foto W.Resida
Aan onze eerwaardige voorzienige heren vrienden.
Omdat zoals wij u vrienden door onze andere brieven aan u op de hoogte hielden, en zoals uw boden me eigen ogen hebben aanschouwd wij reeds oog in oog met de Turken staan. Daarom vragen wij uw vriendschap omwille van God met zo de grootst mogelijke hartstocht om uw legers en manschappen ons onverwijld en zonder dralen achterna te sturen, zoals onze heer koning u in zijn schrijven heeft bevolen. En voor uw bestwil dient u niet anders te handelen. Verder moet u weten, dat wij de voivode Vlad opgedragen hebben om zih ten behoeve van uw verdediging in te spannen en onafgebroken te waken. En wij vagen u om bij de voorgaande zaken niet anders te handelen.
Gegeven te Kubin, maanag na Maria Visitationis, in het jaar onzes Heren duizen CCCCLtig en zes.
Johan van Hunyad, graaf van Bistritz etc.
Gericht aan: de wijze heren richters en gezworen oudsten van de zeven Saksiche stoelen in Transsylvanië, onze eerbare vrienden.
ongedateerde brief geschreven tussen 1456-07-03/1462
Vlad stuurt de richter en de 12 raadsleden van Brashov vee als geschenk in zeer vleiende en overdreven bewoordingen en verzoekt om een vrijgeleide voor de veedrijvers
ongedateerde brief geschreven tussen 1456-07-03/1458-03-28
Vlad stuurt zijn gezanten Ivan Polivar en Mihai Logofat naar Brashov met de eis om Mihail din Rusi en Pardoi uit te wijzen. Vlad heeft al zijn vijanden vergeven met uitzondering van Mihail din Rusi en Pardoi, die hij niet heeft vergeven en vervolgt. Ze worden echter beschermd door M. Szilagyi
1456-09-06

Wij Vlad voivode van Walachije en heer over de landen Fagaras en Amlas hebben, - het aan de herinnering toevertrouwend door de samenhangende inhoud van het tegenwoordige stuk, terwijl wij het bekend maken aan elke een die het van pas komt, aangezien wij in overweging nemen de diensten van menige voivode uit het geslacht van Mircea, nl van onze vader en onze broers, welke zij en overal aan de koningen van Hongarije en hun Godgewijde kroon trouw toonden en welkom en aanvaard brachten voor de verdeging van het christelijk geloof brachten en omdat wijzelf, hun sporen en daden wensend na te volgen, onze trouw willen tonen aan de zeer doorluchtige heer vorst heer Ladislaus koning van Hongarije, Bohemen, Dalmatië, Kroatie, etcetera, hertog van Oostenijk onze zeer welgevallige heer, in zijn jeugd bij het eerste verkrijgen van de heerschappij over dit Walachije ter vermeerdering van die ervaren van geleverde diensten en die willen doen blijken, omdat wij ook ons hoofd en dat van al de onzen in de schoot en bescherming van zijne doorluchtigheid neervleien uit vrees voor de Turken, omdat wij vertrouwen in volkomen vertrouwen op de persoon van die heer van ons, de koning voor de Saksen en het vertrouwen van alle burgers van Brassovia en bewoners van het gewest Burzenland en omdat tot ons met vertrouwen en een zeer krachtige eed van de Brassoviers Georgius voorheen richter, Gasparus Goudsmid en een andere Gasparus de Grote, slager en uit naam van alle oudsten door een uitspraak uit Burzenland, Theis richte van Risnov zijn gekomen, - met hen onder ede en met het verschuldigde vertrouwen op God de beschikking gemaakt en verordend, dat wanneer en zo vaak ook maar het bij het voortschrijden der tijden overkomt dat wij uit vrees voor de Turken of door uitdrijving door onze vijanden in het gebied van Hongarije in hun midden belanden, zij ons en de onzen opnemen, plichtsgetrouw behandelen, voeden en vijanden voor onze vijanden zijn en dat wij met onze krachten en machtsmiddelen van andere vijanden van hen, en ook dat zij ons zolang we in hun midden zullen verkeren tegen alle aangelokte mensen dienen te verdedigen en wanneer wij en de onzen onder hen of juist bij hun grenzen enige schade extra lijden dienen zij hiervoor in te staan.
Daarenboven voegen wij, omdat wij bovendien zoals onze eerder voorgangers in goede zaken voor hen deden zo ook of zelfs beter willen doen en alwat zij overeenkwamen met het verschuldigde einddoel al die dingen, krachtig in stand te houden, toe dat welk ene of meerdere rechtvaardigen dan ook die naar dit gebied van ons komt of komen mist hij de verschuldigde schatting afdraagt in vrede en zonder enige belemmering mag rondlopen, zo ook dat rechtvaadigen niet voor onrechtvaardige zaken mogen worden aangehouden, maar wanneer iemand aanspraak op iets zal hebben dient hij dit ten overstaan van ons of onze afgevaardigde ambtsdragers te verwerven.
Al deze voorgaande zaken en andere die tot de verschuldigde ordelijke toestand behoren hebben wij ter eerbiediging van het vertrouwen en de trouw voor onze genoemde heer koning en die burgers van Brassovia en oudsten van het Burzenland uit vrije wil aangenomen en wij hebben beloofd deze ten dienste van de verschuldigde trouw aan God en van de menselijkheid krachtig in stand te houden door middel van deze oorkonde van ons en door het getuigenis van ons zegel dat wij gebruiken.
Gegeven te Tirgoviste, maandag voor het feest van de geboorte van de Heilige Maagd Maria, in het jaar onzes heren MCCCCLIV.
1456-09-10:
Vlad vraagt steun tegen de Turken

Wijze en eerbare mannen, broeders, vrienden en onze oprecht geliefde buren
Met de inhoud van het tegenwoordige stuk geven wij u te kennen zoals wij ook als aanwezige te kennen geven, dat u goed in uw geest opneemt en krachtig vasthoudt waarom nu een gezant van de Turken naar ons is gekomen, wat wij voorheen met u over vriendschap en goede vrede hebben besproken, dat wat wij gezegd hebben waarbij wij het toen, nu en altijd met inspanning van ons hart en goede wil trouw en krachtig willen houden en zoals wij ons voor onze gedane zaken inspannen en zwoegen. En zie, nu is de tijd en het uur gekomen, die wij eerder aan u hebben voorspeld. De Turek willen grote bijna ondraaglijke lasten op onze deuren en schouders leggen en ons bedrukken. Niet onwille van ons of de onzen willen die Turken zulke zware lasten scheppen en dwingend opleggen, maar omwille van u en de uwen, want vanuit onze gedane zaken zullen we waarlijk juist op gunstige wijze vrede en goede rust tot stand brengen. Maar vawnege u en de uwen kunnen wij met die Turken geen vrede tot stand brengen, omdat zij vragen van de weg af te gaan en ten opzichte van u plunderingen te houden door ons hele rijk, bovendien en darenboven dwingen zij ons in vele gevallen tegen het Christelijk geloof en tegen u te handelen. Het is echter onze en de volkomen wil op generlei wijze metg boze dingen tegen u te handelen, terwijl we zelfs niet van uw willen scheiden, zoals de ook gezegd en bezworen hebben, voor u een trouwe broeder en vriend te willen zijn.
Vandaar is het, dat wij die bde van de Turken zolang hier gehouden hebben dat we het u konden laten weten. U dient te bedenken, wanneer een man of heerser machtig en sterk is, dan hij vrede maken zoals hij wil. Zoda hij echter onmachtig zal zijn, zal een sterkere over hem heen komen en met hem doen wat hij wil.
Vandaar dat wij u bij deze en elk van u bij deze van harte verzoeken dat u terstond na het zien van het tegenwoordige stuk terwille van uw en ons nut zonder enig dralen hulptroepen naar ons zend, tweehonderd of honderd of zelfs vijftig uitgelezen mannen, voor de naast komende zondag. Wanneer die Turken maar de strijdmacht van de Hongareen zullen zien zullen ze week worden en wij zullen zeggen dat er nog meer komen. Dan kunnen we over onze en uw gedane zaken met de vereiste regelmaat beschikkingen maken zolang wij van onze here koning het mandaat zullen hebben, zoas wij het tevoren tot uitvoering hebben gebracht terwille van het goed, de verdediging en het nut van u en ons. Haast u zo snel als u kunt, omdat wij naar God weet meer bedacht zijn op uw welzijn en bestendigheid dan op de onze, denkt u ook na welke zaken door alles heen voor ons en de onzen in eer en voordeel resulteren, omdat er o gruwel sommigen zijn die boze dingen jegens ons beramen en onrechtvaardig handelen.
Weest voor dergelijke leiden vijanden zoals wij voor uw vijanden zijn, doe aan hen zoals wij voor u aan hen zullen doen.br> Gegeven te Tirgoviste vrijdag direct volgende na het feest van de geboorte van de Heilige Maagd Maria in het jaar onzes Heren MCCCCLVI
Vlad, voivode van Walachije en heer van het land Fagaras, voor eeuwige uw broeder en vriend.
Aan de wijze en eerbare heren rechter en raadsleden van de stad Brashov, geliefde broeders en onze zeer hooggeachte buren.
1456

zie tekst firman en tribuuteisen in 1448/1455
1456

Turkse kroniek over Dracula


(hierin ook griekse kronieken verwerkt + Iorga):
Toen deze bloeddorstige tiran en ongelovige zonder mededogen er tijdens een geweldadige omwenteling met de steun van de Sultan in was geslaagd de tot dan toen regerende vorst een zware nederlaag te bezorgen werd hij door de Sultan erkend als vorst over het gehele land der Walachen.
Hij en de Sultan zwoeren eden en beloften aan elkaar, waarin hij ondermeer zijn woord gaf dat hij rein en onbezoedeld zijn genegenheid en goede wil ten aanzien van de Sultan zou bewaren en zich aan alle beloften zou houden en het verdrag tussen hen zou onderhouden. Ook werd hem door de Verheven Poort opgelegd dat hij jaarlijks grote geschenken moest geven. Hij moest naar de Keizerlijke Drempel komen en daar de hand van de Padisjah kussen en het eregewaad in ontvangst nemen.
Deze prins Vlad was echter een woesteling. In zijn innerlijk kronkelde een rusteloze adder, tussen zijn slapen woedde onophoudelijk een demon met scherpe klauwen en in zijn ogen brandde de haat voor zijn medemensen.
Zodra hij aan de macht was gekomen versterkte hij zich door bovenmatige geweldadigheid en verzamelde hij als eerste een groot gevolg om zich heen en richtte hij een lijfgarde op, die zijn bestaan met hem deelde. Toen liet hij een voor een de edelen komen, die betrokken waren bij de vele regeringswisselingen en hij verdelgde elk tesamen met zijn gehele familie en spietste hem samen met zijn kinderen, zijn vrouw en dienaren en zo vernietigde hij zijn vijanden. Omdat hij even driest was als zijn broeder Radu (die zijn eer gewapend tegen de Sultan had verdedigd) onderdrukte hij de bojaren van Walachije, roofde hun geld, onthief velen uit hun functies en beroofde hen van het leven.
Men heeft uitgerekend dat deze man met dergelijke methoden een grote slachting heeft aangericht onder menselijke wezens. Zeker om zijn gezag veilig te stellen doodde hij naar men zegt in een korte tijd 20.000 mannen, vrouwen en kinderen, want hij was een enorme wreedaard. Hij nam hun vermogen in beslag, maakte zijn troepen rijk en hij hief zoveel belastingen en tienden van zijn onderdanen, dat het ondraaglijk werd voor hen. Hij omringde zich met een aantal moedige soldaten en lijfwachten en schonk hen zilver, het vermogen en de rest van de goederen van hen, die hij had uitgeroeid en het gevolg hiervan was dat in de kortst mogelijke tijd de toestand in Walachije grotendeels was veranderd en het openbare leven vanwege deze man een totale omwenteling doormaakte. Gebrek aan moed bij zijn soldaten strafte hij met de spiets, gebrek aan wreedheid bij zijn dienaren stond voor hem gelijk aan een grote schurkenstreek. Door middel van hun vele moorddadige handen was hij zeker de grootste mensenmoordenaar. Hij verloor zich in de loop van de tijd steeds meer in bloeddorstige visioenen van grote en ongevenaarde slachtpartijen, welke hem in kort tijd tot de schrik van de wereld maakten. De macht smaakte hem des te zoeter wanneer de scherpe punten van palen diep doordrongen in de ingewanden van schuldigen en onschuldigen, die om de meedogenloze paal kronkelden en zo hun kwellingen verergerden en hun dood verhaastten. Aan zijn zieke geest ontsnapte geen enkele pekelzonde, waarmee dagelijks de grote zondigheid in de wereld werd vervuld. Op de stuiptrekkingen van de jonge maagden die op huiveringwekkende wijze stierven reageerde de jonge en knappe prins met een duivelse vreugde, die fonkelde in zijn grote vochtige ogen.

Wat de Hongaren aanging, vanwege een kleine groep onder hem, die zich in enkele van zijn aangelegenheden schenen gemengd te hebben, richtte hij zonder er maar een onder hen te sparen een massamoord aan. Door middel van deze afschuwelijke gewoonten (spietsen etc) versloeg hij alle machthebbers en legeraanvoerders van de ongelovigen. Met al deze door hem gepleegde feiten toonde hij zich tegelijk onderdanig aan de Verheven Poort van het huis Osman en hij werd hierom beroemd en geëerd. Ook onder zijn gelijken verwierf hij roem en werd hij beschouwd als de beste legeraanvoerder.
Evenzo was hij uniek in zijn regering, zoals hij was er in het land der ongelovigen geen tweede. Met de hulp die hij inriep van de hemel overwon hij vele malen de Moldaviers (Kara-Bogdan) en vele keren versloeg hij de dappere legers van de ongelukkige Hongaar en verstrooide diens legers.
"Rekenend op de Sultan van de wereld, deed hij wel honderd vijanden omkeren, waarop deze booswicht hoogmoedig werd en zich inbeeldde dat hij de Satan zelve was."
Door zijn wrede executies steeg het bloed in Walachije tot aan de hemelen, want zijn slechtheid strekte zich uit over alle gewesten van dit land. In zijn ogen was het geen zonde om zelfs zijn eigen bezit te verwoesten en zelfs het bloed van zijn vrouwen en zijn kinderen te vergieten. Voor een klein vergrijp bezorgde hij veel smart en voor een pekelzonde deelde hij de zwaarste straffen uit. Tegenover niemand toonde hij genade of mededogen.
Hij strafte al deze mensen daar met instemming van de Sultan om diens gezag te versterken voor het geval de eersten onder de Walachen hun houding zouden veranderen en de Hongaren als bondgenoten en hulp erbij zouden kunnen halen.
Toen hij geloofde, dat hij zijn positie in Walachije had verzekerd vatte hij het plan op om zich van de keizer af te scheiden..

Na de officiele erkenning door de sultan besluit Vlad (in roman) om met een aantal vijanden af te rekenen:

Uit de kroniek van Dracula:


Item hij had alle edelen en landsheren uit zijn land uitgenodigd in zijn paleis en toen de maaltijd was geeindigd sprak hij de oudsten van zijn heren toe en hij vroeg hen hoeveel voivoden of heren naar hun mening in dat land hadden geregeerd. Ieder had naar eigen goeddunken geantwoord. Evenzo de andere heren, zowel de jongeren als ouderen had hij ieder apart gevraagd hoeveel regerende walachijse vorsten zij zich konden herinneren. De een antwoordde 50, een andere 30, weer een ander 20, verschillende 12. Maar geen was er zo jong, dat hij niet minstens 7 vorsten kon noemen. En daarom heeft hij hen allen laten spietsen, tesamen wel 500 bojaren opdat zij ook hem niet zouden overleven.

Chalcocondylas:
En hij riep een voor een zijn bojaren naar zich, van wie hij kon aannemen, dat zij in staat waren en ook deelnamen aan verraad om de wisselingen in de vorsten te bewerken, hij verminkte hem en spietste hem met zijn gehele huishouden, met zijn vrouwen, kinderen en dienaren.

Ebendorffer:
En omdat getuige de Schrift, wie voor zichzelf slecht is, op diezelfde wijze goed zal zijn voor enig persoon, heeft deze ellendeling een ongehoorde wreedheid aan de zijnen aangedaan. Hij verzamelde de edelen die onder zijn gezag vielen en onder de schijn van vroomheid nodigde de goddeloze de vooraanstaanden aan zijn tafel uit, en nadat de maaltijd was geëindigd begint hij aan de ouderen te vragen, aan hoeveel voivoden, die voor hem het vaderland regeerden, ieder van hen de herinnering bewaart. En toen sommigen verklaarden dat het er vijftig waren, anderen dertig, anderen twintig of twaalf, en de jongeren zeven beval hij hen gehoord hebbend, bijna vijftig man in aantal aan palen vast te maken.

Uit de kroniek van Dracula:


1456/1462.
Wreedheden uit de duitse Draculakronieken, en Turks/Griekse beschrijvingen die niet direct met een bepaalde gebeurtenis in verband gebracht kunnen worden. Wschl zijn een groot deel van deze verhalen apocrief.


De tuin der gespietsten
.
De ongelukkige ongelovige vorst van Walachije de zoon van Dracul (Taraklu-oglu Kaziklu), die bij monde van de musulmannen en zijn christelijke onderdanen na verloop van tijd berucht werd onder de naam Kaziklu voivode had de gewoonte om iedereen die hij tijdens zijn bewind ter dood veroordeeld te laten spietsen en hij werd daarom Kaziklu genoemd, de Spietser. Hij was van het soort, dat alle kenmerken van geweldadigheid en boosaardigheid vertoonde.
Deze Kaziklu Voyvoda was een zeer tyrannieke man en meedogenloos tegenover zijn onderdanen. Als iemand uit een bepaald dorp een misdaad pleegde of een overtreding beging, dan strafte deze despoot het hele dorp- man, vrouw en kind, zelfs de hele kleine kinderen-door hen op spitse palen te steken. In zijn hoofdstad, Agac-Hisar (Tirgoviste) waar hij een in houten vesting woonde had deze ellendeling zeggende, dat hij er een park van wilde maken, een grote tuin, die zes mijlen lang was aangelegd aan weerszijden van de weg, en aan beide kanten door hekken en doornstruiken werd omgeven. Tussen deze hekken waren de gespietste lijken tentoongesteld van alle Hongaren, rebelse Walachen en Moldaven die hij te pakken had kunnen krijgen. Deze plek, die zijn tuin was werd ook gevuld met de misdadigers, die hij volgens zijn doodsoordeel had laten spietsen. En op dit terrein, op deze plaats waar fruitbomen en vruchtbare stammen groeiden had hij palen met scherpe punten laten vastzetten. Keer op keer versloeg hij door het zwaard zijn vijanden en hij spietste hen door hun buik vast op deze staken, en anderen nagelde hij aan het kruis.
Het verse bloed, dat naar beneden stroomde vormde op de grond de bloeiende tulpenbedden van deze tuin. Maar daarmee was zijn wreedheid nog niet ten einde, want het getal van mensen die buiten zijn vesting had laten ophangen aan alle bomen in de omgeving liet zich niet vaststellen. Aan elke tak hing wel minstens een dode. Hij verbood een ieder om de lijken weg te halen voor een begrafenis, zeggende dat wie het waagde om een lichaam van een galgenboom, kruis of staak te halen en hierbij door hem werd betrapt dan maar volgens zijn bloeddorstig doodvonnis zelf de plaats van die man in moest nemen. En de vogels en de kraaien deden zich tegoed aan hun vlees, omdat ze niet in de aarde begraven mochten worden. En als hij deze gastvrije executieplaats beschouwde, dan voelde hij zich trots en zelfvoldaan en hij zei: " Deze plaats is het plein waar deze doden een luchtje scheppen (een ommetje maken, een blokje omgaan, de wandelpromenade der doden)".
Beschrijving van Chalcondylas (ook opnemen in de veldtocht van 1462):
"... Een vlakte van 17 stadien lang en 7 stadien breed. En daar stonden grote kruisen en palen waarop mannen, vrouwen en kinderen waren vastgestoken, ongeveer 20.000 mensen waren op deze ellendige wijze omgebracht, wordt er gezegd. Welk een aanblik. Er waren ook kleine kinderen bij vastgebonden aan hun moeders (dat betekent dat de kinderen zijn verhongerd sic!), die op palen waren gestoken en de vogels hadden zich binnen in hun borstkassen genesteld." Er waren mensen bij, die reeds lang geleden waren gedood, anderen waren onlangs gespietst. Velen waren vergaan tot geraamtes. (Dit opnemen in de tekst hierboven. zie ook reeds opgenomen tekst in confront 1462.)

Hij heeft vele mensen laten spietsen, vrouwen, mannen, jong en oud.
Allerlei volk waaronder Joden, Heidenen, Christen, Serven (Rasciscirs) en Walachen van beiderlei kunnen en alle leeftijden midden door hun buik, dwars door hun navel en door hun zijden heeft hij laten doorboren opdat ze tijdens hun kwellingen nog lang zouden spartelen met hun ledematen en ze kronkelden en trokken als een grote groep padden en salamanders. Daarna liet hij ook hun handen en voeten spietsen en hij sprak vaak lachend op zijn gebruikelijke manier: "Hee, wat voeren zij een fraai schouwspel op." En op deze wijze had hij zijn plezier.
Sommige mensen heeft hij zijdelings gespietst, allemaal door elkaar, jong en oud, mannen en vrouwen.
Die hebben gespartelt en met armen en benen om zich heen geslagen, gedraaid en gekronkeld als kikkers door elkaar heen. Daarna liet hij ook hun handen spietsen en hij riep vaak in zijn taal uit: "Hee, welk een gerechtigheid wordt hun gedaan!" Op deze wijze had hij zijn plezier. En het waren heidenen (zigeuners, Turken?), Joden, christenen, ketters en Walachen.
Andere mensen sloeg hij staken door hun hoofd, anderen door de borstkas, anderen door de navel en anderen van onder door het zitvlak omhoog in de ingewanden tot boven aan de ruggegraat en dit wordt door niemand betwist, de moeders door beide borsten palen steken, waarop hij dan de kinderen vaststak."
Verschillende mensen liet hij villen en de ingewanden blootleggen, roosteren op gloeiende kolen, radbraken, onder wagenwielen verbrijzelen.
Hij had verscheidene van zijn onderzaten naakt tot aan de navel laten ingraven en op hen laten schieten met pijlen en speren naar hen geworpen. Hij heeft ook verschillende mensenlaten roosteren en anderen gevild.
Hij had eens een grote koperen ketel laten maken, met twee handvaten, en daaroverheen planken met grote gaten, waar een mens zijn hoofd doorheen kan steken. Daarna liet hij een groot vuur daaronder aansteken, en water in de ketel gieten en het arme volk, mannen en vrouwen jammerlijk laten schreeuwen tot ze gekookt waren.
Hij heeft ook verschillende mensen laten vermalen op molenstenen en nog veel meer onmenselijke dingen worden er over hem verteld.
Verder liet hij ook velen tot aan slijpstenen fijnslijpen en dood malen en er wordt in vele landen van hem beweerd dat hij nog veel meer andere boosaardige onmenselijkheden zou hebben begaan. Deze beestachtige tiran heeft de mensen onderworpen aan de vreselijkste kwellingen en de meeste verfijnde folteringen, die hij maar kon uitdenken.

Item had hij enkel van zijn edelen laten onthoofden en hij nam de hoofden mee, waarmee hij krabben vetmestte; daarna nodigde hij hun vrienden bij hem te eten uit en hij serveerde hen deze krabben opdienen, waarna hij tot hen zei: " U eet nu de hoofden van uw eigen vrienden." Daarna hing hij hen op spietsen.

Russische kroniek:
"Dracula en de onkuise vrouwen.
Als een vrouw de liefde bedreef met een andere man, dan haar echtgenoot gaf Dracula bevel, dat haar vagina eruit gesneden moest worden en ze werd levend gevild en haar huid werd aan een paal gebonden. En de huid hing meestal aan de paal midden in de stad op de markt. Hetzelfde deed hij met jonge meisjes, die hun maagdelijkheid niet hadden bewaard en ook met weduwen. In sommige gevallen liet hij de tepels van hun borsten afsnijden. In andere gevallen liet hij hun villen en een in het vuur roodgloeiend gemaakte ijzeren poker werd zo ver in hun vagina gestoken, dat het ijzer er weer bij hun mond uitkwam. Ze bleven naakt gebonden aan een paal totdat het vlees van de botten was afgevallen of door de vogels was verslonden. " (alleen in de russische versie komt dit verhaal voor)
1456
Olahus:
In de tijd van Jan Hunyadi voivode van Transsylvanie, die verder ook nog regent van Hongarije was geweest, greep de voivode Dracul, nadat hij een deel van de Danesti had verdreven, en een ander deel had gedood de macht. Manzilla van Arges, die als vrouw Marina, een zuster van deze Jan Hunyadi had genomen, had onder anderen 2 zoons: een genaamd Stanciul, die zelf twee zoons Dan en Petru had; de andere Stoian, of wel Stefan. Deze had twee zoons, namelijk Nicolaas en Mathias, en dochters Elena en Ursula. Dracula toen hij aan de macht kwam greep na verloop Stanciul en doodde hem voor de zekerheid. Stefan die nog een knaap was, om aan zijn tirannie te ontsnappen, met behulp van God, vluchtte naar koning Mathias, die naar Nicolaas van zijn vader heeft vernomen, vele malen besloot om hem een leger te geven en hem op de troon te zetten. Maar zijn vader, inziende dat de vele wisselingen nodig om de troon te bereiken gevaarlijk zijn, gaf er de voorkeur aan om zich in Transsylvanie te vestigen met de moeder van Nicolaas Barbara Hunsar, en daar een besloten leven te leiden, in plaats van de troon te verwerven en zich aan duizend gevaren bloot te stellen, en te worden gedood, zoals zijn voorvaderen werden vermoord. Want wie weet niet hoe onzeker de toestand van de voivoden in Walachije is. Nicolaas herinnert zich steeds zijn vader, die geboren uit het bloed van Dracula, de voivode van Walachije hem eens heeft verteld dat hij verkoos zich gelukkig te prijzen met een bescheiden positie in Transsylvanie, waar hij naar toe was gevlucht ten tijde van koning Mathias, om niet door Dracula zelf te worden gedood, dan in zijn vaderland te blijven in een hoge positie." (in de bekende chronologie klopt het verhaal van Olahus niet)
ongedateerde brief geschreven tussen 1456-09/1460-08
Vlad eist in een brief aan Brashov genoegdoening voor twee Walachijse kooplieden die 450 lammeren hadden gekocht en op de terugweg werden beroofd
ongedateerde brief geschreven tussen 1456-09/1460-08
Vlad schrijft vanuit Tirgoviste een brief aan Brashov over de kwestie dat zijn onderdaan de koopman Radil borg stond voor een Sakser, die echter zijn verplichtingen niet nakwam. Vlad eist van Brashov tbv Radil de verschuldigde som van 40 gulden. Zo niet dan zijn er consequenties. Verder eist Vlad van Brashov, dat het conflict tussen Radil, walachijer en de Saksische koopman onder zijn jurisdictie zal vallen en voor zijn rechters zal worden afgehandeld.
ongedateerde brief geschreven tussen 1456-07-03/1462
Ons schrijven aan de tolbeambten te Rucar
Geef acht op ons bevel;
Op het ogenblik, dat u dit bevel ontvangt zal een van u meteen naar Brashov reizen om hen aldaar het nieuws, dat wij hebben over de Turkse manoevres over te brengen, opdat men daar zal weten dat niets van wat erover wordt beweerd waar is.
En mocht een van hen als gezant naar ons hof willen komen, dan kan hij zodra hij dit bericht heeft vernomen vertrekken.
Wat dat betreft, hij die wil komen kan komen, maar als er niemand naar ons hof wil komen, dan zal die betreffende tolbeambte van Rucar, die naar Brashov zal reizen naar ons hof komen en ons hiervan in kennis stellen. Maar, wat de brenger van deze brief aangaat is het onze wil, dat u hem naar zijn huis laat teruggaan.
Maar als een van hen als gezant naar ons hof wil komen, dan zal hij samen komen met die tolbeambte, welke naar Brashov zal gaan.
Anders zal het niet geschieden
Iohannes Vlad, voivode bij de genade Gods vorst.
Gericht aan de grenswachters van Rucar
1456-07/1462-10
Alisandra, zuster van Vlad, trouwt, krijgt bij haar huwelijk van Vlad de dorpen Vilcana ter waarde van 80.000 aspers en Satul Mare ter waarde van 280.000 aspers als huwelijkscadeau. Helaas is haar echtgenoot onbekend, mogelijk een bojaar uit Vlad's hofhouding, er zijn kinderen uit dit huwelijk. Deze dorpen liggen vlak bij Tirgoviste. Als zuster had ze net als haar broers gelijke erfrechten op de nalatenschap van haar ouders.
1456-10

Uit de kroniek van Dracula


Item. Eens kwamen verschillende kooplieden in zijn land op een markt en ze beklaagden zich over de slechte handel en dat er niets te verdienen viel. Toen Dracula dat ter ore kwam, kocht hij al hun koopwaar op en gaf hun een goede prijs. Daarop kwamen de handelaren zo snel als ze konden weer terug met andere waren, maar de markt was al afgelopen. Toen Dracula dat zag, liet hij hen allen voor zich voeren en sprak: "jullie zijn lui, boefachtig en leugenaars. Jullie klaagt, dat je geen geld hier kunt verdienen, maar zo snel je uitverkocht bent kom je terug met andere waar." En hij liet hen allen spietsen.
1456-12-17

Wijze en voorzienige mannen en onze eerbare vrienden
Aan u zij niet onkundig hoeveel ongemak, schade en ergerenis de regering en het land Transsylvanië hebben geleden door de ontrouwe voivode Dracula, en dat Vlad als voivode en heerser van Walachije veel aan ons en onze heer koning heeft beloofd, middels zijn eed van trouw toen hij buiten zijn rijk verkeerde.
Evenwel nadat hij zijn regering heeft aangevangen, heeft hij naar wij zeker weten in die streken veel last en schade toegebracht en men vreest dat hij die ook in de toekomst zal toebrengen en geen enkele trouw aan onze heer koning en ons zoals hij beloofde dienstbaar te wezen, en dat onze heer de koning, in zijn verlangen deze gebieden ongedeerd te behouden deze voivode Dan tegen de genoemde viovode Vlad heeft gestuurd, opdat hij hem zelf van zijn rijk verjaagt en dat hij voor dat rijk zelf voivode wordt, die heeft zich volledig te houden aan de trouw, hebbende aan onze heer de koning beloofd ook voor dit rijk.
Om deze reden richten wij bij deze aan u vrienden zeer zorgvuldig het verzoek om onze gunsteling Dan met alle geldelijke steun en hulp, die u kunt opbrengen bij te willen staan en zoveel troepen als u kunt in handen van hem te willen geven, anders verlangen wij niet van u.
Gegeven in Kecskemet, vrijdag voor het feest van de heilige apostel Thomas, in het jaar onzes heren duizend viehonderd en zesenvijftig.
Ladislaus van Hunyad, graaf van Bistritz, koninklijk stalmeester en kapitein-generaal van het koninkrijk Hongarije.
Gericht aan: Wijze en voorzienige heren richters, gezworen en alle overige burgers van de stad Brashov en het Burzenland voor ons eerbare vrienden.


1457
1457-03-14
Aan de edele, wijze en voorzienige heren Oswald, burgemeester, rechter en gezworen burgers van en alle heren verblijvend in Sibiu, de zeven Saksiche stoelen, onze oprecht te eren vrienden en naburen.

Edele, voorzienige en wijze mannen, heren vaders, broeders, vrienden en onze oprecht geliefde buren.
U weet goed en herinnert u wel wat voor banden en eden wij met elkaar hebben, dez die versterkt zijn met onze zeer krachtige eed van trouw zou niemand ooit op enige tijd in zijn leven horen te verbreken, zoals in oorkonden jegens u en bij u uitdrukkelijk is vervat.
Van onze kant uit is er dan ook geen enkele inbreuk geweest, geen gemene streek begonnen. Maar nu hebben wij gehoord en te volle begrepen via mannen van die priester der Walachen, die zich zoon van de voivode noemt, die aanwezig waren bij geheime beraadslagingen en daden met u en met Petrus Greb van Weresmarth en Peterman zoon van wijlen Peterman die met u samenwonen, als had hij ten overstaan van u verleend en beloofd schattingen van Rucar en Braila eeuwig te bezitten en de opbrengsten te innen.
Laat u zich herinneren aan deze zaken dat toen ik ontheemd was en wij in uw mdden ronddoolde u ons niet bij uw beraadslagingen heeft toegelaten, heeft beschikt ons in Gyod door de voortreffelijke heren Johannes Gereb van Wingarth en Nicolaus van Wizaconna gevangen te laten nem en te gronde heeft willen laten richten om wille van de genegenheid van de gezien heer Wladislaw, voivode van dit gebied, maar nadat wij met Gods hulp zonder hulp van een ander ons rijk in bezit gekregen hadden wij met u een goed en onverbrekelijk verdrag hebben voorbereid, zodat u voor vijanden vijanden bent, Nu hebben wij ten volle begrepen, hoe u de priester der Walachen zelf, hij noemt zich zoon van de voivode tot het ware erfgoed van onze landen met het toebehoren ervan had toegelaten en tot andere zaken die tegen ons gedaan kunnen worden, met hem beraad heeft gevoerd tot op de dag dat hij in de richting van Amlas is opgetrokken en zich daar met uw wilsinstemming ophoudt en handhaaft.
Daarom verzoeken wij u en elk van de uwen bij deze, zuiver vanwege God en de trouw aan het christelijk geloof, ook aan de broederschap en vriendschap die wij onde elkaar kennen, dat u na he zien van het tegenwoordige stuk ons terugschrijft of bericht, of u in dezefde staat van trouw en beschikbaarheid wilt blijven als in uw en onze oorkonden is ingesloten, waarbij wannere u het niet wilt u ons ook betuigt naar wat wij ons kunnen richten en leiden.

Gegeven in Tirgoviste maandag direct volgende op het feest van Beato Gregorii papa, in het jaar enz. LVII.
Wlad, voivode van Wallachije, in alles uw trouwe broeder, zoon en dienaar.
1457-04-16

Oorkonde betreffende het klooster Cozia:

Want allen, die door de Geest Gods geleid worden zijn zonen Gods, zo zegt de apostel des Heren, degene die in het spoor volgt van deze minnaars van de gerechtigheid, en die het goede najaagt zal vele malen meer tijdelijk loon ontvangen, en als hij deze aarde verlaat en tot de hemelen verheven zal worden zal hij de stem van de hoogwaardige heerlijkheid horen, welke hij ook tot in eeuwigheid zal horen: "Komt gij gezegenden mijns Vader, erft het koninkrijk dat u bereid is vanaf de grondlegging der wereld." Waarom het ook ons de goed en oprecht gelovige, weloprechte door Christus beminde, Io Vlad voivode en heer van het gehele Ungrowalachijse land, zoon van de oude Vlad voivode, heeft behaagd om met welwillendheid, met verlichte en reine ziel om God te prijzen, die ons heeft verheerlijkt en met glorie heeft verheven op de troon van onze heilige zaliger voorvaderen, en wij hebben in alle eer gegeven deze geërde en hooggeachte gift, die boen alle eerbewijzen en geschenken gaat, dit schrijven ten overstaan van onze vorstelijke persoon, aan het Heilige Klooster en heilige woning van heiligen en van het leven van de drie stichters Cozia en aan de hegemoon en kloosterabt van deze woning, popa Kir Josif, het dorp Troianesti, gelegen aan beide zijden van de Olt, met bijbehorend land, geheel met alles wat de Troianestilor toebehoort tot aan haar grenzen, welk dorp de monniken hebben gekocht van Dragoi, zoon van Dragoi tegen betaling van 50 florijnen en een goed voor voor onze heerlijkheid. En het zal het eeuwig en onvervreemdbaar erfdeel en bezit van het klooster zijn, ten dienste en onderhoud van de heilige en God gewijde monniken, echter tot onze eeuwige nagedachtenis. Om te beginnen met de heffing op de schapen en de heffing op de varkens, de bijenkorven, de wijnvaten, de tiende van de oogst, de wijntiende, de belasting op bomen, op het gemaaide hooi, op de karren, de vroondienst kortom alle diensten en belastingen, die in ons land worden geïnd zullen zij geheel zijn vrijgesteld. En opdat niemand het zal wagen in dit dorp Troianesti lastig te vallen, noch vreemde onderdanen, noch de inner van de geldboetes, noch de belastinginner van het hoofdgeld, noch iemand anders onder de bojarem en van onze dienaren gezonden om onze beden te innen of ten behoeve van onze arbeidsdiensten. Wie hun echter hindert, ja ook maar slechts een haar krenkt, deze zal zondigen tegen de Heilige Drieëenheid in deze tijd en in de toekomst, en hij zal sterven door onze toorn als een ongelovige en wetsovertreder van deze brief. Verder zal na onze dood, degene die God zal uitverkiezen tot vorst van Walachije, hetzij uit mij bloedverwanten, of vanwege onze zonden uit een ander geslacht het hierboven beschrevene eren en onderhouden en hierom zal God deze vorst in zijn heerschappij sterken; mocht echter iemand met deze vorst spotten dan zal God hem vernietigen en doden, hier naar lichaam en in de komende eeuwigheid naar zijn ziel, waarin hij het lot zal delen van Judas en Arias en die Joden die riepen over Christus onze Heer en Verlosser: "Zijn bloed kome over ons en onze kinderen tot in eeuwigheid, amen.
Getuigen: Manea Udriste en Codrea, vornic en Dragomir Tzacal, Voico Dobritza en Stan al lui Negre, jupan Duca, Cazan al lui Sahac, Oprea logofat, Moldovean spatar, Buda solnic, Milea paharnic, Iova comis. En ik Calco heb dit geschreven in Tirgoviste, op zaterdag voor Pasen, 16 april in het jaar 6965, indiktie 5.
Io Vlad voivode in Gods genade, vorst.
1457

Uit de kroniek van Dracula:


Een beroemd sterrekijker reisde door Walachije en hij gaf nog al hoog op van zijn kunst. Zijn faam was hem vooruit gereisd toen hij aan het hof van Dracula kwam. Dracula ontving hem en op zijn vragen antwoordde de planeetlezer, dat hij van elke sterveling de horoskoop kon trekken en diens toekomst, jazelfs het ogenblik van diens dood kon voorspellen. Grimmig vroeg Dracula de sterrekijker: "Heb je werkelijk zo'n groot vertrouwen in je eigen kunsten? Zeg me dan nu, waar je over 24 uur zult wezen." Daar kan ik nu meteen geen antwoord op geven." antwoordde de astroloog. "Dan ben ik een betere toekomstvoorspeller dan jij, meester, want ik voorspel je nu, dat je dan zult hangen." (of naar 1457-01-23/27, of naar 1460?)

Uit de kroniek van Dracula:



Uit de Roemeense kroniek van Dracula : de straf van de inwoners van Tirgoviste en de bouw van het kasteel Poenari


Wie heeft er niet gehoord van de stormachtige heer Vlad de Spietser, van zijn prestaties en zijn overwinningen op zijn vijanden zowel in het binnenland als daarbuiten? Hard en duister van karakter als ook de opwindende tijden in welke hij leefde, dapper en ondubbelzinnig in zijn besluiten, pienter, moedig maar toch steeds rechtvaardig en wijs, verlichte hij- met in de ene hand de paal en in de andere het kruis-het land van geboefte, luiaards (werkschuwen) en de trouwelozen en dwong hij de wreedste vijanden van het land, de Turken groot respect af.

Zijne hoogheid vorst Tzepesh wilde een groter en sterker en beter verborgen kasteel bouwen op de top van een berg boven een hoog ravijn, waar beneden de rivier de Arges stroomde. En hij vond een geschikte plek ervoor aan de rivier de Arges, hoog boven de berg Albina. En deze plek behaagde hem zeer, want zelfs midden in deze wildernis, in dit verlaten oord, in de boezem van deze wrede natuur, waarvan het aanzicht deed huiveren ontbrak de schoonheid, die de menselijke belangstelling en bewondering verdiende niet. Op de top van deze enorme steenmassas groeiden grote aantallen heerlijk geurende planten, vele soorten bloemen: witte lelies, jeneverbessen, kruidnagel, woeste bomen, een aangenaam uitzicht. Op de flanken rezen de berken en de beuken omhoog en nog vele andere bomen en struiken.

Uit de kroniek van Dracula:


De inwoners van Tirgoviste hadden een broer van Dracula gefolterd en levend begraven. Toen Dracula op de troon kwam, liet hij het graf van zijn broer openen en hij ervoer de waarheid omtrent diens dood. De voivode werd onpasselijk van woede over deze wandaad van de inwoners van Tirgoviste en hij besloot hen te onderwerpen. Verder had hij vernomen, dat de bojaren in het geheim samenspanden om zijn ondergang te beramen door hem levend te vangen en hem als geschenk aan de sultan uit te leveren. Tzepesh was er echter de man niet naar om zo gemakkelijk zijn vijanden in de klauwen te vallen en hij nam zo zijn maatregelen om hen te slim af te zijn.
Hoe mooi waren die voorbije tijden, toen bojaren en dagloners samen deze gebruiken en feestdagen doorbrachten. Ze dronken allen hetzelfde water. Allen gingen naar dezelfde kerk samen met Vlad en zijn dienaren. Ze vermaakten zich zelfs op dezelfde plaats.

Tekst van Joh. Guldenmond te gebruiken in preek voor Paasfeest: "Wie vroom is en God liefheeft, geniet van dit stralende feest! Arm en rijk, verblijd u met elkaar! Wie zich heeft onthouden en wie zich daarom geen zorgen heeft gemaakt: eert deze dag! Wie gevast heeft en wie niet gevast heeft: juicht heden! De tafel is rijk gedekt: allen zullen ervan genieten. Niemand zal zijn armoede bewenen, want het rijk voor allen is gekomen.
Niemand klaagt over zijn zonden: de vergeving is uit het graf opgestaan!"
Op Paasmorgen, nadat ze de mis van de Opstanding hadden bijgewoond en de kerk was afgeladen vol geweest keerde men naar huis terug om te tafelen. Daarna ging men bijelkaar op bezoek en wenste men elkaar vele gezonde en gelukkige jaren toe. In de namiddag reden ze in hun wagens naar de kermis. Daar kwamen groten en kleine luiden, jongelui en bejaarden, bojaren en dagloners.
Deze gebruikelijke verzamelingen op de hoge feestdagen vonden plaats in enkele uitgestrekte boomgaarden.
Daar was de caroussel, daar de schommels en verderop de draaimolen. Al deze attracties trokken publiek, dat er gebruik van maakte en tevreden was zijn wensen te vervullen met een kleinigheid. Men kon vele groepen mensen zien, die op het groene gras zaten met het eten, dat ze van thuis hadden meegenomen. De bojaren hadden dienstmeisjes vooruit gestuurd met kleden en etenswaren. Men ging allen zitten; zelfs de bojaren met hun dames, hun kinderen, jongens en meisjes, maakten zich gereed om te gaan eten. Sommige bojarengezelschappen hadden muziekinstrumenten meegenomen en speelden er lustig op los. Daarna begon men te fuifen en de bojaren raakten tamelijk aangeschoten en grote groepen bojaren mengden zich onder elkaar en brachten samen met elkaar een vrolijke tijd door. De kooplieden met hun vrouwen en kinderen kwamen samen met hun winkelbediendes, die lekkernijen meedroegen, sommigen vleeswaren, anderen honingkoeken in schone servetten of in manden. Aangekomen op de plek van het feest, zochten zij een plaatsje onder een grote boom of een hoekje vlak bij een bosje rozen- of seringenstruiken. Daarna gaven de kooplieden hun leerlingen instructies hoe de tapijten uit te leggen, de tafel te dekken en het eten op te dienen. De meer welgestelden onder hen speelden ook op de luit en aapten de bojaren na. Ook het gewone volk verzamelde zich; iedere man met zijn wijf en kinderen nam een of andere doek mee met roodgeverfde eieren, met ronde broodjes of hele broden, of met worst of stukjes vlees, of met een of andere groente; en ook zij gingen toen zij aankwamen zitten op het groene gras en daar nadat ze enkele kruiken met wijn hadden geledigd vergaten ze even de dagelijkes beslommeringen en hun harde bestaan.
De wijn werd geleverd uit de voorraadkasten van de prins.
Zij die geen versnaperingen van thuis hadden meegebracht konden daar rood of witgeschilderde eieren, worsten en honingkoeken kopen.
Bij de caroussel waren kraampjes waar hazelnoten, amandelen, walnoten, rozijnen en zoete sorbets voor de kinderen en de jeugd werden verkocht. Iedere leeftijd, ieder gilde vermaakte zich naar behoren. De kinderen, nadat ze vrolijk hadden rondgehuppeld, liepen ongehinderd hard rond in de tuin of gingen vervolgens in de draaimolen. De jeugd vermaakte zich met veel gelach en onderlinge grapjes bij de caroussel.De grootsten onder hen gingen in de schommel. Tegen de avond begon men in een grote hora te dansen, waaraan allen deelnamen. De bojaren, de kooplieden en arbeiders doorelkaar heen hand in hand en speelden met goede zin en vermaakten zich tot de duisternis inviel. De handigsten onder hen dansten de chindie, dan weer een briu, of dan weer een krijgsdans. Toen de lampen werden aangestoken begon men in kleine groepjes weer naar huis te gaan. De prins echter had zijn dag des oordeels gevonden. De dienaren van de vorst stonden opgesteld bij alle uitgangen, want in die dagen waren er in Tirgoviste nog niet veel van dergelijke tuinen, grepen alle stedelingen en bojaren, jong en oud, man en vrouw beet en sloegen hen in de boeien...
...Hij liet het kasteel bouwen door veel mensen, en hij verzamelde hiervoor speciaal de bojaren, die hem niet gunstig waren gezind. Hij noemde het kasteel Poenari. Op de dag, dat hij dit kasteel begon te bouwen brachten zijn knechten grote groepen mensen, allen in het park opgepakt met het paasfeest...); Ze werden naar Curtea de Arges gesleept en daarvandaan omhoog naar de bergen die steil omhoog rezen tot aan een nauwe bergpas, die in de volksmond de Argeskloof werd genoemd en daar hield men halt even voorbij een dorp genaamd Cheia, aan de voet van een berg, waar het langoed Vierastie tussen twee bergen ingeklemd lag. Nadat hij op adem was gekomen en zijn ogen had laten genieten van het grootse uitzicht op de bergen, richtte de Voivode gezeten op een vurig rijdier dat danste als een vlam zijn scepter omhoog naar de duizelingwekkende hoogte van de kloof, naar het hoogste rotspunt, waarop men nog net enkele vervallen muren kon waarnemen, en terwijl hij zijn wenkbrauwen fronste beval hij met een donderende stem: "Bojaren en jongeheren, dames en jongedames, jullie allen, die het behaagde om mijn dood te voorzaken met uw gekonkel-aanschouw dat adelaarsnest daarboven, dat moet op de zondag van de Thomas de Ongelovige weer zijn opgebouwd tot een ommuurde vesting, als u de zonsopgang daaropvolgend wilt meemaken. Hebben jullie mij gehoord? En hij keerde zijn hengst en verdween als een schim. En zo werden de bojaren aan het werk gezet en zij moesten als dagloners zonder ophouden dag en nacht aan de bouw werken. Ze hakten en groeven in het gesteente met schoppen en houwelen. Zij moesten op hun rug de stenen in een rij naar boven dragen, naar de top van de berg, klauterend over de hellingen, steil als muren, alles om op de bepaalde dag het kasteel af te hebben, want ze wisten dat de Voivode geen grapjes maakte en dat alles beter was dan op de punt van een paal te eindigen. Allen waren nog in hun paasbeste kleren. Naast een grijsaard zag men een meisje en naast een tante een kleine knaap; mannen en vrouwen en kinderen sleepten kalk, bakstenen en zelfs rotsblokken. De knechten verloren niemand onder hen uit het oog en spaarden speciaal hen, die in bont waren gehuld niet. Allen zwoegden zij aan de arbeid, allen werden met de zweep gekieteld. Het eten was net voldoende om er niet aan dood te gaan. Niemand ontsnapte vandaar totdat het kasteel gereed was. Niemand werd zelfs verschoond. Velen gleden uit op de hellingen en stortten in de peilloze afgrond, ten prooi aan de wilde dieren en de gieren.
De bouwmeester, die belast was met het toezicht op de bouw was echter een meestermetselaar Manole en er wordt verteld, dat hij om te voorkomen dat de muur van het kasteel zou instorten, hij zijn eigen vrouw levend in de muur heeft ingemetseld. Maar na veel gesteun en gekreun stond het nieuwe kasteel er dan toch toen de morgen aanbrak, dat de termijn was verstreken, trots en luisterrijk, als een wonder uit een sprookje, onder de gouden zonnegloed. Toen ze eindelijk daarvandaan vertrokken op weg naar huis was de smart te groot, dat ze die ooit konden vergeten. Daar waren hun kleren afgevallen en de keerden allen uitgeteerd en haveloos naar huis terug als de luizen op hun hoofd; half gekleed en half naakt. Zo strafte Vlad Tzepesh de ontrouw en de sluwheid van de verraders, en degenen die het overleefden vergaf hij, want hij rekende erop dat ze voortaan wel van het kwaad waren genezen en tot inkeer waren gekomen. Dat valt nog te bezien....

1457-04

Uit de kroniek van Dracula:


" Item, spoedig daarop heeft hij dorpen en burchten in Zevenburgen bij Hermannstadt verbrand en dorpen genaamd Klosterholz, Neundorff, Holtzmenya geheel in de as laten leggen"

Item heeft hij Bekendorff in Wurtzenland laten verbranden met mannen, vrouwen en kinderen, oud en jong.
Degenen, die hij niet had verbrand, die voerde hij aan elkander vastgeketend in ijzeren ketenen met zich mee naar Walachije en hij heeft hen allen gespietst.
Item. Jongelingen en anderen, die uit vele landen, waaronder het Burzenland naar Walachije werden gezonden om daar de taal en ook andere zaken te leren heeft hij bij elkaar laten brengen en aan hem verantwoording af laten leggen, en hij sloot ze in een schuur op en liet hen daarin verbranden. In totaal waren het er vierhonderd.
Item. Hij heeft alle leerlingen, die naar zijn land waren gestuurd om de taal te leren in een schuur opgesloten en verbrand. Het waren er 400.
1457-06-12
Vlad schenkt het klooster Sf. Panteleimon (Rusicon) een russisch klooster o/d berg Athos privileges en inkomsten, jaarlijks 4000 aspers
1457-08


Uit de Roemeense kroniek van Dracula:



Eens regeerde er in Walachije een Prins Dracula, ook bekend als de Spietser. Deze vorst was erg streng, maar ook rechtvaardig. Hij tolereerde geen dieven, leugenaars en luilakken. Hij deed alles wat in zijn macht lag om zijn land van deze lieden te zuiveren. Hij was een ijverige man en elke dief die hij ving liet hij spietsen.
Had hij langer geregeerd, dan was hij er waarschijnlijk in geslaagd zijn land te bevrijden van zulke parasieten en had hij de geboorte van anderen van dat soort zelfs kunnen verhinderen. Maar helaas zijn we vandaag niet zo gelukkig. En het geschiedde in die dagen, dat een koopman uit de stad Florence in Italie, die zich in Hongarije had gevestigd op de terugweg naar zijn land was met goederen van onschatbare waarde en een grote geldsom.
Hij moest ook door Tirgoviste reizen, dat toenterijd de vorstelijke residentie was. De koopman had zijn kledij aangepast opdat men hem niet als vreemdeling kon herkennen en hij op deze wijze ook de behoeften van het land beter kon leren kennen.
Aangezien hij de Turken had horen vertellen, dat de helft van de bevolking door Dracula was omgebracht dacht hij dat de Roemenen onbetrouwbaar waren- even slecht als struikrovers. Toen hij in Tirgoviste aankwam ging de koopman regelrecht naar Dracula met een groot geschenk. Dracula vroeg hem:"Wie bent u en waar gaat u hen?" en sprak tot hem: "Uwe Hoogheid, ik ben een koopman en het lot noodzaakt mij met het gehele fortuin, dat ik na vele jaren hard werken als een Jood en zweten in oosterse landen heb vergaard te reizen door het land, dat u regeert. Uw land wordt verondersteld christelijk te zijn. Ik zou niet graag in het Westen, waar ik nu naar toe ga moeten vertellen, dat een Christen door Christenen werd beroofd, vooral nadat hij aan het zwaard van de heidenen is ontsnapt. Ik heb geld bij mij en weet niet waar ik het moet laten uit vrees het te verliezen. Ik smeek u op mijn knieën Uwe Hoogheid om mij enkele wachters te lenen, die totdat ik vertrek op mijn goederen zullen passen." Dracula, die snel aangebrand was fronste zijn wenkbrauwen toen hij dit verzoek aanhoorde en zei: "Hou je geschenk Christen. Ik beveel, dat je al je bezittingen achterlaat in die straat of dat plein, waar dan ook in de stad, die je het meest afgelegen voorkomt. Laat je eigendommen daar onbewaakt achter. Mocht er iets van gestolen worden, dan is dat mijn verantwoording." Verder beval hij de koopman om in het paleis te overnachten:" Je kunt hier blijven en ik zal je vannacht onderdak verschaffen." Dit was geen grapje. Dracula's bevel moest gehoorzaamd worden- anders raakte hij buiten zichzelf van woede. De koopman had geen keuze dan de vorst te vertrouwen en gehoorzaamde. De Florentijn, het hart bevroren in angst liet zijn wagen op straat voor het paleis achter en zijn goederen bleven in de wagen. Hij deed geen oog dicht uit twijfel en ongerustheid.
Die nacht echter stal een voorbijganger 160 gouden dukaten uit de wagen. De volgende ochtend keerde de Florentijn terug en vond zijn goederen, zoals hij ze had achtergelaten, onaangeroerd, maar hij miste 160 dukaten. De koopman ging meteen naar Dracula en deed aangifte van het verdwenen goud.
En Dracula stelde hem gerust en beloofde, dat zowel de dief als het geld gevonden zouden worden, "Wacht, vanavond zal uw goud teruggebracht worden." En hij droeg zijn handlangers op de dief op te sporen in de stad en ook de burgers van Tirgoviste kregen van hem te horen, dat ze de dief snel moesten vinden. Hij sprak; "Als je de dief niet vindt, dan zal ik de stad verwoesten." En verder beval hij, dat het goud uit zijn schatkist vervangen moest worden en die avond teruggelegd moest worden in de wagen; "Want men spreekt zoveel van diefstal in mijn land, dat ik hemzelf schadeloos wil stellen." Maar wel werd er een ducaat toegevoegd aan het bedrag want Dracula was van mening: "Ik ben geen gastheer van dieven in mijn land, alleen van eerlijke mensen." Wel zei hij nog tegen de koopman:" Kom voor dat je morgenochtend afreist eerst nog bij mij langs, en zeg me of je het vermiste bedrag geheel weer hebt aangetroffen." De koopman stond de volgende ochtend op en vond zijn goud terug; hij keek ernaar en kon zijn ogen bijna niet geloven en hij telde de stukken eenmaal, tweemaal en hij vond tot zijn grote verbazing iedere keer een goudstuk te veel. Hij dacht bij zichzelf: "Hoe is dat mogelijk. Hij vertelde mij dat er in dit land niet werd gestolen." De koopman was niet achterlijk. "Hier moet een reden achter zitten." Hij ging meteen naar Dracula en vertelde hem, "Mijn heer,mijn bezit is onaangeroerd en ook heb ik het goud teruggevonden, maar kijkt u eens, er is een gouden ducaat teveel, die mij niet toebehoort." De koopman prees Dracula en zijn land. In geen enkel ander land, dat hij sinds zijn jeugd had bereist, had hij iets dergelijks meegemaakt. "Wat is de waarde van het geschenk, dat u mij wilde geven?" vroeg Dracula. De koopman aarzelde enigszins om dat te onthullen. Dracula echter stond erop om de waarde van het geschenk, dat de koopman hem had willen geven te weten. En op dat moment werd ook de gevangen dief binnengebracht, die het oorspronkelijke goud bij zich had. Vervolgens sprak Dracula tot de koopman, "Ga heen in vrede. Uw leven hing af van uw antwoord. Als u mij niet had verteld van de toegevoegde gouden ducaat, dan had ik u meteen naast de dief laten spietsen, want dan was u niet meer geweest dan een nieuwe dief in mijn land." En Dracula sprak tot hem: "Vertel een ieder, die je tegen komt, wat je in mijn land hebt gezien, want dit land wordt nu door Vlad de Spietser bestuurd." Op deze wijze ging Dracula om met zijn onderdanen, zowel gelovigen als heidenen. En terwijl de voivode Dracula-Tsepesh zijn land zeer bekwaam bestuurde, werd het nieuws over de hele wereld verspreid, dat iedereen in Walachije zich aan de wet hield en dat allen gehoorzaam waren en dat niemand elkaar durfde te benadelen of het eigendom van de staat en van elkaar durfde te stelen.

De vreemde koopman.hier is sprake van een florentijnse of hongaarse koopman.
Mogelijk betreft het de koopman Cristofor Italicus de Florencia uit Sibiu (Transsylvanie=Hongaars)

Vergelijk de uitdrukking: "Een penning met recht gaat boven 100 met onrecht".
1457-10/1460-08

Uit de Roemeense kroniek van Dracula:

De gouden drinkbeker. (Het lijkt erop, dat de fontein in dit verhaal een geneeskrachtige bron was)

Dracula had zo een bloedhekel aan slechtheid in zijn land, dat zodra iemand stal, loog of ongerechtigheid begin, hij grote kans liep daarbij het leven te laten. Of hij een edelman, of een priester, een monnink of een man uit het volk was, en zelfs al was hij enorm rijk hij kon niet aan de dood ontsnappen als hij oneerlijk was. En hij was zo gevreesd, dat de boeren verhalen, dat op een bepaalde plaats vlak bij de bron, waar de rivier ontspringt er een fontein was; bij deze fontein bij de bron van de rivier kwamen vele reizigers uit verre landen en al deze mensen kwamen uit deze fontein drinken, want het water was koel en zuiver. Dracula had doelbewust deze fontein in dit verlaten oord aanlaten leggen en had er een prachtige gouden kelk geplaatst en iedereen, die het water wilde drinken moest van deze gouden kelk gebruik maken en het op zijn plaats terug zetten. En zo lang deze beker daar was durfde niemand hem te ontvreemden.
1457-11-23
Wij Mihaly Szilagy de Horogszeg, ban van Machov en bevelhebber van Nandoralba doen kon door dit schrijven en duiden aan een ieder die het uitkomt aan, dat wij met de verheven vorst en heer, heer Ladislaus bij de genade Gods koning van Hongarije etcetera onze genadige heer over zekere geschillen gerezen tussen zijne Majesteit en ons door bemiddeling van de eerbiedwaardige heer vorst Albert proost van Eger vicekanselier van de koning tot een vredesbestand hebben besloten, dat gewoonlijk aan een eeuwige vrede vooraf gaat, ingaande heden op het feest van de Heilige Clemens oaus en dat zal duren tot aan het feest van Maria Lichtmis.
Wij willen dat het bestand van deze aard niet allen door ons en de onzen, maar door iedereen, die ons aanhnagt goed nageleefd zal worden.
Een hierom hebben wij het voorgevallene aan geschillen die gerezen waren tussen de doorluchtige heer Wlad, voivode van Transalpinae, onze broeder, aan de ene kant en de wijze mannen richter en gezworenen en overige burgers en inwoners van de stad Brassovia en het Burzenland aan de andere kant uit de weg geruimd en zijn wij met deze partijen door bemiddeling van hun gezanten, namelijk Stoyka, Stan en Dan voor deze voivode Vlad en de eerwaarde Johannes, pastoor van Brassovia, aldus overeengekomen, dat dergelijke gezanten en woordvoerders van elk van beide partijen met opgeheven hand hebben gezworen dat ze binnen het tijdsbestek van het voornoemde bestand en zoveel langer als die burgers van Brassovia niets anders van de Koninklijke Majesteit krijgen opgedragen altijd in rust en vrede zullen leven en elkaar geen enkele schade of belemmeringen zullen toebrengen of zullen laten toebrengen. Dat ook de genoemde stad Brassovia en de inwoners van het Burzenland een zekere Dan, die zich voor voivode van Transalpinae houdt, niet in hun midden zullen handhaven of koesteren, maar uit hun midden zullen verwijderen en dwinge. Derhalve hebben wij uit naam van de voornoemde Wlad, onze broeder, aan de genoemde stad Brassovia en het Burzenland en de inwoners daarvan beloofd en beloven wij met het getuigenis van de tegenwoordige oorkonde, dat de voivode Wlad een vrede en bestand van die aard zal eerbiedigen en zal doen eerbiedigen. Wanneer echter op enig punt door toedoen van hem of de zijnen iets tegenovergestelds geschiedt, dan zullen wij ertoe gehouden zijn dit te herstellen en zullen wij het herstellen. Wanneer echter van de kant van de voornoemde burgers en inwoners van het Burzenland iets tegenovergestelds geschiedt zullen die burgers op soortgelijke wijze ertoe gehouden zijn het te verbeteren en herstellen.
En na thuiskomst van genoemde gezanten zijn ze ertoe gehouden een oorkonde van de tegenwoordige zaken, namelijk een renversaaloorkonde met het secreetzegel van de genoemde stad, ten behoeve van de voornoemde voivode Wlad te laten vervaardigen en uitvaardigen. Aan degenen die in weerwil hiervan anders doen, en wel aan deze partij zal de schuld toevallen dat de zaken verstoord worden. Men zal steeds acht moeten slaan op het medeweten van de voornoemde heer pastoor Johannes, aan wiens medeweten op dit gebied wij hebben verleend dat het gewichtiger gemaakt wordt door middel van de geldigheid en de getuigenis van deze oorkonde van ons.

Gegeven te Segeszvar op het feets van Sint Clemens paus, in het jaar onzes heren MCCCCLVII.
1457-12-01
Vlad schrijft vanuit Rucar, waar hij de uitkomst van de onderhandelingen afwacht een brief naar de kooplieden van Brashov en nodigt hen uit met hun waren, biedt aan dat ze vrij handel kunnen drijven in Walachije, maar eist tegelijk wederzijdse vrije handel, en hij kondigt aan dat hij zich aan de wapenstilstand zal houden.
1457-12-17
Vlad protesteert schrifelijk tegen de steun van de Saksische steden aan zijn vijanden, de troonpretendenten Dan en Vlad Calugarul.


Uit de kroniek van Dracula:

Item. Dracula had de kooplieden en voerlieden uit het Burzenland, die met hun waren van het Burzenland naar de Donau en naar Braila wilden reizen een vrededag aangeboden, en tijdens deze vrede liet hij velen spietsen en hun goederen heeft hij hen ontnomen. In totaal waren het er zeshonderd.
Item, kooplieden en voermannen, die vanuit het Burzenland naar de Donau waren gereisd met hun waren, in totaal 600 heeft hij laten spietsen en hij heeft hun goederen in beslag genomen.
Vergelijk de andere verhalen over klagende kooplieden.
Dit incident geschiedde mogelijk tijdens de periode van de Godsvrede gesloten onder leiding van Szilagyi in 1457

Item. kooplieden en voermannen, die vanuit het Burzenland naar de Donau en naar Braila waren gereisd met hun waren, in totaal 600 heeft hij laten spietsen en hij heeft hun goederen in beslag genomen."
Item. Hij heeft alle leerlingen, die naar zijn land waren gestuurd om de taal te leren in een schuur opgesloten en verbrand. Het waren er 400.(waarschijnlijk gebeurde dit in 1457, en waren de leerlingen agenten van de Hongaren.)


1458
1458
Walachije Vlad laat zilveren munten uitgeven met onder andere een afbeelding van een komeet (Halley)
1458-01

Uit de kroniek van Dracula:



"Een verdachte die ten onrechte werd beschuldigd werd voor Dracula gevoerd, die tot hem zei: "Ook al ben je in deze zaak onschuldig, ongetwijfeld zal je hiervoor wel eens strafbare dingen gedaan hebben." De beklaagde verweerde zich: "Heer ik heb mij altijd als een eerlijk man gedragen en nooit enig kwaad begaan." "Wel als dat zo is", zei Dracula, "dan kun je wel voor een heilige doorgaan, wij zullen je daarom het hoofd laten afhakken om van jou een reliek te bezitten."
1458-01-17/02-27
Mihaly Maza de Kazimier kastelein van Bran en Koningstein, burggraaf van de Szeklers geeft vrijgeleide aan kooplieden uit Tirgoviste op reis naar Barshov die elk goederen ter waarde van 2000 gulden mogen invoeren
1458-03

Uit de kroniek van Dracula:


"Hij kwam een monnik uit de orde der minderbroeders tegen, die op een ezel reed en toen heeft deze duivel hen beiden gespietst, de ezel boven op de monnik. Men zegt, de ezel had zijn paard laten schrikken. " (Het was minderbroeders en barrevoeters verboden op een dier te rijden)
1458-03-03

Mathias bij de genade Gods koning van Hongarije, Dalmatië, Kroatië enz. wenst onze getrouwe voorzienige richters en overige gezworenen en overige burgers en heel de gemeente van onze stad Sibiu heil en genade.
Wij hebben waargenomen hoe u door reeds meerdere aansproingen ene onrechtvaardige zaak tegen u op gang te brengen hebt vervreemd van onze getrouwe waarlijk beminde roemruchte vorst Vlad voivode van onze gebieden over de Alpen, als gevolg waarvan u heel veel schade en kwaad ten deel is gevallen, hetgeen wij echter voor een niet gering deel aan u wijten en toeschrijven.
Maar omdat wij en deze voivode al eerder in een andere brief van ons schriftelijk hebben verordend, opdat hij u in rust en vrede toestaat, verplichten wij u daarom krachtig door de inhoud van deze brief en dragen wij u op dat voor zover u onrecht heeft begaan tegen zijn dienaren of onderdanen en hen heeft benadeeld, u de schade dient te herstellen en u met hem te verzoenen en vervolgens met deze voivode en het hem toebehorende goede rust en vrede te laten gelden en genieten.
Aangezien u moge weten, dat wanneer u opnieuw iets tegen hem probeert, wij u geen steun zullen verlenen, noch met het sussen van die aangelegenheid, noch met bescherming van u op dat gebied.
Gegeven te Buda, vrijdag voor de zondag Oculi in het jaar onzes Heren duizend vierhonderd en achtenvijftig.
1458-03-05

Io Vlad, voivode van het gehele Ungrowalachijse land, zoon van de grote Vlad voivode. Wij oorkonden door middel van dit gebod dat de heilige plaats van de Geboorte van Onze Heer, ons klooster Tismana in haar rechten en bezit wordt bevestigd van alles wat zij tijdens de dagen van onze in de heiligen ontslapen vader Vlad voivode heeft bezeten, namelijk de dorpen en poelen Bistretz evenals andere poelen, zigeuners, de molen aan de grens, de wijngaarden, en alle andere bezittingen meer of minder aan het klooster behorende en dat het haar eeuwig en ontastbaar bezit zal zijn ter eeuwige nagedachtenis van onze vader en voor ons leven en onze gezondheid en dat dit door niemand zal worden aangetast, zo bevelen wij.
En verder dat niemand het zal wagen de dorpe behorende aan dit klooster, noch de poelen, nog de omheiningen, de molens, de wijngaarden, de zigeuners of wat dan ook lastig zal vallen, noch enige vreemde onderdaan, noch enige inner van de geldboetes, noch enige belastingambtenaar noch de inners van de belasting op de bijenkorven, de vaten, geen zigeunerbaron, geen inners van de belasting op de visvijvers, noch iemand dan ook van onze bojaren gezonden ten behoeve van onze diensten en herendiensten, en mocht er iemand geen acht slaan op onze bevelen en dit gebod schenden, dan zal deze sterven als beklaagde ten overstaan van de onbevlekte geboorte van God en onze toorn en boosheid zal zijn deel zijn als ware hij een ongevlovige en overtreder van onze geboden.
De getuigen zijn: jupan Dragomir Tzacal, jupan Voico Dobritza, jupan Stan al lui Negre vornic, Iova vistier, Buda stolnic, Gherghina comis, Stoica paharnic, Patru stratornic, Cazan logofat.
En ik Radu gramaticus heb dit geschreven in het klooster Tismana, op de vijfde dag in de maand maart, in het jaar 6966, indiktie 6.
Io Vlad, voivode in de Genade van God, heer.
1458-03-28

Wij Michael Zylagy van Horogczech, goeverneur van de koning van Hongarije enz. vertrouwen u al de Saksen, Szeklers, edelen en mannen van welke anders staat of stand ook in de steden van Sibiu en Brassovia en hun toebehoren, ook die elders n steden in het gebied van Transsylvanië bent geplaatst en verblijft, door de inhoud van het tegenwoordige stuk als krachtig bevel toe en dragen u op, dat u na het ontvangen van het tegenwoordige stuk de verheven voivoden Michael en Lugefet en hun vrouwen en kinderen en mannen en personeel en ook alle andere Walachen die van de gebieden Moldavië of Transalpina naar die gebieden onder ons gezag komen in hun persoon en zaken en al hun goederen op geen enkele wijze waagt te hinderen, lastig te vallen of hoe dan ook te schaden op de terreinen waar u iets houd, iets bezit of een ambt bekleedt of in uw midden. Maar u moge hen toestaan zowel altijd als overal vreedzaam en zonder belemmering te komen, te toeven en te rusten, en u moge zorgen dat het toegestaan wordt zonder te zullen durven iets anders te doen.
Wij wensen dat het tegenwoordige stuk nadat het is gelezen aan degene die het aanbiedt wordt teruggegeven.
Gegeven in Lippa, dinsdag na Palmpasen in het jaar onzes Heren M*CCCC*LVII*.
Kanselarijaantekeningen: Opdracht van den heer gouverneur persoonlijk.
1458-05-18

Wlad bij de genade Gods voivode van Walachije.
Door de inhoud van het tegenwoordige stuk verzoeken wij u voorzienige heer, onze zeer beminde vriend en getrouwe, uw vriendschap om toch indien het u behaagt vaklieden wilt opdrage met spoed tijdelijk naar ons land te kmen, dat u indien het nodig zal zijn namens ons borg wilt zijn voor de handwerkslieden, wij beloven u vriendschap door middel van onze aan God verschuldigde trouw, dat de prijs voor hun werk geheel en volledig wordt uitbetaald en dat wij hen toestaan en doen toestaan vrij en vreedzaam terug te keren en dat het uwe welwillende vriendschap dubbel teruggegeven wordt.
Gegeven in Gherghitza donderdag voor Pinksteren, in het jaar onzes heren duizend vierhonderd achtenvijftig.
Gericht aan: onze beminde vriend en voorzienige heer Gaspari, burgemeester van de stad Brashov.

Op de achterzijde een naamlijst in 4 rijen (in het handschrift van de stadsnotaris)

1.
Dragomir Ywan
. [...]arhe Peter
Dobersczin
Stoyan Dragasch
Michael Lucatsch
Gregor
Wayn Mate (Ioan Matei)
2.
Ruud Peter
Joannes
Hans Kerczinzoon
Flassbartzoon
Blos Daper
Imre
Mutar (zoon)
Michael
Matheus Czyr
Matheus Clos
Czyp Jansz.
Kusch Frone
Medgis Benedikt
Peter
Feyer Lorencz
3.
Balint Gir
zijn broer
Daz Michel
Endre Leder
Mathijs Jacob
Wyroch Hane
Ropels Lorencz
Cirwes Lederer
Mihal Lorencz
Claaske Hans
Klaus de Klein Petersz
Jeckel Jacob
Jacob Weyd
Ruud Francz
de smit Lorencz
4.
Goedbeen Michel
Nayds Jacob
Gellenzoon
Crush Hans
Heinsch
Hans Wy
Czeycz Sigmed
Tons Loerncz
Huffarte Clein
Kal Peter
Ruud Hans
Dilke Peter
Mennen smed (smid?)
Sale Matras
Bads Hintz
Tulen Kirschin
Scheffbrasy Hannes
Endre Hutter
illustratie, © Wanita Resida 2006
1458-06

Uit de kroniek van Dracula:


"Toen Dracula eens bij het graf kwam waar zijn voorganger en vijand begraven lag en zijn bojaren opmerkten, dat het geen pas gaf, dat zijn doodsvijand in een zo kostbaar graf lag en zij hem de raad gaven om hem op te graven en op een slechtere plaats te leggen antwoordde Dracula:"Laat hem maar liggen, ik wenste dat al mijn vijanden zo kostelijk begraven lagen."
1458-06-13

Aan de voorzienige heren, onze hoogachte buren.
Hierbij stuur ik ik het nieuws, dat wij bij bepaalde boodschappen voor ons de voortreffelijke Petrus Sor, de toonder namelijk van het tegenwoordige stuk, hebben genomen om naar uw midden over te zenden, wilt u vertrouwen vol geloof voor diens woorden en uitspraken aanvaarden als waren ze uit onze eigen mond voortgebracht.
Gegeven bij de rivier de Dimbovitza dinsdag na het octaaf van Corpus Christi, in het jaar duizend vierhonderd achtenvijftig.
Wlad bij de genade Gods voivode van Walachije.
Gericht aan: de voorzienige heren richter en gezworen burgers van de stad Brashov, zijn gezellen, hooggeachte buren.
1458-07-04
Kanselarij: Opdracht van de heer koning zelf.
Mathias bij de genade Gods koning van Hongarije, Dalmatië, Kroatië enzovoorts.
Voorzienige trouwe, ons oprecht dierbare mannen.
Kijk, wij zenden onze vertrouwelingen, de verheven Benedictus van Boythor en Ladislaus van Byzere hiertoen naar u over omdat wij begrijpen, dat alle zaken en welke dan ook van iemand genoemd Michael Logofat, die in het nabije verleden om zijn misdaden door W;ad voivode van Transalpina uit de weg is geruimd, aan ozne majesteit zijn toegevallenm waarbij we besluiten tot in bezitname daarvan en omdat we hen genomen hebben om hen over te zenden teneinde die bezittingen aan onze majesteit over te reiken, dat wij daarom aan uwe getrouwheid door de inhoud hiervan als uiterst streng bevel opdragen, zonder dat we het enigermate anders willen hebben, dat u meteen na het tegenwoordige stuk ontvangen te hebben zodra diezelfde Benedictus en Ladislaus bij u aankomen dan zonder enig uitstel alle zaken en goederen in hun geheel van wijlen de voornoemde Michael in handen van dezelfd Benedictus en Ladislaus dient over te leveren en uitdrukkelijk die tienduizend goudgulden, waarover hij ten tijde van zijn dood met levende stem had gesproken, in die gedaante, en aan dezelfden deze uit wier handen ook dient over te dragen en over te doen dragen met alle middelen.
En u zult zich niet aanmatigen op straffe van onze toorn anders te handelen.
Gegeven te Buda dinsdag na Onze Lieve Vrouwendag Visitatonis, in het jaar onzes Heren duizend vierhonderd en achtenvijftig.
Gericht aan de voorzienige rechter, gezworen en overige burgers van onze stad Brashov, voor ons oprechte en in welwillendheid beminde getrouwen.
1458-08/09

Uit de kroniek van Dracula:



Er waren in zijn land driehonderd zigeuners aangekomen. Hij zocht de drie belangrijkste uit en liet hen braden en de andere zigeuners moesten hen opeten. Vervolgens sprak hij tot hen: "Zo moeten jullie elkaar opeten, totdat er niemand meer van u over is, of jullie trekken tegen de Turken ten strijde en levert slag met hen. Ze wilden maar al te graag gaan naar waar hij hen wilde hebben. En dit heeft hij toen gedaan: hij kleedde hen allen in koeiehuiden, evenals hun paarden. En toen zij de Turken tegenkwamen, schrokken de turkse paarden en sloegen op hol vanwege de koeielucht, en de Turken hadden hun paarden niet meer in bedwang en ze geraakten te water achtervolgd door de Zigeuners en ze verdronken allemaal. En zo behaalden de zigeuners de zege en trokken ze weer verder...
1458-08/09

Uit de kroniek van Dracula:



Ooggetuigeverslag uit Constantinopel in 1458:
In deze tijd, voor de Grote Heer vanuit Edirne vertrok om naar Morea tegaan, beval hij Mahmud-pasja, zijn eerste man, om met 30.000 Turken de Donau over te steken, om de overgangen te bewaken, opdat de Hongaren niet zouden oversteken en verwoesten zijn land. Mahmud Pasja, terwijl hij zich bevond bij de oversteekplaatsen en kennis hebbende van deze streken, besloot over te steken naar Hongarije en hij drong binnen in de grensstreken van Walachije, toen noodlottig schatplichtig. Na een dagreis kwam hij bij een vesting en hij veroverde en plunderde deze en voerde 5.000 christenzielen met zich mee; eenmaal teruggekeerd bij de Donau, stak de pasja met ongeveer de helft van Turken over; de rest bleef achter met de buit. Op die oever Gods bevond Dracula zich met ongeveer 5000 Hongaren en Walachen. Zijnde belast en gehinderd met zoveel roofgoed, werden ze gemakkelijk gevonden en gedood en bij het ochtendgloren werden op deze wijze 18.000 Turken in de pan gehakt en gedood, slechts 8000 ontkwamen, en alle aanwezige christenzielen werden gered. Mahmud-pasja vrezend, dat het leger der Hongaren veel groter zou zijn, sloeg met zijn troepen op de vlucht en vluchtte naar Sofia, zond snel een bericht naar de Grote Turk, dat de Hongaren waren overgestoken naar deze zijde met een enorm leger, en door het gehele land snelde dit gerucht; allen uit het volk werden bang, kortom, ieder probeerde over te steken naar de Anatolische provincie; De Grote Turk, die zich in de Morea bevond.
Op de ochtend nadat hij dit nieuws de avond daarvoor ontving, keerde in razende woede terug naar Edirne. In deze tijd verbleef ik in Constantinopel; deze stad en Pera waren onbloot van Turken, die allen waren gevlucht naar de Anatolische oever, en de toestand was zo dat wij met 10 galeien hadden kunnen veroveren Pera en Constantinopel. Kortom onze zonden lieten niet toe een dergelijke verdienste voor de Christenheid...
1458-09-10
Mathias bij de gande Gods koning van Hongarije, Dalmatië, Kroatië enzovorts wenst heil en genade aan onze getrouwe, voorzienige richters en gezworen burgers van onze stad Brashov.
Omdat wij betreffende zekere door ons gedane zaken en aangelegenheden in groot belang deze gekomen van ons de voortreffelijke Benedictus van Boythor naar de achtbare en verheven voivode Vlad van Transalpina hebben gezonden voor het ondernemen van welke aangelegenheden wij ten behoeve van het dor u onafgebroken houden van zijn reis bestemd hebben 48 goudguldens uit onze zilveropbrengsten die rond het komende feest van Sint Martinus bisschop en martelaar, pgerbacht worden uit het bezit van Herman, derhalve vertrouwen wij uwe getrouwheid door de inhoud in dit stuk het krachtig toe en dragen het u op, waarbij we het niet anders willen hebben, dan dat u meteen na het ontvangen van dit stuk zonder enig uitstel - de voornoemde 48 goudgulden voor de voortzetting van zijn tocht verschuldig bent voor derekening voor de kosten van ozne majesteit te geven en volledig toe te wijzen en u niet inbeeldt iets anders te doen, waarbij wij tenslotte de tegenwoordige zaken nadat teruggave van een dergelijke som goudguldens is geschied voor uwe onderneming te behoeve van u zullen bewaren.
Gegeven te Szegedin, zondag na Maria geboorte, in het jaar onzes heren duizend vierhonderd en achtenvijftig.
1458-09/10

Uit de Russiche kroniek van Dracula:



"Dracula had de volgende gewoonte: wanneer er een gezant naar hem toekwam, zowel van de Sultan als van de Koning en hij was niet deftig genoeg gekleed en hij wist ook niet hoe de dubbelzinnige vragen te beantwoorden, dan liet hij hem spietsen, terwijl hij zei, "Niet ik ben schuldig aan uw dood, maar uw eigen meester of u zelf. Maak mij geen verwijten. Indien uw meester wist, dat u traag van begrip bent en niet goed ontwikkeld en uw toch naar mijn hof stuurde, naar mij een wijs regeerder, dan heeft uw eigen vorst u de dood in gestuurd. En als u op de een of andere wijze uit uwzelf als onwetende pummel naar mijn hof bent gekomen, dan heeft u zelfmoord gepleegd." Voor een dergelijke gezant liet hij een hoge gouden staak preparen en hij spietste hem voor de ogen van iederen en schreef daarop naar de meester van een dergelijke dwaze gezant de volgende woorden: "Wilt alstublieft zo goed zijn om voortaan niet meer een zo bekrompen en onbeschaafde man naar een wijze vorst te zenden?." (mogelijk kreeg Vlad regelmatig gezanten van minder gehalte, gezien het beeld dat men had van de Walachen als een barbaars volk) Bij een andere gelegenheid ontving hij een afgezant van de Hongaarse koning Matthias. Deze ambassadeur was een hoge edelman van Poolse komaf. Dracula beval hem om aan de vorstelijke tafel te zitten midden tussen de lijken. En voor de tafel was een zeer hoge, dikke geheel vergulde staak geplaatst. En Dracula vroeg: "Zeg me eens, waarom heb ik die staak daar geplaatst?" De gezant was doodsbenauwd en antwoordde: "Mijn heer, het lijkt mij, dat een of andere edelman in uw ogen een vergrijp heeft begaan en dat u daarom een meer eervolle dood voor hem in gedachten heeft." Dracula zei hierop, "U heeft juist gesproken. U bent inderdaad de koninklijke afgevaardigde van een groot vorst. Deze staak heb ik voor u bereid." De gezant antwoordde, "Mijn heer, mocht ik enige misdaad hebben begaan waardoor ik de dood heb verdiend, doe zoals het u goeddunk, want u bent een rechtvaardig en onpartijdig heerser en niet u zou schuldig zijn aan mijn dood, maar ikzelf zou alleen schuld hebben." Dracula barstte in lachen uit en sprak: "Als u mij niet op deze manier had geantwoord, dan zou u zich inderdaad nu boven op die staak bevinden". En hij bewees hem veel eer en overlaadde hem met geschenken en liet hem gaan terwijl hij tot hem sprak, "U kunt inderdaad als gezant naar de hoofdsteden van grote heerser reizen, want u heeft veel ervaring in de omgang met vorsten. Maar laten anderen niet met mij komen converseren, doch laat ze eerst maar eens leren hoe ze een grote vorst moeten aanspreken."
Het betreft hier Benedict de Boithor en niet de poolse gezant: verwarring met Muzilo de Bucaz.
1458-11/12

Uit de kroniek van Dracula: de twee monniken



De Duitse versie gaat als volgt:
Er kwamen eens twee monniken in zijn land, die door hem waren uitgenodigd naar hem toe te komen.
Aldus geschiedde. Toen ontving hij de ene monnik en vroeg hem, wat voor goeds er over hem werd verteld. Deze monnik was zeer bevreesd en sprak: "Mijn heer, men zegt alleen maar goede dingen over u en u bent een zeer vroom en deugdzaam vorst, en ik ook ben deze mening geheel toegedaan." Hij liet de monnik vasthouden. En men bracht hem de andere monnik, en die vroeg hij hetzelfde als de eerste monnik. Daar bedacht deze monnik, "eens moet ik sterven, ik zal hem wel eens de waarheid zeggen, " en hij sprak: "U bent de grootste woesteling, die men ter wereld kan vinden, en ik ben niemand tegengekomen, die ook maar een goed woord voor u over had, en geheel terecht." Daarop sprak Dracula: "U heeft mij de waarheid verteld en daarom laat ik u leven," en hij liet hem gaan. En hij liet de eerste monnik nogmaals komen in de verwachting, dat die hem nu wel de waarheid zou zeggen. Maar die sprak als tevoren. Dracula beval zijn beulen: "Neem hem mee en spietst hem omwille van zijn leugens."

De Roemeense versie:
De twee monniken.
Een sluwe griekse monnik, die als zovele anderen van zijn soort begonnen in het land te verschijnen ontmoette een arme roemeense priester, een eerlijke godvrezende man. Iedere keer als ze elkaar tegenkwamen hadden de twee geestelijke ruzie en onstond er een heftig twistgesprek. Voortdurend kleineerde de Griek de priester en oefende hij kritiek uit op de Roemenen. De inwoner van het land antwoordde: "Als je Roemenen werkelijk zo stom en boers vindt, waarom ga je niet terug naar je eigen land naar je fijne en geslepen griekse landgenoten? Wie heeft je gevraagd om hier te komen en wie heeft je als een bezoeking over onze hoofden afgeroepen?"
Het nieuws over de twee monniken bereikte uiteindelijk ook Dracula's oren. Hij wilde hen weleens ontmoeten en beval hen beiden op een vastgestelde datum naar het paleis te brengen. Ze arriveerden op de vastgestelde dag. Hij ontving hen in gescheiden kamers. De griekse monnik was erg trots om door de prins te worden ontvangen, maar hij wist niet, dat de inheemse priester ook was uitgenodigd. De laatste was verbaasd en kon maar niet begrijpen, waarom hij Dracula was opgevallen, maar hij was vastbesloten, dat mocht hij hem in een goede stemming aantreffen hij een goed woordje zou doen voor zijn parochie. Dracula echter wilde hun diepste en geheimste gedachten doorvorsen, want Zijne Hoogheid was zeer geslepen in deze zaken. Toen de griekse monnik de kamer betrad vroeg Dracula hem: "Eerwaarde priester, u heeft door mijn land gereisd in dienst van de kerk. U heeft gelegenheid gehad om zowel goede als slechte mensen te spreken, evenals met rijken en armen. Vertel me eens, wat zeggen de mensen zoal over mij?" Op zo een duidelijk vraag meende de priester het juiste antwoord te hebben. Met de geslepenheid, waartoe alleen een Griek in staat is antwoordde hij op honingzoete en onwaarachtige wijze: "Uwe Hoogheid, van de ene kant van het land tot het andere wordt uw naam alleen maar geprezen en geloofd. Iederen is zeer tevreden met uw bestuur. Men zegt, dat er nooit eerder zo'n rechtvaardige vorst in Walachije heeft geregeerd. En aan dit compliment zou ik maar een kleinigheid kunnen toevoegen: wees vriendelijker voor uw onderdanen, die terugkeren van de Heilige Oorden en geef hen geldelijke steun, zodat ze troost kunnen brengen voor de rampen, waaronder hun monniken in de Heilige Oorden te lijden hebben. Dan zal uw naam door de engelen met onsterfelijke lofzangen worden geprezen." "Je liegt onwaardige priester, geboefte dat je bent," schreeuwde Dracula woedend en hij fronste zijn wenkbrauwen. Het was duidelijk, dat hij reeds over deze priest was ingelicht. Zegt niet het spreekwoord, dat zelfs de zon niet iedereen in gelijke mate kan verwarmen? Hij opende de deur en beval zijn dienaren, die wacht hielden: "Soldaten, dit boosaardig, onwaarachtig schepsel moet worden terechtgesteld." Het bevel werd ogenblikkelijk tot uitvoer gebracht en de monnik werd gespietst. Toen ging Dracula naar de Roemeense priester, die onkundig was van het gebeurde en hij vroeg hem hetzelfde: "Zeg me eens, wat vertellen de mensen zoal over mij?" "Wat kunnen ze zeggen, Uwe Hoogheid? Mensen spreken met verschillende stemmen. De laatste tijd echter begint men u overal te verwensen en men zegt, dat u niet langer de lasten verlicht, die nog gering waren tijdens het bestuur van uw voorganger." "Jij waagt het om eerlijk te spreken," zei Dracula opgewekt. "Ik zal hierover nadenken. Vanaf heden ben jij de biechtvader van het paleis en ga heen in vrede."
Zeer waarschijnlijk stamt deze Roemeense versie uit latere eeuwen, als de invloed van de Griekse clerus groter is op de Walachijse kerk. In de 14e en 15e eeuw stond de Walachijse kerk sterk onder Bulgaarse invloed. In de 18e en vroege 19e eeuw zijn zelfs de voivodes afkomstig uit rijke Griekse families, die het ambt kochten, de Fanarioten


1459
1459 (ongedateerde brief geschreven tussen 1456-07-03/1462)
Vlad stelt in een brief zijn wapenmeester Stoica voor aan het bestuur van Brashov, verzoekt om genoegdoening voor de handelswaar van Stoica in beheer bij Paul Kewer
1459
Stoica verkoopt aan Pavel een molen aan de rivier de Neajlov
1459-01-21
Wij groeten u heren en onze dierbare vrienden met verschuldigde eerbied. Weet dat ik in goede gezondheid verkeer, zoals wij omgekeerd altijd graag vernemen en horen van het welbevinden van uw heerschappen en vrienden.
Wij hebben vernomen en gehoord wat uw heerschappij en vriendschap ons meedeelt via de richter Cresta en andere helpers van u en wij hebben de berichten met vreugde opgenomen en verwelkomd en wij zouden graag naar u toe willen komen, maar wij weten heel goed hoe u wordt geplaagd en geplunderd en om deze reden komen wij niet. Daarom verzoeken wij uwe hooggeachten, dat indien u nu een zulke angst wordt aangejaagd door Walachije of van andere zijde, waardoor het voor u moeilijk zal zijn ons hier binnenkort van op de hoogte te stellen, wij willen u een helper in de persoon van de heer koning of vijf of zeshonderd of zelfs meer mannen gevenm zoveel als u waarneemt dat u kunt beheersen.
Maar als het waar is, dat u bijzonder grote vrees heeft, dan zult u dar moeten meedelen.
Wij persoonlijk zullen daar onder u komen en ons is duidelijk, dat achter de almachtige God zelfs een dwaas verder de boosdoeners jegens u en de door u verbannenen van u kan overnemen.>br> Blijf standvastig met de almachtige God en bidt toch God odat uw wensen worden vervuld.
Gegeven op een nederzetting bij Schassburg, op Sint Agnetendag.
En wat Zlaw van Fogarash namens ons zegt dient u te vertrouwen en u moet geloven wat hij u vertelt, alsof het onze eigen woorden zijn enzovoorts.
Bassarab voyvode van Walachije, in alles uw vriend en dienaar.
Gericht aan: Onze zeer geëerde heren en vrienden, de voorzienige heren rechters en overige schepenen van de stad Brashov
1459-01/0

Uit de Duitse kroniek van Dracula:



Dracula en de Zigeuners
Hij had een zigeuner, die gestolen had gevangen. Toen bezochten hem de andere zigeuners en ze smeekten Dracula om hem vrij te laten. Dracula sprak echter: "Hij moet hangen en jullie moeten hem zelf terechtstellen." Ze antwoordden, "Dat is niet onze gewoonte." Dracula liet toen de zigeuner in een ketel koken en toen hij gaar was moesten de andere zigeuners hem tot en met de botten opeten.
1459-02/04

Uit de Duitse kroniek van Dracula:



Eens op een dag ontmoette Vlad (Dracula) een priester met een kort hemd. Hij vroeg hem de reden, waarom hij zo'n kort hemd droeg, want priesters horen een lang kleed te dragen. En... hij spietste de priester hierom.
1459-02/04

Uit Turkse Kroniek van Dracula:


Turks gezantschap komt aan voor de inning van het achterstallig tribuut

"Dracula ontving de gezant met veel eerbetoon en liet hem zijn gehele schat zien en sprak: "Mijn volk is lichtzinnig en ondoordacht, maar in mijn omgeving zijn vele haatdragende vijanden. Mijn hovelingen en ministers hebben twee gezichten. Als ik naar de Hoge Porte afreis heb ik niemand, die voor mij het land in bedwang houdt en zullen mijn ondergeschikten zich meteen aan de Hongaren onderwerpen. Zij zullen de koning in mijn plaats kiezen en zij zullen mij mijn troon en mijn bezittingen roven. Ik heb tot nu het tribuut niet kunnen betalen, want de Hongaarse vijand is machtig en een voortdurende hindernis op mijn weg. De taak om de Donau tegen de Hongaren te beschermen is aan mij toevertrouwd en ik heb al mijn geld uitgegeven in de strijd tegen uw vijanden. Daarom heb ik het land niet kunnen verlaten en kan ik het tribuut van dit jaar niet opbrengen. Voortdurend denk ik aan de gelegenheid om de poten van de troon te kussen en het stof van de keizerlijke heerwegen te beroeren en mijn onderwerping en toewijding te tonen en te knielen in het stof van de drempel der Gelukzaligheid. Dit alles overheerst steeds mijn gedachten, maar vanwege de hierboven genoemde redenen, kon mijn lang gekoesterde wens tot op heden niet in vervulling gaan. "Niet alleen wil ik de sultan de jaarlijkse tijns geven, maar het is ook mijn verlangen om hem met mijn hele leger en al mijn rijkdom te dienen. Ik zal zijn bevelen opvolgen en dit zult u aan uw keizer bekendmaken, opdat hij zijn gehele rijk zal opdragen mij en mijn manschappen geen kwaad te berokkenen, wanneer ik mij tot ter beschikking van hem zal stellen. En ik zal snel naar mijn sultan, mijn leenheer gaan nadat ik mijn vijanden heb verslagen. Dan pas kan ik met een gerust hart besluiten naar het keizerlijke hof van de Beschermer van de Wereld te reizen met passende geschenken en volgens de gewoonte het huis van de Schenker der Gelukzaligheid dienen en mij aan hem te onderwerpen en op mijn knieën de keizerlijke troon te naderen.En ik zal hem het jaarlijkse tribuut brengen en mij persoonlijk ten dienste stellen van hem."
Deze brief is geschreven tussen 4 en 31 maart 1459
Dan Bassarab vraagt aan Brashov geld zodat hij gezanten kan sturen naar Friedrich III die op 4 maart 1459 tot tegenkoning van Hongarije was gekroond
deze brief is geschreven voor 1459-04-02
Io Dan voivode, vorst en heerser van het gehele land Ungrowalachije, wij schrijven mijn liefhebbende onderdanigheid en brengen hier mijn eerbiedige en liefdevolle groeten, tot op de bodem aan de richter en de raadsburgers van Kroonstad alas mijn ouders en goede vrienden. U moet weten, dat ik door de koning en alle edelen ben gestuurd, en de koning gaf mij het land Zevenburgen, het Burzenland en de Szeklers, opdat zij met mij zullen optrekken om mijn land te veroveren. Ik vezoek en verlang van uwe heren, dat u voor mij goede ouders en vrienden zult zijn. En u weet heel goed, hoe goed mijn vader, de voivode Dan voor u is geweest, en aks God mij bij wil staan, zal ik nog beter voor u zijn. Ik smeek uwe heren, en God zal u hierin inspireren, om mij te helpen, waarmee u kunt, of met wapens of met kleding, want mij bende is arm. En wat u van Dracula weet, vertel het mij. En God zal de jaren van uwe heren doen vermeerderen.
Io Dan viovode, bij Gods genade heerser.
1459-04-02/05
Reconstructie van brieven van Dan geschreven op 2 en 5 april uit Feldioara aan Brashov
1459-04-02
Wij Dan voivode en heerser van Walachije delen hierbij mede en maken heden kenbaar aan een ieder die het horen wil, dat hoe wij op bevel en in opdracht van de doorluchtige vorst en heer, here Mathias koning van Hongarije enzovoorts onze genadige heer van de hoger gelegen delen van het genoemde koninkrijk naar het Burzenand gekomen waren en de wijze heren rechters en schepenen niet alleen van de stad Brashov maar ook van het gehele Burzenland voornoemd met gekweld gemoed en jammerende luid klagende stemmen ons verklaarden, hoe de trouweloze Dracula, vovode van Walachije voornoemd den verheven koning ontrouw en zijn rijk is geworden en zich heeft onderworpen aan de wrede heerser van de Turken zoals hij door een boosaardige geest gegrepen duidelijk bewees toen hij ach en wee besloot enkele handelaren uit het reeds genoemde Burzenland en gezanten van aldaar, die in tijd van vrede bovengenoemd Walachije waren binnengetrokken en om er hun brood te verdienen begerig te grijpen en afgrijselijk wreed gevangen te nemen al de goederen en hun vermogen dat ze bij zich hadden en gevonden werd volledig van hen afnemend en in zijn dolle woede zijn ongelooflijke wreedheid openbaarde dordat hij zich niet alleen tevreden stelde met slechts de weggenomen goederen, maar dezelfde kooplieden en gezanten wreedaardig en ellendig vermoordde en doodde door hen op palen te spietsen zonder, dat zij dit verdinenden of maar enige schuld het vereiste; hierdoor echter werd zijn onbarmhartige brandende woede nog verder aangewakkerd, en enkele mannen en jongelingen, die u het dialect te leren en in het bovengenoemde Walachije verbleven, in aantal driehonderd of meer in vuur heeft laten verbranden, en verder zijn onderdanen, die in genoemde steden verbleven stiekem naar huis heeft teruggeroepen. Tevens voegden de burgers eraantoe, dat zij zekere eigendommen en koopwaar, die door deze mensen en kooplieden uit genoemde Walachije in hun midden waren achtergelaten in beslag hebben genomen en zij verzoeken ons nederig om hen van een passend redmiddel te voorzien. En nadat wij deze burgers hebben gehoord en na rijp beraad gehouden te hebben met onze edelen hebben wij vanuit ons voornoemde gezag bevolen de in hun midden achtergelaten eigendommen toe te eigenen om de schade te vergoeden, die hun zowel in goederen als in het doden van mensen is toegebracht en welke bezittingen nooit of te nimmer zullen worden teruggegeven noch zal hun waarde worden vergoed aan de genoemde kooplieden uit Walachije.
Waartoe wij als klaarblijkelijke getuigen geven ons zegel aan dit schriftelijk bewijs.
Gegeven te Feldioara maandag na Quasimodo Geniti Infantes, in het jaar onzes Heren duizendvijfhonderd negenenvijftig
1459-04-03
Matthias bij de genade Gods koning van Hongarije, Dalmatië, Kroatië enzovoorts wenst onze getrouwe voorzienige burgemeester, richters, oudsten enz. en alle burgers en leden van de gemeente van onze stad Brashov en het Burzenland heil en genade.
Wij hebben vernomen, dat er in u midden lieden zijn, die pijlkokers, schilden en ander oorlogstuig of tegen hoge prijzen naar Walachije verkopen of op andere wijze leveren.
Daarom omdat wij willen, dat u zich houdt aan de voorschriften en gewoonten die ten tijde van onze voorganger de doorluchtige vorst en heer Sigismund zaliger, keizer en koning in acht werden genomen, bevelen wij u streng door de inhoud van dit stuk en dragen u op u hier trouw aan te houden, en wij willen niet dat het het anders zal geschieden dan dat vanaf het ogenblik, dat u dit bevel ontvangt die zodanige kooplieden uit uw midden, die pijlkokers, schilden en wapentuig van andere aard zonder onze toestemming verkopen of op andere wijze leveren zo te bestraffen, dat niemand het meer zal wagen om her genoemde wapentuig aan die gebieden van de Walachen te verkopen. Als u echter enige verkoopsters van wapens kunt vinden zult u deze dienen te bestraffen op zodanige wijze als in de tijden van koning Sigismund zaliger dergelijke lieden bestraft plachten te worden en u zal het niet wagen anders te handelen.
Gegeven te Buda, dinsdag voor de helige bisschop en bekenner Ambrosius in het jaar onzes heren duizend, vierhonderdnegenenvijftig.
Lecta (ongelezen>
1459-04-05
Io Dan voivode en heerser van het ganse land Ungrowalachije maak hierbij bekend dat ik door koning Mathias ben gestuurd en ik kwam aan in het Burzenand, en toen kwamen de richter en de raadsheren van Kroonstad en de oudsten van het Burzenland en ze hebben geklaagd en ze hebben bij ons met bloedende harten geklaagd, over wat Drakula gedaan heeft, onze vijand, hoe hij de trouw aan de koning niet heeft gehouden en zich aan de Turken heeft overgegeven. Deze dingen heeft hij waarlijk van de Duivel geleerd. Alle kooplieden uit Kroonstad en uit het BurzenlandTo, die vreedzaam naar Walachije zijn gereisd heeft hij allemaal gevangen genomen en deze mensen hun goederen afgenomen. Maar hij was niet tevreden met de bezittingen van deze mensen, want daarna pakte hij ze op en spietste hen op palen, in totaal waren het er 41. Maar deze mensen waren voor hem nog niet voldoende, want hij vergiftigde zich nog meer en dreef 300 knapen uit Kroonsta en het Burzenland, die in Tirgoviste en in alle markplaatsen van Walachije waren bij elkaar; enkelen liet hij op palen spietseb, anderen in het vuur gooien. En zijn mensen, die in Kroonstad waren, riep hij stiekem terug.
En de burgers van Kroonstad kwamen en toonden mij van deze mensen, dat die Walachijse kooplieden in Kroonstad goederen hebben en de inwoners van Kroonstad hebben deze goederen in beslag genomen en hebben mij gesmeekt om hun advies te geven.
En nadat wij dit hebben aangehoord en begrepen en wij ons beraden hebben met onze bojaren, heb ik begrepen en wij ons beraden hebben met onze bojaren, heb ik de burgers mijn besluit meegedeeld, dat zij deze goederen nemen zullen om daarmee de goederen van de mensen en de doden te betalen en deze goederen uit Walachije zullen nooit terugbetaald worden. De waren, die de kooplieden uit Walachije toebehoren zullen nimmer door Kroonstad betaald worden.
Geschreven op de 5e dag in April.
Io Dan voivode, bij de genade Gods heerser.
En Ioldea heeft dit geschreven
1459-04-23
Matthias bij de genade Gods koning van Hongarije, Dalmatië, Kroatië enzovoorts wenst onze voorzienige burgers en inwoners van onze stad Brashov, en daarenboven ook de gezamenlijke en afzonderlijke rechters, bestuurders van het gemene Burzenland heil en genade.
Onze doorluchtige, trouwe edelen de schitterende Johannes van Labathlan en Ladislaus van Pakus, onze Szeklergraven hebben onthuld hoe dat zekere zaken tot een waarde van zevenduizend goudguldens onlangs door zekere Walachijse onderdanen, namelijk toen de onderlinge strijd en verwarring door de voivode van Walachije werden opgejaagd, in uw midden is achtergelaten en wordt bewaard, en u daarenboven ook een ander vermogen eertijds toebehorende aan Koldra, die door genoemde voivode is onthalsd en dat oploopt tot een bedrag van drieduizend goudguldens nog alijd in uw midden heeft en welke zaken niemand anders buiten onze majesteit en onze gezegde Szeklergraven zal toekomen, terwijl dezelfde voivode van Walachije weer begint met de strijd en de onrust, die tegen onze landen in Transsylvanié is gericht doet oplaaien, bovendien dat toen lang geleden de slotvoogden van onze genoemde Szeklergraven in Therch van enige mannen die een verkeerde en ongunstige weg opgingen een zekere hoeveelheid peper die zich uitstrekt tot een waarde van zestig goudguldens hadden weggenomen toen de richter gezworen burgers van onze genoemde stad Brassovia alsmede de daarin aangestelde schout deze slotvoogden van ons gevangen hadden genomen en niet eerder vrijgelaten dan dat ze van hen een dergelijke hoeveelheidid peper hadden afgeperst, wat wij hun zwaar aanrekenen en waarove wij van plan zijn te zijner tijd van het rekenschap te eisen. Daarom hebben wij in een andere brief van ons die richter en gezworen burgers van onze voornoemde stad Brassovia alsmede de voornoemde schout geschreven dat zij dergelijke zalen tot zeven en drieduizend goudgulden alsmede de genoemde hoeveelheid peper, die zich tot zestig goudgulden uitstrekt aan de mannen van de voornoemde Szeklergraven van ons, die de tegenwoordige zaken aan het licht hebben gebracht, volledig en zonder enige tekortkoming dienen te geven en toe te wijzen. Derhalve dragen wij uwe trouwheid als bevel op en vertrouwen u toe, dat wanneer de eerder aangeroerde richter en gezworen burgers en schout bij de teruggave van dergelijke zaken tot zeven- en drieduizend goudgulden alsmede van de hoeveelheid peper die zich tot zestig goudgulden uitstrekt nalatig en weigerachtig zijn dat u deze dan zonder dat een uitvoeriger bevel van ons hierover wordt afgewacht tot volledige teruggave van alle voorgaande zaken met alle geschikte hulpmiddelen op fellere wijze dwingr en vastsnoert met het middel van ons gezag dat u op dit gebied bij deze wordt toegekend en de rechtvaardigheid; en waagt u het niet iets anders te doen. Nadat evenwel de teruggave is geschied kunt u het tegenwoordige stuk bij u houden voor uw onderneming.
En u zult niet anders handelen.
Gegeven te Buda op Bisschops Adalbertusmartelaarsdag in het jaar onzes Heren duizend vierhonderdnegenenvijftig.
1459-04/05

Uit de Roemeense kroniek van Dracula:


Want in de dagen van Vlad Tsepesh voivode was er eens een bojaar, die zich Albul de Grote noemde. Deze had zich op listige en valse wijze vele dorpen toegeeigend en ook de dorpen Glodul en Hintzea had hij met geweld genomen en zelfs had hij het Heilige Klooster Govora verwoest, dat pas vele jaren later weer werd opgebouwd. En daarna in deze tijden van Vlad Tsepesh voivode, verhief deze bojaar Albul de Grote zich en wilde zich tot vorst laten uitroepen over het hoofd heen van Vlad Tsepesh voivode en hem de troon ontnemen, maar de voivode Vlad is met zijn leger tegen hem opgetrokken en nam hem gevangen en hij heeft hem gedood samen met zijn hele geslacht. Hij heeft dit groot en machtig geslacht uitgeroeid van de minste tot de hoogste, kinderen, broers en zusters en hij heeft hen allen gespietst. En toen Vlad voivode zag dat het heilige klooster was verwoest schonk hij deze dorpen Glodul en Hintzea aan het klooster
1459-07

Uit de kroniek van Dracula:



De bojaar met de scherpe reukzin
Eens waren er tijden, dat men voor iedere mogelijke overtreding veroordeeld of niet veroordeeld zijn leven kon verliezen. Het is maar goed, dat deze tijden voorbij zijn, en mogen ze nimmer terugkeren. Het is goed, dat we het ons nu kunnen veroorloven over deze zaken te praten en dat we geen slachtoffers er meer van zijn.
Enkele weerspanninge bojaren waren op bevel van Dracula gespietst op een zekere plek. Van tijd tot tijd ging Dracula daar rondwandelen in dat palenwoud en zijn slachtoffers bekijken en op een gegeven ogenblik nodigde hij andere bojaren uit om het spektakel met eigen ogen te aanschouwen en zo te zien hoe hij kon straffen- doen zien is doen geloven. Misschien wilde Dracula eenvoudig uitvinden of hij sommige bojaren kon herkennen - want in zijn gevolg waren vele aanhangers van de andere partij. Bij een gelegenheid gebruikte Dracula de maaltijd temidden van de karkassen van de velen, die rond zijn tafel waren gespietst. Hij genoot ervan in hun midden te eten. Een van zijn bojaren, een deftig heerschap-volgens sommigen was hij zelfs een bisschop- zat recht tegenover hem. Maar hij kon de lijkenstank niet langer verdragen. Daarom kneep hij zijn neus dicht.
En hij draaide zijn hoofd om. Dracula vroeg hem, "Waarom doe je dat?" De bojaar, misschien omdat hij betrokken was geweest in de intriges van de gespietste slachtoffers, of misschien omdat hij met enkelen van hen bevriend was geweest en niet durfde toe te geven, dat hij gegrepen was door medelijden waagde het om tegen Dracula te zeggen:
"Uwe Hoogheid, u bent afgedaald van het paleis naar deze plek. Daar verderop is de lucht zuiver, terwijl ze hier smerig is. De slechte lucht zou wel eens slecht voor uw gezondheid kunnen zijn. U kunt de tafel beter ergens anders neerzetten."
"Bedoel je te zeggen, dat het hier stinkt?" vroeg Dracula, die snel naar hem voorover leunde en hem doordringend aanstaarde. De bojaar antwoordde, "Mijn heer, ik kan deze stank niet verdragen, Uwe Hoogheid zou er goed aan doen deze plek te verlaten, die nadelig zou kunnen zijn voor de gezondheid van een prins, die alleen maar het goede voor zijn onderdanen in gedachten heeft." Misschien was Dracula eindelijk tot in het diepst van de geest van de bojaar doorgedrongen, of misschien om een einde maken aan de opmerkingen van de andere bojaren, riep hij: "Dienaren, breng mij een paal drie maal zo lang als die je daar ziet. Maak hem onmiddelijk voor mij klaar en spiets deze bojaar, opdat hij voortaan daarboven kan leven en hij niet langer de stank van hier beneden hoeft te ruiken." De ongelukkige bojaar smeekte op zijn knieën. Hij wilde Dracula's handen aan alle kanten kussen, maar het was alles tevergeefs. Kort daarop spartelde hij op een paal veel hoger dan alle andere palen om hem heen en hij steunde en kreunde zo hevig, dat men ervan moest zuchten.
Hier zijn de Duitse en Roemeense versies samengevoegd
1459-08

Uit de kroniek van Dracula:


Dracula verkleedde zich vaak zodat men hem niet herkende en hij ging naar markten en kermissen, waarbij hij zijn oren goed open hield en zijn ogen goed de kost gaf. Ondanks zijn strenge straffen bleef het dievenvolk hardnekkig en toen hij op een drukbezochte jaarmarkt rondliep tussen de menigte bemerkte hij, dat een dief bezig was de knopen van zijn mantel te snijden. Meteen trok hij zijn mes en sneed de dief zijn neus af.
"Ai riep de dief, waarom doe je dat?" Je snijdt mijn knopen af" antwoordde Dracula. "Hier heb je je knopen terug" zei de dief. "En daar heb je je neus weer" zei Dracula...
1459-09-01

Uit de kroniek van Dracula:




De twee hongaarse monniken.
"Op een goeie dag kwamen er uit Hongarije twee RK monniken op zoek naar liefdadigheid. Dracula gaf bevel, dat ze gescheiden werden. En hij ontving een van deze monniken als eerste in de binnenplaats, waar vele mensen gespietst op staken en wielspaken hingen. En hij vroeg de monnik, "Heb ik hier goed aan gedaan?
Hoe oordeelt u over deze staken." En de monnik antwoordde, "Nee, heer, u heeft iets slechts gedaan. U straft zonder genade. Het is juist dat een meester barmhartig is en al deze ongelukkigen, die u heeft geëmpaleerd zijn martelaren." Dracula riep toen de tweede monnik en stelde hem dezelfde vraag. De tweede monnik antwoordde, "U mijn heer bent door God aangesteld als heerser om misdadigers te straffen en hen, die goed doen te belonen. Ongetwijfeld hebben dezen een of andere misdaad gepleegd en zijn ze in overeenstemming met hun wandaden gestraft." Dracula liet de eerste monnik weer bij hem komen en sprak als volgt tot hem, "Waarom heb je je klooster en je cel verlaten om te zwerven en te reizen naar de hoven van grote en machtige heersers? Je weet niets. Net geleden vertelde je mij, dat deze mensen martelaren zijn. Ik wil nu ook een martelaar van jouw maken, zodat je in het gezelschap van deze andere martelaren zult verkeren." En hij gaf opdracht, dat men de monnik door het achterwerk spietste. Maar de andere monnik kreeg op zijn bevel 50 gouden ducaten en hij zei tot hem, "Jij bent een man van verstand." En hij gaf bevel dat men een koets voor hem gereedmaakte, waarmee hij in alle eer naar de Hongaarse grens kon worden gereden.
Komt voor in de Russische kroniek en ook bij Beheim
1459-09-20

Bij de genade Gods, Io Vlad voievode en heer zoon van de grote Voivode Vlad, regerend over het hele Ungrowalachijse land, hertog van Amlas en Fagaras. Het heeft ons behaagt in onze welwillendhed, met een rein en verlicht hart en deze oorkonde gegeven met een schoon gelaat en met alle eervolle geschenken en giften ten overstaan van onze persoon, aan Andrei en zijn zoons, namelijk Poinana lui Stev en Iovan en Drag en[..] te wteen het derde deel van Ponor, dat eigendom was van Sjipin en het derde deel van Ponor en een derde van het goed van Petru van Ponor, dat zij hebben gekocht van van Petru voor 12 florijnen. En zij hebben een paard gegeven.
En als een van hen zou komen te overlijden en zijn erfdeel zal daarbij overblijven, dan zal voor hen het recht van de pradalika niet gelden. En nogmaals zal daaroven op aan Andrei en zijn kinderen het vierde deel van Ponor toevallen. Dit alles zal hun vast en eeuwig erfdeel zijn, van hen en hun kinderen, hun kleinkinderen en hun achterkleinkinderen, te beginnen met de heffing op de schapen, de heffing op de varkens, de heffing op de bijenteelt, op de vaten, op de wijngaarden, de heffing op het graan, de heffing op het gemaaide hooi, op het onroerend goed, op de bruggen, op de karren, dat wil zeggen op alle grote en geringe diensten. En laat geen het waen hen in hun recht te hinderen, noch een vreemde onderdaan, noch de oplegger van geldboetes, noch de inner van de hoofdelijke belasting, noch iemand anders van onze bojaren en dienaren, want als iemand het mocht wagen hen te hinderen, hen zelfs maar een haar in de weg mocht leggen, dan zal hem onze grote boosheid en toorn treffen. En ook als na onze dood, met de wil van de here God iemand anders hetzij uit de vrucht van onze hart of een ander uit ons geslacht,of vanwege onze zonden uit een ander geslacht vorst zal zijn over Walachije, dan zal hij onderhouden en zal hij behoeden en zal hij vernieuwen deze door ons gegeven oorkonde, en dan zal de Heer deze vorst in zijn regering sterken; echter als hij dit niet zal vernieuwen noch zal onderhouden, maar haar zal vertrappen en verkwisten, dan zal God de Heer deze vorst vernietigen en hem ten onder doen gaan, in deze wereld naar lichaam en in de komende wereld naar geest en hij zal het lot delen van Judas en Arianus en die anderen die riepen: zijn bloed over hen en over hun kinderen, zo zal het zijn tot in eeuwigheid, amen.
Getuigen: juoan Dragomir Tzacal, jupan Voico Dobritza, jupan Stan vornic, jupan Stepan Turcul, jupan Oprea, jupan [...] en Braztul van Milcov en Moldovean spatar, en Iova Vistier, en [...] spatar en Tacsaba stolnic, Stoica paharnic, Gherghina comis [..]
Gegeven op 20 septmeber in de burcht van Bukarest, in het jaar 6968 Io Vlad voivode, in de genade van God, heer.
1459-10

Uit de Roemeense kroniek van Dracula:



In vroegere dagen toen Prins Vlad de Spietser regeerde liep een koopman, die door ons land reisde op alle hoeken van de straten luidkeels verkondigen, dat hij een zak met duizend geldstukken was verloren.
Hij beloofde echter honderd geldstukken aan degene, die het geld zou vinden en het hem terug zou brengen. Niet lang daarna kwam een God-vrezend man, dat waren de Roemenen ten tijde van Prins Vlad de Spietser bij de koopman en zei tot hem: "Meester koopman, ik heb deze geldzak gevonden op weg bij de bocht in de viersprong achter de vismarkt. Volgens mij is dit uw geld, want ik hoorde dat u uw geld was kwijtgeraakt." De koopman antwoordde: "Ja dit is werkelijk mijn geld en ik dank je zeer voor het terugbrengen." Toen begon de koopman zijn geld te tellen en hij was ten einde raad om de beloofde 100 geldstukken niet te hoeven uit te betalen. Nadat hij tot grote verbazing van de andere man het geld had geteld, deed hij de geldstukken terug in de zak en zei tot de brenger: "Mijn goede man, ik heb het geld geteld en ontdekt, dat je de beloofde beloning reeds hebt genomen. Ik trof slechts 900 geldstukken aan in plaats van 1000. Ik dank je nogmaals, dat je mij uit de misere, waarin ik dreigde te geraken hebt gered. Moge God je behoeden." De christen echter antwoordde: "Meester koopman, u vertelt mij zonder reden en per vergissing, dat u 100 geldstukken mist. Ik heb de geldzak niet eens opengemaakt om erin te kijken, en ik wist niet eens hoeveel geld er in zat. Zoals ik de zak heb gevonden heb ik ze u gebracht."
"Ik zei je," antwoordde de koopman kortaf en dubbelzinnig, "Ik verloor een geldzak met 1000 geldstukken.
Je hebt ze teruggebracht met maar 900 geldstukken. Zo staan de zaken ervoor. Zelf al zou ik het willen, dan kan ik je niet meer geven. Als je 't er niet mee eens bent kan je nog altijd een verzoekschrift indienen en mij voor de rechter slepen." De koopman bloosde tot achter zijn oren van schaamte, toen hij besefte, dat de boer hem wantrouwde. (wschl moet het andersom zijn). Hij zei geen woord, maar nam afscheid en vertrok en hij ging regelrecht naar de prins om zijn beklag te doen. "Uwe Hoogheid," sprak hij, "Ik dien deze aanklacht in, niet vanwege de beloofde honderd geldstukken, maar vanwege het feit, dat hij mij er van verdenkt, dat ik geen eerlijk man ben, terwijl ik weet, dat ik goudeerlijk ben geweest en het is niet eens in mij opgekomen om hem te belazeren." De prins herkende meteen de geslepenheid van de koopman, aangezien de prins zelf een slimmerik was en hij beval, dat de koopman voor hem moest verschijnen. Zowel de aanklager als de aangeklaagde waren aanwezig. De prins luisterde naar beiden en toen hij beide versies op de weegschaal der gerechtigheid afwoog, besefte de prins naar wiens kant de weegschaal doorsloeg.
Hij keek de koopman strak in de ogen en sprak, "Meester koopman, aan mijn hof weet men niet wat oneerlijkheid is. Iets dergelijks wordt hier krachtig onderdrukt. U bent een geldzak met 1000 geldstukken verloren en u vond het juist om dat bekend te maken op alle straathoeken. De zak, die deze christen u terugbracht bevat 900 geldstukken. Het is nogal duidelijk, dat dit niet de geldzak is, die u bent kwijtgeraakt. Met welk recht heeft u haar dan aanvaard? Welaan geef de geldzak terug aan de vinder en wacht af tot uw verloren buidel wordt teruggevonden. Terwijl jij, mede christen," voegde de prins toe terwijl hij zich tot de beschuldigde wende, "houd deze geldzak in bewaring totdat degene, die haar kwijt is geraakt op komt dagen." En zo geschiedde, aangezien het niet anders kon geschieden.
1459-11-25
Unio Trium Nationem wordt vernieuwd in Mediasj. De tweede Unie gesloten tussen de Saksers, Zevenburgse adel en Szeklers tot wederzijdse steun tegen de vijanden. Hier zijn de artikelen opgenomen die relevant zijn met betrekking tot Dracula
Art. 3
Als er een van van henzelf of iemand behorende tot de gemeenschap, een inwoner, een in dit land woonachtige of een vreemde van waar dan ook tegen dit verbond der eenheid- die door een eenstemmige wens en unaniem, vertrouwensvolle toestemming is bekrachtigd als verdrag, zoals reeds hierboven werd vastgelegd- in handelt en zich er onbetrouwbaar, arglistig en onder welk voorwendsel dan ook tegen verzet en deze hierboven en hiervolgende genoemde afspraken zal breken, geheel of gedeeltelijk of hiertoe een poging zal doen: dan zijn de eerder genoemde gemeenschap der edelen, Szeklers en Saksers wederzijds aan elkaar verplicht om zich te verzamelen en gezamenlijk zonder voorbehoud en tegenspraak tegen degene, die op dergelijke wijze tegenstand biedt en zich aanmatigt, het pakt der eenheid en eenstemmigheid en orde, waarop het verbond berust te breken en buiten werking te stellen te verheffen en met een krachtige arm diens gekonkel teniet te doen en ter verdediging en ondersteuning van de onderdrukten nabij te snellen.

Art. 4 luidt:
Dit gehele rijk Zevenburgen wordt niet slechts in enkele delen, maar in zijn geheel door genadeloze invallen, niet zelden door allerlei plagen bezocht en verontrust, door veelvoudige rampspoed en door onverwachte, verwoestende overvallen van alle kanten geschokt en onophoudelijk door de zwaarste klappen van het noodlot getroffen. Daarom hebben zij ten behoeve van dit rijk besloten en eenstemmig en unaniem beslist: Als er welke vijandelijkheden dan ook, of kwellingen of wat voor beschadigingen en hindernissen waar dan ook, voor de hiervoor genoemde edelen, Szeklers, de Saksers buitenaf, of binnen in de eigen gemeenschap of in de gemeenschappelijke landen toevallig zich voordoen of in de toekomst van welke zijde naar ook zich zal voordoen: Dan zullen de Szeklers, de Saksers en hun eigen voivoden en de Szeklergraven en hun plaatsvervangers, evenzo de hoofdlieden, welke door bovengenoemde gemeenschappen zijn aangesteld en belast- alle de hun toegebrachte overvallen, aanvallen, vijandelijkheden, en alle door wie dan ook - veroorzaakte gevallen van schade bekend te maken, aan te geven, mee te delen en te melden. Als dit volgens de aangegeven wijze is geschied zullen ze verplicht zijn, binnen acht dagen na een dergelijke melding zonder enige aarzeling of uitstel, zonder enkele uitvluchten en voorwendsels die of de eerst belaagde in de mate, die ernst van de toestand vereist te hulp te ijlen en snel op de plaats te zijn.

Art. 6:
Naar alle waarschijnlijkheid zal vanwege de steeds weer toenemende, ononderbroken invallen van de wilde Turken een steeds groter financiëel beroep gedaan moeten worden op hun vermogen.
Door alle mogelijke plunderingen, door rooftochten en verwoestingen en andere dood en verderf brengende vernietigingen van alle kanten, ja het zelfs regelmatig wegslepen van ouders, kinderen, echtgenoten, bloedverwanten, broeders en zusters in voortdurende gevangenschap en hoe - smartelijk - in vernederende slavernij; niet minder ook door de ontelbare plunderingen van alle vermogen bezit en goederen is het privévermogen zeer teruggenomen en dat zal in de toekomst alleen nog maar verder achteruit gaan. Bovendien zijn zij - waaronder ze natuurlijk zeer smartelijk lijden - ook door binnenlandse gewelddadige vetes, meningsverschillen en zware strijd om de macht, evenals door de vroegere vijandschappen meervoudig verzwakt en hebben zij daar tegenwoordig zwaar onder te lijden
Terwijl zij een goed en helder inzicht hebben in deze toestanden en zij vastbesloten zijn, om op welke wijze en met grote zorgvuldigheid - die hiervoor nodig is - zich in te spannen, om voor hun gemeenschap en het algemeen belang, voorzorgsmaatregelen te bevorderen en te bewerkstelligen en het grote onverwachte kwaad de weg door een sterke verdedigingsmuur te versperren en zij hebben door middel van een algemeen verdrag bepaald en onverbrekelijk en voor altijd besloten : de edelen en Szeklers, zowel voor hun eigen persoon als voor hun echtgenotes, kinderen, wezen, weduwen en hun gehele have goed zullen steeds vrije toegang hebben tot de steden van de Saksers en indien gewenst ook tot andere bevestigde plaatsen.
Ook zullen zij altijd de zekere, onaangevochten en vreedzame mogelijkheid hebben, daar binnen te gaan, naar toe te vluchten en naar binnen te gaan, als hun veiligheid, hun bescherming, evenals het recht op volledige persoonlijke vrijheid in het gedrang komt, echter onder de hierna volgende voorwaarden: De edelen en Szekler tezamen zullen zich verplichten om samen met de bewoners van de burgers van de Saksiche steden, maar ook met de bewoners van hun eigen gewesten om altijd iedere vorm van vijandelijkheden, vetes, aanslagen en aanvallen van welke vijand dan ook, ieder naar zijn vermogen in volledig bewapend en uitgerust voor de oorlog, gewapend voor het verzet, tegelijkertijd en op dezelfde wijze ten strijde te trekken, de woeste aanvallen van de vijand het hoofd te bieden. Zij zullen er steeds op gewezen worden elkaar door wederzijdse hulpverlening en bijstand te beschermen.
1459/1460
Vlad schenkt het Buna Vestireklooster in Cotmeana een aantal dorpen en stelt het klooster vrij van belastingen


1460
1460

illustratie, © Wanita Resida 2006Capitulatie van 1460-1461 tussen Vlad en de Turken

Art 1.
De Sultan verbindt en verplicht zichzelf en zijn opvolgers om Walachije tegen al haar vijanden te beschermen en te verdedigen zonder iets anders te eisen dan de suprematie over de souvereiniteit van dit vorstendom, waarvan de viovodes zijn gehouden om de Hoge Poort jaarlijks een tribuut van 10.000 dukaten te betalen.
Art 2.
De Hoge Poort zal zich nimmer mengen in de bestuurlijke aangelegenheden van genoemd vorstendom, en het zal nimmer aan een Turk worden toegestaan om zonder een geldige reden het Walachijse grondgebied te betreden.
Art 3.
Ieder jaar zal een ambtenaar van de Hoge Poort naar Walachije reizen om het tribuut te innen.
Tijdens de terugreis zal hij worden begeleid door een afgevaardigde van de Voivode tot aan Giurgiu aan de Donau, alwaar de ontvangen geldsom voor de tweede maal zal worden geteld en hij hiervoor een ontvangstbewijs zal krijgen. Walachije zal verder niet verantwoordelijk zijn voor het bedrag bij het transport naar de andere oever ongeacht wat er dan mee mocht gebeuren.
Art 4.
De Voivodes zullen ook in de toekomst worden gekozen door de Metropoliet, de bisschoppen en de bojaren en de keuze zal worden erkend door de Hoge Poort.
Art 5.
De Walachijse natie zal als vanouds de vrije uitoefening van haar eigen wetten genieten; de Voivodes behouden het recht van leven en dood over hun onderdanen, evenals het recht om oorlog te verklarene en vrede te sluiten, zonder voor hun handelingen enige verantwoording af te moeten leggen aan de Hoge Poort.
Art 6.
Alle Christenen, die na hun overgang tot het geloof van de Moslems naar Walachije zullen komen en weer zullen terugkeren naar het Christendom zullen nimmer kunnen worden opgeëist door enige Osmaanse gezagsdrager.
Art 7.
De Walachijse onderdanen, die naar welk Osmaans gewest dan ook zullen reizen, zullen nimmer gedwongen kunnen worden om de Kharadsj of de hoofdelijke belasting waaraan de Raja's zijn onderworpen te betalen.
Art 8.
Als een Turk een geschil heeft in Walachije met een onderdaan van dit vorstendom, dan zal zijn zaak worden gehoord en gevonnist door het Walachijse gerechtshof en volgens de daar geldende wetten.
Art 9.
Alle Turkse kooplieden, die dit vorstendok binnenkomen voor de inkoop of verkoop van handelswaar zijn verplicht bij het plaatselijk gezag de tijdsduur van hun verblijf te melden en zullen moeten vertrekken, wanneer deze periode zal zijn verstreken.
Art 10.
Geen enkele Turk is bevoegd om zich met een of meerdere slaven en dienaren van Walachijse geboorte, ongeacht hun geslacht met zich het land uit te nemen en er zal nimmer een moskee waar dan ook op het Walachijse grondgebied mogen worden gebouwd.
Art 11.
De Hoge Poort belooft om nimmer een privilege te verlenen op verzoek van een Walachijse onderdaan ten behoeve van diens aangelegenheden in Walachije ongeacht de aard van deze aangelegenheden. Ze belooft om zich nimmer het recht toe te eigenen om een Walachijse onderdaan naar Constantinopel of naar welk ander gebiedsdeel van het het Osmaanse Rijk om welke reden dan ook ter verantwoording te roepen.
1460

Uit de kroniek van Dracula:


Een priester meende Dracula eens de les te lezen over diens bestuur en onderhield hem dat zijn daden tegen de Heilige Schrift waren. Dracula antwoordde de priester, "Het schijnt dat je de Schrift wel gelezen hebt, maar niet het Boek der Koningen." en hij spietste hem...
1460-03-01
Wij Dan bij de genade Gods voivode van Walachije en heer in Amlas en Fagaras delen hierbij mede en maken aan een ieder, die het horen wil bekend, dat omdat wij door onz wijze en zeer doorluchtige en zeer genadige soevereine vorst, heer en koning Mathias, koning van Hongarije naar Transsylvanië en naar Brashov en het Burzenland zijn gezonden om zijne majesteit te dienen, en wij dikwijls gemeenschappelijk met de belangrijkste baronnen en edelen uit ons land overleggen de gemeenschap van onze genoemde gebieden vertegenwoordigende namelijk:
Bogdan, Doboca huismeester, Albu rentmeester, Radu kanselier, Berivoiu, Constantin Serban kamerheer, Coman Kure, Dragomir Brostus, Ioan zwaarddrager, Dragomir schenker, Barabas stalmeester, Micula keukenmeester, Radu Soplea, Apostol kamerheer, Bejan Rosul, Pugulea, Bran, Stan Aldes en Nan Totka en andere getrouwen van ons en wij diep in ons hart zijn getroffen en tot nadenken gestemd door het bovenmatige onrecht, de zware ne nauwelijks te vergoeden schade, de ellendige slachtpartijen, verminkingen, kwellingen, waarmee de wijze en eerzamen inwoners van de stad Brashov en van het Burzenland heel die gemeenschap, in haar broeders, vrienden, verwanten zonen en leden zijn geteisterd door de goddeloze en wrede ongelovige tiran, namelijk De Duivel, die Vlad voivode van dat land wordt genoemd en dat wegens ons en onze aanhangers, onschuldigen zijn gedood, vermoord, verminkt en vele andere verschillende soorten kwellingen hebben geleden en zij die streven naar trouwe diensten aan onze voornoemde heer koning en de verdediging van het gebied van zijn doorluchtigheid zijn geteisterd, omdat ze zekere goederen en eigendommen hebben gevonden, die door de ontrouwe inwoners van ons bovengenoemd land Walacjije voordat de genoemde Dracul ruzie begon te make in bewaring waren gegeven in de stad Brashov of daar waren gebracht hebben wij met rijp beraad van onze voornoemde edelen, ons deze personen en goederen toegeeigend en hebben wij deze goederen in trouwe dienst aan onze voornoemde heer koning met meerdere goederen die door diezelfde burgers en inwoners van de voornoemde stad Brassovia en het Burzenland reeds praktisch een jaar lang aan ons zijn gegeveb en toegediend uitgegeven voor ons levensonderhoud en de herovering en verovering van ons voornoemde land en onze heerlijkheid, waarom wij aan al onze getrouwe edele aanzienlijken in de omgeving en al de inwoners van het eerder aangeroerde gebied van ons over de Alpem die er nu zijn of zich in enige komende tijd verheffen zeer krachtig opdragen terwijl we het nog strenger bevelen dat ze de genoemde burgers inwoners van de stad Barshov en Burzenland of een van hen met als vergoelijking dezelfde goederen die door ons zijn ontvangen niet op welke andere manier dan ook wagen te hinderen, aan te houden, lastig te vallen, te bezwaren of waar en hoe dan ook te wagen schade te veroorzaken op straffe van onze hevige toorn.
Wanneer iemand echter van ons en onze opvolgers of die de plaats en de heerlijkheid van ons land zal besturen en met wele andere titels ook in ons land tegenwoordig en in welke toekomstige tijd ook zal opstaan tegen de voorgaande zaken in deze burgers en inwoners niet alleen van Brashov, maar ook die van het Burzenland zich zal vermeten hen aan te houden lastig te vallen, die moge om deze daden worden verafschuwd, beschimpt en vervloekt door de almachtige God en de Heilige Maria en de heilige engelen en Gods uitverkorenen en an de last van eeuwige verwensing samen met hun erfgenamen zijn onderworpen.
En God moge zich niet verwaardigen hun enige voorspoed in het leven te geven en na zijn dood moge zijn ziel door eeuwige straf gemarteld worden, en zijn kreng moge niet door de aarde worden opgenomen, maar prijsgegeven aan de honden en andere wilde beesten zoals andere redeloze dieren worden. Tot getuigenis van deze zaken hebben wij dit tegenwoordige stuk uitgevaardigd, gewaarborgd door de versterking van ons zegel en (van die) van zekere eerder aangeroerde aanzienlijken van ons.
Gegeven zaterdag voor Invocavit in het jaar duizend CCCC zestig.
1460

Brief van Blasius
[...dat het gerucht bij ons de ronde doet aldus is. Dat ze zeer doorluchtige Koning Mathias morgen naar Chanad wil afreizen en de eerbiedwaardige man Michael Szilagyi daar dezelfd koning van aangezicht tot aangezicht zal ontmoeten en dat ze niet zullen nalaten volledige vrede en overeenstemming tot stand te brengen. Nog heb ik ook naar waarheid het zeer ware hiervan vernomen, dat op verlangen van dezelfde Michael Szilagyi de genoemde heer koning Mathias al degenen die tot aan een aantal van 12 namelijk raadsheren van de koning waren, aan hen ontslag heeft gegeven en van zijn hof heeft uitgesloten. Nog is het waar, dat tegenwoordig de voivode genaamd Draculya een gevecht heeft gehad met de voivode genaamd Dan en wel zo, dat van de mannen van de voivode Dan er slechts zeven zijn gevrijwaard van een ellendige geweldadige dood en alleen een toen hij in gevangenschap geraakte, die heeft Draculya laten onthoofden. Nog heeft dezelfde Draculya vanwege goddeloosheid niet nagelaten de mannen van die voivode Dan die namelijk gedood waren op palen te spietsen. Nog heeft dezelfde Draculya alle vrouwen die hij kon grijpe op soortgelijke wijze laten spietsen, terwijl kinderen aan de borst gebonden waren. En dit vanwege goddeloosheid en tot grote schade van de Christenen.
Uit Pesth op dinsdag na zondag Quasimodo in het jaar des Heren 1460
1460-03/04

Uit de Duitse kroniek van Dracula:



Hij had tijdens een deze veldslag de jongen Dan levend gevangen. En in zijn handen te geraken was als te zijn gevallen in de klauwen van de dood. Hij hem een graf laten graven naar christelijk gebruik en liet hem bij het graf staan opdat hij dit kon aanschouwen en beval de priesters ondertussen de dodenmis voor hem te bedienenhem. En toen die klaar waren heeft hij het hoofd van zijn gevangene bij het graf afgeslagen.
En hij heeft zulke verschrikkelijke, vreesaanjagende en onuitsprekelijke folteringen uitgedacht, zoals dat hij moeders en haar zuigelingen, jonger dan 18 maanden, twee jaar oud of ouder samen had gespietst en de kinderen hebben gespartelt aan de borst van hun moeder tot ze doodgingen. Hij had ook de kinderen van hun moeders borst gerukt, en aan de moeders de kinderen ontnomen. En hij had de moeders de borstkas uiteen laten scheuren en de kinderen met het hoofd daarin gestoken en ze daarna samen gespietst en andere zuigelingen heeft hij van de moederborst gerukt en hen tegen de muur te plettergeslagen; nog veel meer martelingen heeft hij op zijn geweten. Zulke grote kwellingen en smarten hadden alle woestelingen en christenvervolgers zoals Herodes, Nero en Diocletianus en alle andere heidenen bij elkaar niet verzonnen als deze wreedaard. En hij heeft tweehonderd van Dan's partizanen gespietst en midden tussen de stervenden en de doden heeft hij gegeten en als bord gebruikte hij een ikoon.

Item. Verschrikkelijke, ijzingwekkende en onuitsprekelijke kwellingen heeft hij uitgevonden. Hij heeft moeders en zogende kinderen, kinderen jonger dan 1 jaar oud, kinderen van 2 jaar oud en ouder heeft hij gespietst. En de kinderen klemden zich aan de borst van hun moeder, of de moeders hielden de kinderen vast. En de kinderen spartelde aan hun moeders borst tot ze stierven Hij heeft ook de moeders de borstkas opengespleten en de kinderen met het hoofd daarin gestoken en ze daarna samen gespietst, en nog veel meer andere kwellingen. Zoveel martelingen en smarten hebben zelfs alle woestelingen en vijanden van het christendom, zoals Herodes, Diocletianus, Nero en alle andere heidenen tezamen niet uitgevonden, bedacht of bedreven als deze woesteling.
Item. Hij liet kleine kinderen braden, die moesten de moeders opeten en hij sneed vrouwen de borsten af, die moesten de mannen opeten. Daarna liet hij de mannen spietsen.
Item liet Dracula de jonge kinderen in vet braden en dwong hij hun eigen moeders om hen op te eten.
En hij sneed vervolgens de borsten van de vrouwen af, die hun eigen mannen daarna moesten opeten als smakelijke hap. Daarna liet hij hen allen samen als straf op spitse palen verderven.
1460-04

Uit de Duitse kroniek van Dracula:


Item. Uit het koninkrijk Hongarije en door de Saksen en Szeklers in Zevenburgen zijn gezanten, in totaal waren het er 55, naar Walachije gestuurd. Dracula liet hen echter 5 weken wachten en richtte een spies op voor hun herberg en zij dachten allen, dat men hen zou spietsen. Ach wat zaten zij in de rats. En hij deed het opdat zij zijn kwade bedoelingen niet zouden verraden, daarom hield hij hen zolang vast. En met zijn gehele leger viel hij 's-nachts het Burzenland, dat totaal onvoorbereid was op deze vijandelijkheid binnen. Als een wolf overviel hij de schapen. Op een vroege morgen kwam hij in dorpen, steden en kastelen. Van allen, die hij overwon verwoestte hij de gaarden en akkers en verbrandde hij alles. In het vroege morgengrauwen gloeiden de brandende dorpen op de mistige hellingen van de bergen. En allen, die hij gevangen had genomen liet hij brengen tot aan de stadsmuren van Kroonstad bij de St.Jacobskapel en Dracula heeft die kapel leeggeroofd en ook de gehele voorstad legde hij in de as. Ook toen de dag aanbrak, 's-ochtends vroeg heeft hij alle vrouwen, mannen en kinderen, die hij kon grijpen op de reeds genoemde berg bij de kapel laten spietsen, rondom de berg en toen is hij daar midden in aan tafel gegaan met zijn vrienden en heeft daar vrolijk van zijn ontbijt genoten, ja hij doopte zijn handen in het bloed van zijn slachtoffers. "De lijfeigenen die hij ving verhief hij ver boven alle sterfelijke mensen, op de staken waarvan de punten in het vuur gehard waren. Voor de kinderen waren er kleinere staken gemaakt, en de kooplieden en hun dienaren bevonden zich op spiessen veel eleganter en hoger dan de anderen." (Sadoveanu)
Item heeft hij de St.Bartolomeuskerk verbrand en ook heeft hij alle versierselen en kelken geroofd en meegenomen.
Item zond hij een van zijn aanvoerders genaamd Calin naar een groot dorp genaamd Zeyding om dat in brand te steken. Maar deze kon als gevolg van de tegenstand van de dorpsbewoners het dorp niet verbranden. Toen keerde hij terug naar zijn heer en sprak: Mijn heer ik heb uw opdracht niet kunnen uitvoeren. Toen nam hij hem gevangen en liet het spietsen.Pius II is de bron voor de naam van de kapitein: Calin
1460-04-28
Voorzienige heren, onze achtenswaardige vrienden
Uit andere berichten van sommigen lieden nu ten tijde hebben wij enigermate begrepen dat de doorluchtige voivode vorst Vlad, heer van Walachije zich haast en inspant om gezamenlijk met de wreedste vijanden van het Kruis van Christus de Turken deze streken te verwoesten, waarvan u toch anders bij dergelijke ondernemingen van u vanuit uw vriendschap ons altijd via uw boden en brieven bericht of ze nu waar zijn of niet, aangezien u toch goed de belofte onder de inwoners van het rijk door de verheven heer Michael Szilagyi enzovoort kent om dan wanneer hij dergelijke berichten in de richting van enig deel (van de onderdanen) met zekerheid hoort hij vanwege dat feit die berichten tot steun samen met de inwoners van het rijk zal omvormen. Intussen heeft hij ons in zijn plaats hier aangesteld tot hij aangekomen zal zijn. Daarom laar u ons zo snel mogelijk per omgaande weten of deze bovengenoemde berichten op waarheid berusten, door boden of door uw schrijven opdat wij zonder dit pas morgen te bekijken meteen maatregelen kunnen nemen tegen het dreigende onheil en wij dat te boven zullen komen, Anders zult u niet handelen.
Johannes Gereb van Wyngaarde enzovoorts.
Gericht aan: De voorzienige heren rechters en schepenen van de stad Brashov, mannen die in die gebieden leven, onze te beminnen vrienden.
1460-05-26
Aan de wijze heren en onze oprecht geëerde vrienden.
Wij kunnen uwe eerbare het nieuws meedelen, dat onze heer Michael Szilagy samen de koning tot overeenstemming is gekomen en zij nu op het ogenblik op weg naar Eger reizen om naar wij vernomen hebben daar vrede te sluiten met de Bohemers en hun bestuurder, omdat zij een oorlog willen beginnen tegen de wrede Turken.
Wij vragen uw eerbare hooggeachten eveneens om de reizigers uit Walachije, die zich op onze wegen bevinden niet te hinderen of lastig te vallen, want als u hen hindert, dan zullen er voor ons en u vele klachten bij onze heer ontstaan en opdat zij zich niet buiten de weg beginnen op te houden, en zo zal het voor ons betere wijze geschieden.
Gegeven te Cistei maandag voor Pinksteren, in het jaar onzes Heren, duizend CCCC* en zestig
Nicolaeus senior de Vizakona kastelein van de Torzburg.
1460-06
Matthias Corvinus staat Walachijes kooplieden toe vrij rond te reizen in Transsylvanië
1460-06-24
Aan de wijze en voorzienige heren onze door ons zeer hoog te eren vrienden en broeders.
Omdat wij deze voortreffelijke Woyko Dobritza onze bijzondere raadsheer, ons oprecht dierbaar, hebben gebracht om naar u over te doen steken wegens die ballingen en lieden die tot nog toe onze tegenstanders zijn, die deze Woyko met hun mond hebben geeist (en) aangezien wij dezelfde genoemde ballingen ten aanzien van hun buitensporigheden volkomen hebben ontzienm derhalve sporen wij uwe wijsheden zorgvuldig ertoe aanm dat u de genoemde ballingen met onze voornoemde man Woyko naar ons wilt doen oversteken.
Wanneer echter zij zich zelf niet verwaardigen naar ons toe te komen, moge u hen dan verdrijven overeenkomstig uw uitspraken zoals u met onze man Cristyan overeen bent gekomen en beloofd hebt hen uit uw midden te verjagen, en wel hiertoe dat u evenals wij rust hebt, aangezien wij vanwege hen en aan hen gelijken niet kunnen rusten, opdat niet langer ruzies en oude haat als gevolg van hen in ons midden blijven bestaan. Zo moet u hen evenwel verdrijven, dat die man van ons Woyko met eigen ogen zal zien dat ze verdreven zullen worden.
Uit de burcht aan de rivier de Dimbovitza, woensdag na Pinksteren in het jaar onzes heren duizend vierhonderd en zestig.
Vlad voivode van Walachije
Gericht aan: de wijze en voorzienige heren rechter en gezworenen van de stad Brashov, onze broeders en daarboven onze edele zeer te eren vrienden.
1460-07
Vlad sluit vrede met Brashov, krijgt 15.500 fl toegezegd voor zijn onderdanen, die schade hebben geleden van de zijde van Brashov. 4000 meteen, de rest binnen een jaar. Vlad heeft steun van Matthias
1460-07-26
Wijze en voorzienige heren broeders en onze voor ons zeer eerbiedwaardige vrienden.
U hoeft geen angst te hebben vanwege het feit, dat wij het een en ander te regelen hebben met onze onderdanen in onze bezittingen in het district Fagaras, aangezien wij aan lees wat uit naam van de vredessluiting en de uit de vrede voortkomende vereniging jegens u en elk van de uwen onverbrekelijk is beloofd willen houden, mits niet wordt waargenomen dat door uwe wijsheden de afronding van de vrede wordt geschonden.
Maar ook u moet die oude wet en vroegere zede nakomen op dit punt, dat u die lieden in het district Fogarasch geenszins uw hulp en steun wilt geven of verschaffen.
Bovendien op dit punt dat u overeenkomstig uw beloften in uw midden geen van hen wanneer er sprake is van een vluchtplaats te geven wilt koesteren of terwille zijn, maar aan hen kwaad wilt doen, omdat wij onverminderd willen dat alle zaken die met u als aangegeven overeen zijn gekomen in geldigheid en kracht worden gehouden, mits ervan niet wordt waargenomen dat ze door u geschonden worden.
Zoals immers wij uw wensen bij het handelen in de zaken van elk van hen niet lastig vallen, zo ook moge u onze mensen die naar de genoemde bezittingen van ons zijn gezonden niet op enige wijze lastig willen vallen of hinderen.
Gegeven op de eerste zaterdag na Sint Jacobus apostel, in het jaar etcetera LX*. Vlad voivode van het gebied over de Alpen.
Aan de wijze en voorzienige heren richters en gezworen burgers van de stad Brashov, onze voor ons zeer eerbiedwaardige broeders en vrienden.
1460-08-10
Wijze en voorzienige heren onze voor ons zeer eerbiedwaardige broeders en vrienden.
Uit naam van onze onderdaan met de varkens kunnen wij geen andere billijkheid in recht waarnemen, dan wanneer van dezelfde nederzetting als waarvan onze onderdaan komt beweert dat er zijn varkens zijn 12 mannen ertoe gehouden worden een eed af te leggen met die inhoud dat de genoemde varkens niet ten tijde van de vrede maar ten tijde van de geschillen zijn toegeëigend. Wanneer de genoemde XII mannen met die inhoud zullen zweren dan lijdt onze onderdaan aan de genoemde varkens gebrek en schade, maar wanneer e genoemde twaalf mannen zich niet verwaardigen een eed af te leggen, wilt dan de genoemde varkens aan onze onderdaan laten teruggeven,
Over de besproken zaken staat het voor ons echter zo vast, dat wij ze niet nakomen, omdat die in tijden van de geschillen zijn gedaan en afgehandeld, aangezien wij in die tijd onze gezanten en boden bij uwe wijsheden en voorzienigheden hadden.
Derhalve sporen wij uwe wijsheden en voorzienigheden zorgvuldig toe aan, dat u elk van onze onderdanen genoegdoening in rechtvaardigheid wilt toebedelen, zoals ook wij elk van u zuivere billijkheid in recht toebedelen.
Hiertoe dient ook recht tussen ons te geschieden, dat niet grotere zaken op kleinere zaken volgen, aangezien naar duidelijk te zien is dat vanwege kleine zaken grote plegen op te doemen, aangezien het te weten is, dat als wij zullen waarnemen dat aan onze onderdaan geen billijkheid in recht wordt toebedeeld zoals wij het aan u toedelene wij niet op enige wijze in zullen stemmen met schade voor onze onderdanen.
Uit de burcht aan de rivier de Dimbovitza zondag Laurentius martelaar, in het jaar duizend vierhonderdenzestig
Vlad voivode van Walachije
Gericht aan de wijze en voorzienige heren richters en gezworen burgers van de stad Brashov, onze voor ons zeer eerbiedwaardige broeders en vrienden.
1460-08
1460-08 Anecdote met Gouden beker

Uit de kroniek van Dracula:



De gouden drinkbeker. (Het lijkt erop, dat de fontein in dit verhaal een geneeskrachtige bron was) Dracula had zo een bloedhekel aan slechtheid in zijn land, dat zodra iemand stal, loog of ongerechtigheid begin, hij grote kans liep daarbij het leven te laten. Of hij een edelman, of een priester, een monnink of een man uit het volk was, en zelfs al was hij enorm rijk hij kon niet aan de dood ontsnappen als hij oneerlijk was. En hij was zo gevreesd, dat de boeren verhalen, dat op een bepaalde plaats vlak bij de bron, waar de rivier ontspringt er een fontein was; bij deze fontein bij de bron van de rivier kwamen vele reizigers uit verre landen en al deze mensen kwamen uit deze fontein drinken, want het water was koel en zuiver. Dracula had doelbewust deze fontein in dit verlaten oord aanlaten leggen en had er een prachtige gouden kelk geplaatst en iedereen, die het water wilde drinken moest van deze gouden kelk gebruik maken en het op zijn plaats terug zetten. En zo lang deze beker daar was durfde niemand hem te ontvreemden..."

Uit de kroniek van Dracula:


"Anno Domini 1460. Item is op St. Bartholomeusdag in de ochtend Dracula van het gebied achter het woud met zijn leger gekomen en heeft volgens zeggen alle Walachen van beiderlei kunne vervolgd, buiten het dorp Amlas en zoveel als hij er bijelkaar had kunnen brengen had hij op een hoop gelegd en met zwaarden, sabels, messen tot moes laten hakken. Ook hun kapelaan, en alle anderen, die hij toen niet doodde heeft hij mee naar zijn land gevoerd en hen daar gespietst, en het dorp heeft hij geheel verbrand met alle bezit en naar men zegt meer dan 30.000 mensen"
"Item, een heel gebied, genaamd Fagaras heeft hij uitgemoord en vrouwen mannen en kinderen mee naar Walachije gevoerd en hen gespietst."

Uit de kroniek van Dracula:


"Item. Hij is weer Zevenburgen binnengevallen bij Talmetz. Daar heeft hij de mensen als spinazie fijn laten hakken en degenen die hij gevangen met zich naar Walachije voerde heeft hij op wrede en verschillende wijze laten spietsen..."
1460-09/1461-09 (6969)
Vlad schenkt het klooster Filoteu op Athos een jaarlijks som van 4000 aspers voor de zielerust van zijn ouders Vlad Dracul en de non Eupraxia N.B, zie ook schenking aan St. Panteleimon (Rusicon) op Athos
1460-10-11
Voortreffelijke man, onze door ons zeer te eren vriend.
Laat u weten dat wij uw mededelingen duidelijk en zeer goed hebben waargenome, weet daarom dat wij van onze kant ons inspannen de vrede tussen ons, namelijk due welke binnen de tijdsruimte van de 6 afgelopen weken is gesloten, overeenkomstig uw wensen te houden en na te komen.
Maar aan u zij terug in herinnering gebracht, dat in de tijd van het afsluiten van een dergelijke vrede tussen ons in de afsluiting werd vermeld, dat er mensen van is zowel handelaar als de overige, waren en bestonden, bezig met welke gedanen en te verrichten zaken ook, dat uwe doorluchtigheid in eigen persoon en samen met overige gezanten en mannen van diezelfde Brassoviers hebt beloofd hen vrijelijk en vreedzaam zonder belemmering uit het midden van die Brassoviers en het Burzenland te laten gaan. Maar wij hebben in werkelijkheid die Brassoviers die in onze bezittingen en gebieden leefden als gevolg van de ene of andere onderneming na de uwe gezien te hebben vrij en vreedzaam toegestaan samen met u en na u weg te gaan zonder er enige belemmering erbij te voegen.
En daarom leeft er naar ons weten al geen van dergelijke mensen meer in ons land en het ligt in onze macht om, wanneer wij iemand zullen weten, ons voor te nemen ook die overeenkomstig de beschikkingen te laten gaan.
Maar naar wij van waarheidslievende personen hebben vernomen zijn onze mensen die daar leven door die Brassoviers aangehouden en is hun geen vrijheid verzekerd, zodat wij van hen niet kunnen erkennen dat ze de voorgaande zaken van toentertijd nakomen en reeds wenst u onze oorkonde met eed te krijgen, dat ons goed en passend toeschijnt dat de een eerst de gelofte vervult, een tweede daarna met geloften het verkieselijke doet.
Daarom dient u toe te staan dat onze mensen overeenkomstig de beloften vrij en vreedzaam weggaan.
Bovendien dat die Brassoviers een brief van veilig geleide over deze zaak overzenden, dat wij onze man om onze rivalen in het oog te houden veilig uit het midden van de Brassoviers over kunnen laten komen en dat wij dan aldus kunnen erkennen, dat onze rivalen uit het midden van die Brassoviers verjaagd zijn, en men dient onze mannen die temidden van die Brassoviers leven te laten gaan. Wanneer wij dergelijke dingen hebben gezien, dan zullen wij toestaan dat die oorkonde met eed overeenkomstig de door u gevraagde en gewenste zaken wordt overgezonden.
Maar wanneer ze onze mannen niet overeenkomstig de beloften zullen laten gaan, verwacht dan niet dat een dergelijke oorkonde van ons wordt gemaakt, aangezien die zaken welke die Brassoviers ten overstaan van u hebben beloofd en verzekerd, zelfs die zijn ze niet nagekomen, hoe zouden ze dan na uw vertrek de door hen beloofde en toegezegde zaken nakomen.
Uit de burcht Wywar aan de rivier de Dimbovitza zaterdah volgende op Dyonisii, in het jaar LX*.
1460-10-11, na
Eisen van Vlad aan Brashov.
Nog wenst de heer Wlad, voivode van Walachije van ons, dat wij bij onze verbintenis oorkonde die eerder aan hem is toegekend tegelijk net de Saksen vande twee en zeven stoelen en van de stad Brashov en van het Burzenland een andere van ons aan deze heer voivode geven met de hierna beschreven punten er nog aan toegevoegd
Nog ten eerste wenst de heer voiovode. dat welke Walachijse mensen ook of anderen, die zich heimelijk of anders van zijn land naar het gebied Transsylvanië verplaatsen met de bedoeling er verblijf te houden, terwijl door de heer voivode zelf naar hen wordt gezocht, dat u dergelijke mensen gevangen dient te nemen en gevankelijk in handen van hem of van zijn mannen te geven, en de heer voivode verplicht zich zelf omgekeerd hetzelfde te doen.
Nog ten tweede wenst die heer voiovode van de Saksen van de zeven en twee stoelen, ook van de stad Brasso met het Burzenland en van de stad Sibiu, dat alwie van enig gebied bijvoorbeeld van de Turken of van het land Moldavië of van welke andere mensen ook, uitgezonderd dit Koninkrijk Hongarije vijandelijkheden ondergaat, dat nadat er dan door deze heer voivode om wordt gevraagd u ter ondersteuning van die samen met de Szekler vierduizend gewapende mannen dient te geven; ook de heer voivode zelf verplicht zich hetzelfde te doen.
Nog ten derde belooft die heer voiovode, dat wanneer de Turken of andere vijanden via zijn land naar het gebied Transsylvanië willen komen met de bedoeling het te verwoesten, deze heer voivode er toe gehouden is met heel zijn kunnen deze tegenstander tegemoet te treden en tegen hen weerstand te bieden.
Nog verzoekt ten aanzien van die boven beschreven punten deze heer voivode de heer graafm dat hij aan de Saksen en Szeklers schrijft, zodat zij hieromtrent hun verbindende oorkonde aan de heer voivode dienen te geven
Nog wenst de heer voivode van de heer graaf, dat beide partijen dienen en ertoe gehouden zijn persoonlijk te komen tot steun van de ander tegen welke tegenstander daarvan ook nog tenminste hun troepen te zenden. Nog wenst de heer voivode van de heer graaf, dat hij de Brassoviers gelast dat zij voor al hun zaken en goederen die ze in de tijd van het vredesbestand van de viovode zelf of van zijn mensen hebben weggenomen daadwerkelijk genoegdoening verschaffen.
1460-10
Vlad geeft wschl in deze periode een zilveren dukaat uit als symbool van zijn deelname aan de geplande kruistocht en is in overeenstemming met zijn onafhankelijke politiek tov Hongarije/Turkije. Vlad is in westerse kleding afgebeeld met kroon en kruis in de hand, de christusfiguur op de achterzijde is byzantijns.

1460-12-05
Buda Pietro Thomassio italiaanse ambassadeur schrijft over de hongaarse plannen voor een internationale veldtocht tegen de Turken gepland voor 1462


1461
1461-02-10

Bij de genade van God, Io Vlad voiovde en heer, zoon van de grote voivode Vad, regerend en heersend over het hele Ungrowalachijse land en over de landen aan de andere kant van de bergen, hertog van Amlas en Fagaras.
Het heeft ons behaagd om welwillend en met een rein en verlicht hart en met een schoon gelaat, met alle hoogste eerbewijzen en giften, onze oorkonde te schenken aan onze dienaren Bira en zijn broer Godea, het hele Godenii, de helft van Godeni dat hun oude bezit is, maar dat zij de andere helft van Radu Grama hebben gekocht voor 30 florijnen. Zij hebben ons een paard gegeven. Hierbij hebben wij hen geschonken als hun onvervreembaar eigendom en erfgoed evenals van hun kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, te beginnen met de heffing op de varkens, de bijenteelt, de vaten, de graantiend, de[...].Niemand zal het wagen hen te belasten, noch een vreemde onderdaan, noch de inner van de geldboetes, noch de inner van de hoofdelijke belasting, och enig ander van onze dienaren en onze bojaren gezonden ten behoeve van de bede of herendiensten, want als iemand het ook maar een haar in de weg legt dan zal onze boosheid en toorn over hem heen komen. Getuigen jupan Voivo Dobritza, jupan Galesj, vornic, jupna Stepan Turcul, jupan Cazan logofat, Buriu spatar, Iova vistier, Oprisja paharnic, Linart stolnic, Gherghina comis, Radul stratornic. En ik Constandin ben degene die heeft geschreven zoals de heer voivode heeft gesproken, in de burcht van Bukarest, in de maand februari op de 10e dag in het jaar 6969, indiktie 9. Io, Vlad voivode, door Gods genade, heer.
1461-06-24
Tirgsor Vlad wijdt de kerk, die hij daar heeft laten bouwen in. Deze kerk is gewijd aan St.Nicolaas, evenals het klooster Comana.
1461-09
1461-09-27:
gift aan het klooster Comana
[..]En wij hebben het dorp Calugareni gegeven tot aan de grens, en het zal de grens zijn van het klooster aan de straatweg naar Gourgiu tot aan de weg naar Prundu en vanaf de weg naar Prundu tot aan de weg naar Mujdrean, en vanaf de wge naar Mujdream naar beneden in het dal en vandaar door het dal, zal de grens lopen tot waar het samenvalt met het moeras van Comana, recht in het stuwmeer Cilnitzei". Geschreven in het jaar 6970 op 27 september
1461-09/10

Uit de Russische kroniek van Dracula:


Dracula had zijn handwerkslieden opdracht gegeven enkele ijzeren vaten te maken. Deze vaten werden op Dracula's bevel gevuld met goud en in de rivier verzonken. Daarna beval Dracula dat de handwerkslieden allemaal gedood moesten worden, opdat niemand deze door hem begane misdaad zou weten, behalve de Duivel, wiens naam hij droeg. Hij had een knaap bij zich en hij vroeg de jongen of hij wist waar hij zijn schat had verborgen. De jongen antwoordde neen, maar hij wist de plek duivels goed. Toen doodde Dracula hem, opdat niemand zijn schat zou kunnen vinden.

Roemeense versie speelt zich af rond Poenari.
De voivode Vlad verborg zijn schat, een buffelhuid gevuld met geld midden in de vesting Poenari. Deze schat is echter onvindbaar, want er rust een betovering op en de duivel is onder een bezwering om haar te bewaken en iedereen die probeert deze schat te zoeken wordt door de boze geest in de rivier geworpen. De voivode moest zijn schat achterlaten toen hij voor de Turken moest vluchten. Volgens sommigen is de schat echter achtergelaten in het woud."
Een andere versie vertelt dat Vlad schatten in een rivier in de buurt van Snagov heeft begraven en om de plek geheim te houden, de boeren na het karwei liet spietsen.
1461-09/10

Uit de Roemeense kroniek van Dracula:


Het verbranden van de armen.
Deze geschiedenis verhaalt over het grote aantal mensen zonder werk ten tijde van Prins Vlad de Spietser. Om in leven te blijven moesten ze eten, aangezien de genadeloze maag voedsel eiste. Om aan eten te komen zwierven ze doelloos rond en bedelden om voedsel. En als ik zeg, dat iemand een van deze bedelaars vroeg waarom ze ook niet een beetje hun handen lieten wapperen, dan antwoordden sommigen: "Loop ik niet de hele dag rond? Als ik geen werk kan vinden, is dat soms mijn schuld?" Eentje van dat soort zo een omstander meteen terecht kunnen wijzen met de uitdrukking: "Ik zoek een meester, maar God verhoede, dat ik er een vind." Anderen hadden altijd een excuus gereed om niet te hoeven werken, zoals deze: "De bezorger vermoeit zijn benen dag en nacht, maar schiet er niets mee op; de kleermaker zwoegt zijn leven lang en zijn beloning is even vet als de schaduw van zijn naald; de schoenmaker zit gekromd en gebogen tot hij oud wordt en als hij sterft, dan wordt hij begraven met een lege collectebus." En zo was er altijd wel iets verkeerd aan ieder vak.Toen dit de prins ter ore kwam en hij ook met eigen ogen het grote aantal bedelaars, die eigenlijk best wel konden werken zag, begon hij na te denken. Het Evangelie schrijft voor, dat men zijn dagelijks brood in het zweet zijns aanschijns zal verdienen. Prins Vlad dacht: "Deze mensen leven van het zweet van anderen, dus zijn ze van geen nut voor de mensheid. Het is een soort diefstal. In feite vraagt de gemaskerde rover in het bos je beurs, maar als je handiger en sterker bent dan hij, dan kan je nog aan hem ontsnappen. Deze anderen echter ontnemen je je bezit geleidelijk door te bedelen- maar toch nemen ze het. Ze zijn erger dan struikrovers. Zulke leeglopers moeten uit mijn land verdwijnen." Het zat Vlad heel erg dwars; in het binnenland zaten de vijanden van Walachije en over de grens waren de andere vijanden begerig om het kleine landje, dat hij naar beste vermogen met een handjevol soldaten probeerde te verdedigen in te pikken. En behalve met deze vijanden had hij dan ook nog te maken met de verraders, die het land dag en nacht afstroopten en langs de wegen op de loer lagen en allerlei soorten laffe en diefachtige daden pleegden. In plaats van te werken werden ze bedelaars en dieven en loerden ze langs de wegen om hen die zwoegden te beroven van de vruchten van hun arbeid.
En na lang beraad vaardigde hij een wet uit en gaf hij opdracht, dat door het hele land bekend gemaakt werd, dat alle bedelaars en allen die oud en ziek waren, leden onder hun gebreken of ongelukkig waren, niet te eten hadden of geen middelen van bestaan hadden op een bepaalde datum zich bij het paleis moesten verzamelen, omdat de prins een zak met kleren zou verstrekken en hen op een uitgelezen maal zou onthalen. Opdat zij niet uit stelen en roven behoefden te gaan moesten ze naar de prins komen en hem om hun dagelijks brood vragen en hij zou het hen verstrekken.Op die bewuste dag kreunde Tirgoviste onder het gewicht van de enorme hoeveelheid bedelaars armen en vagebonden, die waren gekomen. Er waren ook veel oude en arme mensen naast het werkschuw tuig, die een grote daad van barmhartigheid verwachtten. Volgens sommigen waren er wel tweehonderd, volgens anderen meer dan vierhonderd. En hij gaf opdracht om al deze ongelukkige mensen bijeen te brengen in een groot huis, dat al van tevoren voor dit doel gebouwd en ingericht was. Verder beval hij, dat men hen te eten en te drinken gaf zoveel als ze maar wensten. De dienaren van de prins deelden aan een iederen een pak kleren uit en brachten de bedelaars toen naar een groot huis, waar de tafels waren gedekt. De bedelaars verwonderden zich over de gulheid van de prins en ze spraken onder elkaar: "Dit is waarlijk een vorstelijke barmhartigheid- zelfs deze liefdadigheid gaat ten kost van het volk. Kan de prins ons voor de verandering niet eens iets uit zijn eigen zak schenken?" "Hee, de prins is veranderd: hij is niet langer zoals je hem vroeger kende. Een wolf kan zijn pels veranderen, maar niet zijn slechte streken."En wat denk je dat ze voor zich zagen: een maal zoals men alleen maar op de tafel van de prins aantreft, wijn en de allerlekkerste dikmakende hapjes. Ze begonnen te schransen en al gauw vermaakten ze zich opperbest.
Na een tijd kwam Dracula hen in hoogst eigen persoon bezoeken en hij sprak tot hen op de volgende wijze: "Is er nog iets anders wat jullie believen?" En zij antwoordden hem eenstemmig, "Onze Lieve Heer, God weet te geven, en uwe Hoogheid begrijpt zeker Gods wensen." Toen zeide hij tot hen, "Willen jullie, dat ik er voor zorg, dat jullie verder geen aardse zorgen meer zullen hebben,zodat er voor jullie niets meer te wensen overblijft in dit bestaan?" En ze verwachtten allen een enorme aalmoes en zij antwoordden, "Dat wensen wij, mijn heer."
Ze vraten en zopen gulzig. De meesten werden ladderzat. En toen ze niet meer in staat waren met elkaar te praten, ze waren om zo te zeggen onsamenhangend zagen ze plotseling vlammen aan alle kanten. De prins had het huis afgesloten, en hij had zijn bedienden bevolen het huis in brand te steken. Ze renden naar de deuren om naar buiten te gaan, maar de deuren waren vergrendeld. Het vuur wakkerde aan. De vlammenzee rees omhoog als gloeiende draken. Geschreeuw, gegil, gekreun klonk uit de monden van alle daarbinnen opgesloten ongelukkigen. Maar waarom zou vuur zich iets aantrekken van de smeekbeden van mensen. Ze vielen boven op elkaar. Ze omarmden elkaar. Ze zochten hulp, maar geen mensenoor hoorde hen. Ze kronkelden in de kwellingen van het vuur, dat hen verteerde. Het vuur verstikte sommigen, de gloeiende brokken hout verteerden anderen tot as, de vlammen roosterden de meesten. Toen hen vuur eindelijk doofde, was er geen spoor van overlevenden. Later sprak Dracula tot zijn edelen, "Weet dat ik dit gedaan heb opdat deze ongelukkige mensen niet verder gekweld worden en opdat er geen armoedzaaiers meer, maar alleen nog rijken in mijn land zijn en ten tweede heb ik deze mensen bevrijd opdat ze niet langer in deze wereld lijden aan de gevolgen van armoede en ziekte. En verder worden de mensen, die door eerlijk en hard werken hun brood verdienen niet belast, door lieden, die niet willen of kunnen werken voor de kost." Op deze wijze ontdeed hij zich van deze schandvlek van het land. En dat was hun verdiende loon, want zelfs ik werk ondanks mijn hoge leeftijd (van de verteller) Maar geloof je nu werkelijk, dat het geslacht van de armen was uitgeroeid? Verre daarvan- geloof toch dergelijke onzin niet. Kijk maar om je heen en overtuig jezelf van de waarheid. Zelfs de huidige dagen zijn niet beter dan toen. Bedelaars zullen alleen ophouden te bestaan met het einde van de wereld.

Versie van Ebendorffer:
"En verder in zijn buitengewone dwingelandij, de behoeftigen in zijn land, zijn warrige geest wist te overreden om hen allen te verzamelen en hen verkwikte, om hen tenslotte op palen te prikken tot ze geest gaven en zo stierven "
1460-10/11


Uit de Russische kroniek van Dracula:


1460/1461 Turkse Ambassadeurs.
Er leefde eens in de Walachijse Landen een christelijke vorst van het griekse geloof, die in de walachijse taal Dracula werd genoemd, want hij was gruwelijk slim en zoals hij heette zo leefde hij. Op een goede dag zo wordt verhaald bezochten enkele gezanten van de Turkse Sultan Mohammed II Dracula.Toen zij de ontvangstzaal van de Prins binnentraden en voor hem bogen namen zij volgens hun gebruik hun tulband niet af en bewezen hem op deze wijze eer, waarop Dracula hen toen vroeg:"Waarom handelt u op een dergelijke manier? U stelt zich aan mij voor en brengt mij in diskrediet? U gezanten bezoekt mij een groot vorst en u heeft mij beschaamd." De turkse afgevaardigden gaven hem een eensgezind antwoord, "Dit is gewoon bij de heersers in ons land, Heer". En Dracula sprak toen als volgt tot hen, "Goed dan wil ik u welwillend in uw gewoonten versterken opdat u hen nog vaster na zult volgen." De gezanten bedankten hem voor zoveel hoffelijkheid en begrip. En hij gaf onmiddellijk opdracht aan zijn dienaren om de hoofddeksels met kleine ijzeren spijkertjes aan de hoofden van de turkse gezanten vast te nagelen. Nadat dit was geschied liet hij de ambassadeurs vertrekken, terwijl hij hen toevoegde: "Ga heen en vertel uw vorst, dat hij er dan wel aan gewend mag zijn dergelijke beledigingen van zijn eigen onderdanen te verdragen, maar wij zijn dat zeker niet. Laat hij niet zijn zeden aan andere vorsten, die ze niet willen aanvaarden opdringen door zijn ambassadeurs naar ons land of andere landen, maar laat hij zijn gebruiken in zijn eigen land houden. (Zie Duitse versie mbt Genuezen)

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


" In die tijd toen de Sultan, de strijder voor de Islam Mehmed II regeerde luisterden de padisjahs van de omringende gebieden angstig naar zijn geboden, want de meeste van de lagere vorsten onder de ongelovigen brachten voor hem het tribuut op. En er arriveerden regelmatig gezanten van de buurlanden om de Veroveraar van Constantinopel toe te juichen en de Poort der Gelukzaligheid de oprechte toewijding van hen, die hen hadden gezonden te tonen. Zo verscheen er ook een gezant van de vorst van Walachije Kaziklu, die veel kostbare geschenken met zich meebracht. Vroeger werd Dracul, die de vader was van deze Vlad Tzepesh een van de Christenen, die zich mocht verheugen in de bescherming van de Verheven Ottomaanse Porte, terwijl hij het tribuut en de kharadsj betaalde beschermd door de Sultan. Om deze reden werd zijn zoon met welwillendheid bejegend. Keer op keer kwam zijn gezant naar de Keizerlijke Poort, terwijl hij rijke geschenken meebracht om zijn toewijding te tonen en werd hij geëerd met keizerlijke gunsten en beloond voor zijn gedrag en zijn onderwerping.

Volgens gebruik presenteerde ook de vorst van Walachije zich ieder jaar persoonlijk bij de Sultan met veel geschenken en hij kuste de Drempel van de Gelukzaligheid. De oude traditie eiste van deze booswicht, dat hij in eigen persoon ieder jaar de kharadsj van Walachije overhandigde. En Eflak-oglu ontving op zijn beurt van de Sultan persoonlijk de kostbare en luisterrijke scharlakenrode erekaftan en de gouden kroon, een rode vilten vorstenhoed en kreeg hij daarna verlof om te vertrekken overladen met alle mogelijke keizerlijke gunsten, geschenken en eerbewijzen en werd hij zo opnieuw in zijn waardigheid bevestigd. Ook beschouwde de Sultan van de wereld deze christen als een oprecht en moedig man en hij prees hem als zijn gelijke en zijn evenknie.
Met de steun van de Sultan slaagde hij erin de Hongaren te overtroeven en kon hij hen vele nederlagen toebrengen en velen van hen ombrengen.
Hij ging op dezelfde wijze om met andere prinsen en omdat hij op deze manier de voortreffelijkste onder vele vorsten werd raakte hij verwaand en aanmatigend. Zijn roem deed hem teveel vertrouwen op zijn eigen kunnen en hij werd opgeblazen van hoogmoed en de lust tot ruziemaken. Zijn slechte en onreine inborst en zijn intrigantenaard verloochenden zich niet, want steeds vaker drongen in zijn hersenen de influisteringen van Satan door.Zijn ongemanierde wreedheid echter sterkte hem in de gedachte om zich geheel aan het Turkse gezag te onttrekken en een steun en zekerheid voor de Christenen te worden. Zijn inwendige afvalligheid dreef hem van het rechte pad af en maakte dat hij zich verzette en tegen zijn weldoeners opstond en veranderde in een rebel.
Dracula bleef de eed van trouw, die hij ooit aan de Sultan had gezworen slechts korte tijd trouw en in zijn boze gezindheid tegenover degenen, die hem vertrouwden kwam hij tegen de Sultan in opstand alle gezworen eden vergetend. En omdat hij de afgelopen jaren vele rijkdommen van zijn vijanden had vergaard verzamelde hij een groot leger om zich heen en sloot hij een verbond met de Hongaren om samen met hen tegen Sultan Mehmed oorlog te voeren. Hij beschouwde de langdurige veldtocht tegen Trebizonde toen de keizerlijke legers ver verwijderd waren van het vorstendom Walachije als een goede gelegenheid en toen strekte deze overmoedige schender van zijn weldoeners zijn hebzuchtige klauwen uit naar de raja's van de islamitische gouwen en hij ging het slechte pad op geheel in overeenstemming met zijn twistzieke karakter. Hij overschreed de grenzen van zijn eigen boosaardigheid en veroorzaakte zoveel strijd, dat een mens alleen maar verbijsterd kon toeschouwen.
Hij werd een pijniger van de Turken.
Hij was in het geheim de Donau overgestoken met een groot en sterk leger en was de aangrenzende domeinen van de Sultan binnengevallen, namelijk in de buurt van Nikopolis en Vidin en hij bezorgde de districten langs de grens met Walachije veel ergernis en hij berokkende de Moslems in deze plaatsen grote schade. Nadat hij veel buit had verzameld en vele mensen had gedood stak hij de rivier weer over en keerde naar zijn eigen land terug. In de tijd van de expeditie naar Trebizonde kreeg Ishak-pasja als zaakwaarnemer in de hoofstad Adrianopoli de eervolle opdracht om de troon de bewaken en Rumelie te behoeden en onder zijn bescherming kwam deze streek tot grote bloei. Omdat hij niet bij machte was hem te achtervolgen en deze ingebeelde afvallige eigenhandig te verslaan, slikte Ishak-pasja dit alles noodgedwongen. Maar omdat hij met de zwarte ziel door de Verheven Poort was aangesteld over Walachije kon dit feit niet ongestraft blijven.
Na de verovering van Trebizonde keerde de Sultan terug uit het Morgenland en kwam Ishak Pasja naar de Verheven Poort om hem toe te juichen en na de ceremoniele handkus beklaagde Ishak-pasja zich tegenover de Hoge Troon over de wandaden van Kaziklubey en diens onwaardig optreden en verhaalde hij de De Veroveraar van de ergernis, die de Voivode Draculaoglu de inwoners van de islamitische districten had bezorgd, evenals over de grenzen, die door hem waren vastgesteld. Ook berichte hij de Sultan, dat de opstandige Dracula een groot en goed bewapend leger had verzameld met ruiters. En hij lichtte de keizer in, dat Dracula deze winter een opstand beraamde en zich wilde afscheiden en aansluiting zocht bij de Hongaren om met hen een bondgenootschap aan te gaan.
En zo werd zijn optreden aan de Sultan onthuld. De meest verheven Sultan onder het gesternte was woedend maar hij haastte zich niet om zich meteen over hem uit te spreken.
De oude traditie eiste van deze booswicht, dat hij in eigen persoon ieder jaar de kharadsj van Walachije overhandigde.
Hij was twee jaar achter elkaar gekomen, maar daarna weigerde hij enkele jaren persoonlijk aan het hof te verschijnen. Ook het voorgaande jaar was de Voivode niet bij de Poort der Gelukzaligheid verschenen en toonde hij zich onverschillig in het nakomen van zijn verplichtingen.
Voorwaar deze ongelovige was ziek tussen zijn oren en hij diende zo snel mogelijk genezen te worden. Hoewel de Sultan de situatie als zeer ernstig beschouwde, besloot hij om de trouw van de Walachijse vorst op de proef te stellen en de redenen van deze opstandigheid te achterhalen.
Hij stuurde een vertegenwoordiger mee terug met de gezant met de uitnodiging (een firman) gericht aan de Voivode. Hem herinnerend aan zijn verplichtingen beval hij hem om per omgaande naar de Hoge Porte te komen in Constantinopel om hulde te brengen aan het hof van de Hoogste Beschermheer van de Wereld en hem het jaarlijkse tribuut van 10.000 gouden dukaten te overhandigen en naast dit tribuut moest hij 500 jongens, 50 turkse paarden en 20 valken meebrengen. "Breng mij het tribuut en over de rest moet ik nog eens goed nadenken."

"Dracula betaalde maar enkele jaren het tribuut, "en nadat hij zich had beraden met de heerser van Hongarije weigerde hij het tribuut aan de Sultan, en toen zond de Grote Turk om zijn tribuut te verkrijgen twee gezanten met 100 mannen, welke de heer van Walachije vermoordde en de gezanten neus en lippen afsneed en hen zo eerloos naar de Turk terugstuurde." (Wey)

"In deze tijd zond de Grote Turk 2 van zijn slaven naar Dracula, heer van Walachije om van hem te eisen het tribuut over 3 jaren en 50 jongens, en verder paarden.
De gezant was gestuurd naar Vlad, "om zich snel te onderwerpen, en zich te haasten naar de buiging, en mee te nemen 500 jongens en het tribuut voor elk jaar, dat wil zeggen 10.000 goudguldens. De voivode antwoordde: "het geld ligt klaar om afgedragen te worden, maar de jongens kan hij echter niet geven: hoezeer hij zelf wil gaan om te buigen, si aeceasta e mai cu neputintza." (Doukas)

Bemiddelaar is de bey van Nikopolis, "ik wil in vriendschap met u verkeren, daarom zal ik u veel kinderen geven en paarden, en u zult hen naar keuze kunnen uitzoeken, zo dat de turkse keizer zich niet zal kunnen beklagen, dat ik hem slecht heb gediend, en nadat u het tribuut heeft nageteld, zult u ter afsluiting vele geschenken ontvangen." De bey van Nikopolis is naar de ontmoetingsplaats vertrokken, werd gevangen "en onderin de kerker in een toren opgesloten.

Daarna is Dracula samen met zijn soldaten weggereden en te middernacht Nicopolis bereikte, en met handigheid bedroog degenen daarbinnen, zich voordoende dat hij hun kapitein was. (N.B. wschl als Turken verkleed. Vlad sprak vloeiend Turks) Ze deden de poorten open en Dracula met zijn mannen drongen binnen, en plunderden de vesting, en hij nam met zich mee goud, zilver, kostbare edelstenen, geld en turkse zielen, en toen hij weer bij zijn kasteel aankwam sneed hij de oren en de neus van de twee slaven af en zond ze terug naar de keizer van de Turken samen met de ongedeerde kapitein." (Donado da Lezze)

Eens stuurde de turkse sultan een gezant naar Dracula met het bevel om het jaarlijks verschuldigde tribuut op te halen.

En het was in het jaar 1461 (866 van de Hegira) toen hij met de zwarte ziel, geconfronteerd werd met deze hem bekende verplichting nam de angst bezit van hem overeenkomstig het gezegde: "Al het slechte is lafhartig..." Maar de bange slechterik poogde zijn hoofd uit de nauwer wordende strop te trekken terwijl hij verschillende uitvluchten en verontschuldigingen verzon (onder het verzinnen van...) Hij ontving de gezant van de Sultan, die hem de eisen voorlegde, maar gaf geen gehoor aan de oproep, hoewel hem werd verzekerd, dat als hij naar de Verheven Poort zou reizen hij van de kant van de Sultan niets te vrezen zou hebben, maar dat hij slechts alle eerbewijzen en tekenen van welwillendheid zou ontvangen en dat de Sultan niet achter zou blijven indien hij zijn goede bedoelingen ten opzicht van de belangen van de Sultan zou tonen.
Van zijn kant antwoordde de listige, dat terwijl het goud gereed was om te worden betaald, hij niet in staat was de jongens te leveren en daarboven dat hij er niet aan dacht om af te reizen en zich te onderwerpen.
Dit antwoord verpakte de hij echter in fraai klinkende voorwendsels, want hij vreesde de toorn van de Sultan.
Onderwerping huichelend verontschuldigde hij zich als volgt tijdens de audientie bij de gezant:
Dracula ontving de gezant met veel eerbetoon en liet hem zijn gehele schat zien en sprak: "Niet alleen wil ik de sultan de jaarlijkse tijns geven, maar het is ook mijn verlangen om hem met mijn hele leger en al mijn rijkdom te dienen. Ik zal zijn bevelen opvolgen en dit zult u aan uw keizer bekendmaken, opdat hij zijn gehele rijk zal opdragen mij en mijn manschappen geen kwaad te berokkenen, wanneer ik mij tot ter beschikking van hem zal stellen. En ik zal snel naar mijn sultan, mijn leenheer gaan nadat u bent teruggekeerd. En ik zal hem het jaarlijkse tribuut brengen en mij persoonlijk ten dienste stellen van hem."

"Mijn volk is lichtzinnig en ondoordacht, maar in mijn omgeving zijn vele haatdragende vijanden. Mijn hovelingen en ministers hebben twee gezichten. Als ik naar de Hoge Porte afreis heb ik niemand, die voor mij het land in bedwang houdt en zullen mijn ondergeschikten zich meteen aan de Hongaren onderwerpen. Zij zullen de koning in mijn plaats kiezen en zij zullen mij mijn troon en mijn bezittingen roven. Ik heb tot nu het tribuut niet kunnen betalen, want de Hongaarse vijand is machtig en een voortdurende hindernis op mijn weg. De taak om de Donau tegen de Hongaren te beschermen is aan mij toevertrouwd en ik heb al mijn geld uitgegeven in de strijd tegen uw vijanden. Daarom heb ik het land niet kunnen verlaten en kan ik het tribuut van dit jaar niet opbrengen.
Voortdurend denk ik aan de gelegenheid om de poten van de troon te kussen en het stof van de keizerlijke heerwegen te beroeren en mijn onderwerping en toewijding te tonen en te knielen in het stof van de drempel der Gelukzaligheid. Dit alles overheerst steeds mijn gedachten, maar vanwege de hierboven genoemde redenen, kon mijn lang gekoesterde wens tot op heden niet in vervulling gaan.
Maar als de padisjah, de Hoogste Beschermheer ter Wereld zich welwillend wil tonen tegenover mij zijn onderdanige slaaf en een zeker aantal soldaten naar de Donau wil zenden en mij ter verzekering en ter bescherming en tot steun van mijn land een van de gouverneurs van zijn grensmarken wil sturen, dan zal mijn domein zeker zijn veilig gesteld.
Dan pas kan ik met een gerust hart besluiten naar het keizerlijke hof van de Beschermer van de Wereld te reizen met passende geschenken en volgens de gewoonte het huis van de Schenker der Gelukzaligheid dienen en mij aan hem te onderwerpen en op mijn knieën de keizerlijke troon te naderen."
En de ellendige gaf de afgezant die hem bezocht een brief vol met huichelarij mee en zijn verontschuldigende woorden bereikten het Hof van de Beschermer van de Wereld. De walachijse prins, die zijn vijandschap goed verborgen hield had met zijn gehuichel de ziel van de grote sultan vermurwd. Zijn valse woorden waren het hart van de sultan binnengedrongen.
Toen de sultan van zijn gezant vernam, dat Dracula in zijn dienst wilde treden eerde hij de gezant en gaf hem vele geschenken, en hij was zeer gelukkig, want in die tijd voerde de Sultan oorlog met vele landen in het oosten.

Zijne majesteit de Sultan, onwetend dat achter zijn excuses boze bedoelingen waren verborgen gaf opdracht aan de bey van Silistra Yunus Bey, een Griekse renegaat genaamd Thomas Katabolenos, vroeger notaris en secretaris aan het hof en een ervaren onderhandelaar, evenals de Bey van Nikopolis (volgens sommige bronnen van Vidin) de oppervalkenier Hamzabey naar de Donauoever te gaan en Walachije te beschermen totdat de Voivode Tzepesh van het Hof van de Hoogste Beschermheer zou zijn teruggekeerd en hij zond strenge bevelen, volgens het verzoek van het hierboven genoemde stuk ongeluk waarin hij verordonneerde dat niemand daar de gelegenheid te baat mocht nemen om te plunderen. Katabolenos was een ervaren diplomaat en was ooit secretaris geweest van de Sultan. Hamza bey was toevallig net in deze tijd belast met het bestuur over de omvangrijke Donaugewesten. Deze twee sandsjakbey's hebben van hun kant dit gebod opgevolgd, hebben zich bewapend en voorbereid en reisden af naar de Donauoever met trommels, vaandels en dienaren en soldaten en verbleven aan de grens met Walachije.

(Volgens andere versie ontving Vlad Katabolenos in Braila, hield hem daar vast): Toen zond de Sultan hem een heer, Hamza bey. Toen deze hem in de stad Braila wilde bezoeken, verbood Vlad het hem en hij gaf zijn dienaren opdracht om de bode van de Sultan zo lang op te houden tot hij zelf weer was teruggekeerd.
Intussen reed hij weg om zijn leger te verzamelen.

De sultan stuurde onmiddelijk naar al zijn vestingen, steden en door het hele land het nieuws, dat wanneer Dracula zou komen, niemand hem kwaad mocht doen. In tegendeel moest men hem eer betonen. Dracula trok met zijn gehele leger erop uit en met hem waren verschillende van zijn dienaren. En hij werd ontvangen en geëerd door de Sultan.

Kroniek:
" Daarna staken de christenen op verscheidene plaatsen de Donau, waarvan de wateren tot ijs waren verstard over en vielen de verschillende gewesten aan en begingen vele vloekwaardige daden.

En hij reisde 5 dagen lang door het Turkse rijk. Maar toen plotseling in plaats van de Sultan te helpen viel hij de steden en dorpen aan en begon te plunderen. En hij maakte vele gevangenen, die hij onthoofdde. Sommigen liet hij spietsen en anderen werden verbrand. Item heeft hij veel heren een ring door de neus laten boren en hen daaraan heen en weer laten slepen (vraag of dit in 1462 gebeurde of tot de algemene wreedheden moet worden gerekend)

Hij ving 20.000 Turken, die hij op jonge bomen liet spietsen. Hun aanvoerder Hamza verhief hij boven allen. Het gehele gebied, waarin hij doordrong werd verwoest. Niemand mocht van hem in leven blijven, zelfs de zuigelingen in hun moeders armen niet.

Het was een strenge winter en het weer was erg slecht. De Donau was stijf toegevroren. De Voivode van Walachije, deze vervloekte zoon van een bastaard was ook gekomen en verbleef op de andere oever. Maar tegelijkertijd terwijl ieder bij zichzelf sprak: "Ik ben gekomen om hem te dienen en zijn district te beschermen", hoopten ze op vele gunsten en waren ze niet op hun hoede en toen heeft op een nacht deze vervloekte hen aangevallen, in de duisternis kwam hij in volle galop aangereden, stak de Donau over en overviel hen terwijl ze zich slechts om hun eigen aangelegenheden bekommerden. Het was met de wil van Allah, dat de dood deze dapperen overviel. Terwijl het islamitische leger met veel moeite de bevroren Donau overstak lag hij in een hinderlaag. Hij onthulde zijn ware aard en betrad het strijdperk. Het was met de wil van Allah, dat de dood deze dapperen overviel.
Hij stak met zijn gehele leger het ijs over en viel bij Nikopolis het rijk van de Sultan binnen.
Hij behaalde de overwinning, verstrooide hun leger en maakte van Yunus-bey, die hij met het zwaard ombracht een martelaar en verschalkte Hamzabey levend. Deze opstandige hakte de handen en voeten van de Muselmannen, die hem op het slagveld in de handen vielen af en zo onthulde hij zijn opstandigheid en maakte hij zijn rebellie wereldkundig; Hij doodde vele islamitische strijders, die daarmee de eervolle genade van Allah deelachtig werden.Hamza-bey, ving hij bij de dageraad en hij voerde hem mee naar Walachije. Hij spietste hem eerst op een paal samen met de andere gevangenen en veroordeelde hem zo tot een vreselijke en smadelijke dood. Hij spietste hem op een hogere paal dan zijn manschappen. En elkeen kon zien hoe de raven en kraaien hen de levende ogen uitpikten.
Daarna sloeg het hoofd af van deze martelaar voor het geloof en zond dat naar de koning van Hongarije, om hoewel zij vanouds vijanden waren hiermee diens vriendschap te winnen, en liet hem weten: "Vanaf heden verbreek ik mijn voorgewende vriendschap met de Turk, en heb ik besloten de weg van de vijandschap op te gaan. Het juk van de onderwerping heb ik van mijn nek afgeschud.
De sultan stuurde zijn gezant Yunus bey, een voormalige Griek genaamd Thomas Katabolenos met een geheime instructie om mij door middel van een listige hinderlaag gevangen te nemen terwijl ik de gezant op de terugweg naar de grens begeleidde en mij in levende lijve naar Constantinopel te voeren. Hij moest mij voorspiegelen, dat het in mijn belang zou zijn om naar de Verheven Poort te reizen, waar ik de genade van de Sultan zou ervaren. Ach hij sloofde zich zo uit in zijn goede raadgevingen en mooie woorden van vrede en verzoening, alleen maar om mij te tonen wat een goede vriend hij was, ondanks het feit dat hij door omstandigheden gedwongen een tulband droeg. Ook werd ik uitgenodigd om als ik niet naar Constantinopel wilde reizen in ieder geval naar de grens te komen om met Hamza-bey te praten over de nieuw vast te stellen grenzen, aangezien de Donau hier en daar zijn loop had gewijzigd, evenals over de hoogte van het tribuut. Natuurlijk veinsde ik bereidheid om Hamza-bey te ontmoeten, als ik daarmede het ongenoegen van de Roemvolle Padisjah, de schaduw van Allah op aarde kon wegnemen, en reisde ik naar de vastgestelde ontmoetingsplaats zonder vrees voor enig verraad of val, want ik had hun listen doorgrond. Intussen wachtte de pasja van Vidin Hamza-bey bij de grens met zijn spahi's en akindij's om mij gevangen te nemen. Indien zij zouden slagen zou hij hen rijkelijk hiervoor belonen maar ik heb de rollen omgedraaid en mijn leger heeft dapper gestreden. De gezant had met de bey afgesproken om hem als ik vertrok te laten weten wanneer hij toe kon slaan.
Toen wij door hen werden omsingeld heb ik de gezanten gedood en wij hebben onze krijgshaftige reputatie waargemaakt. Zo snel als een hongerige tijger op jacht zijn prooi besprong heb ik hen gevangen. Ik heb zijn leger, dat zogenaamd was gekomen om mijn land te beschermen vernietigd en heb zijn districten, die aan mijn land grenzen overhoop gehaald. In het gewoel van de achtervolging van de bange Turken naar de poorten van de vesting Giurgiu slaagden mijn dapperen erin binnen te dringen en het te veroveren. De muren van Giurgiu zijn zwartgeblakerd en gebarsten door de verzengende hitte en zullen voorlopig de Turken van geen nut zijn.
Ik heb het hoofd afgehakt van de oppervalkenier Hamza-bey, die hun bevelhebber was en zend dat naar u toe.
Eerst echter heb ik Hamza en de zijnen bij Tirgoviste gespietst, Hamza hoog tronend boven zijn kleine leger en de kraaien cirkelen rond boven zijne verhevenheid. De valken, die zijn koene strijders waren heb ik vernietigd en het is alsof ze nooit hebben bestaan (waren geboren).Ik ben een christelijke vorst en een gesel der Turken.
Ik ben een christelijke vorst en een gesel der Turken.Ik ben de vijand van de Turk geworden" sprak de Voivode en hij uitte vele godslasterlijke dreigementen aan het adres van de Sultan: "Als de Sultan mocht komen dan willen wij hem ontmoeten, en geloof maar niet dat wij zullen terugwijken." Deze opstandige hakte de handen en voeten van de Muselmannen, die hem op het slagveld in de handen vielen af en zo onthulde hij zijn opstandigheid en maakte hij zijn rebellie wereldkundig; hij onthulde zijn ware aard en betrad het strijdperk.
Hij doodde vele islamitische strijders, die daarmee de eervolle genade van Allah deelachtig werden.
Kroniek:
"Zo ontworstelde hij zich aan de terechte onderwerping aan de sjah. Daarna staken de christenen op verscheidene plaatsen de Donau, waarvan de wateren tot ijs waren verstard over en vielen de verschillende gewesten aan en begingen vele vloekwaardige daden.
Hij liet zijn leger vrij plunderen en moorden, en ze vermoordden christenen en Turken in de dorpen en stadjes. Op deze wijze bracht hij de Sultan grote schade toe.
Hij plunderde en brandschatte met zijn bojaren en zijn boeren en maakte vele gevangenen onder het grauw. Vele huizen zijn afgebrand en zijn opmars ging vergezeld van vuur. Het land veranderde onder zijn voeten in een geweldige woestenij, waar de plassen van bloed bevroren tussen de zwarte ruines. Hij had bevolen om allen te vernietigen zonder te vragen naar volksaard of geloof. Nadat hij een massaslachting had aangericht stak hij weer de Donau over en dreef de overlevenden, waaronder ook vrouwen en kinderen in kudden voor zich uit naar Walachije om de hongerige palen bij zijn hoofdstad te voeden, en om daar ter beloning en ter zijner ere de hoofden en neuzen en oren te verzamelen, (zoals het ook de gewoonte van de Turken is). De telling van deze bloedige resten, meegenomen in de ransels van zijn strijders gebeurde even nauwkeurig als het tellen van de penningen in de schatkist onder de grimmige ogen van de voivode zelf. Allen, doden en levenden sneed hij de neus af en hij telde de verzamelde turkse hoofden met een geduld dat paste bij zijn verschrikkelijke vreugde over deze wending van zijn leven en stuurde die naar Hongarije, terwijl hij zich er op voor liet staan evenzoveel Turken te hebben gedood als er neuzen waren. Dit alles geschiedde onder de goedkeurende blikken van Tzepesh-voda, die de veroordeelden aanschouwde met zwarte bitterheid. Zijn handlangers hadden bij zijn hoofdstad ijverig en hard doorgewerkt om allen door het zitvlak van hun sjalwars te spietsen en hen tot de laatsten omhoog naar de hemel te heffen.
De hele wereld wist toen dat deze onwaardige de vijand was van de Sultan en met zijn misdaden riep hij een geweldige wervelstorm van het noodlot over zijn hoofd af. Om hem echter te kunnen veroordelen moest hij die plezier schepte in het doden met het zwaard worden bedwongen."

"Welk een verraad heeft de Voivode Tzepesh gepleegd!
Deze onreine en smerige en vervloekte rusteloze,
Deze ellendige en vuile Dracula-zoon.
Hij bracht verwoesting en zei dat het goed en geen zonde was".

Maar anderen, dat wil zeggen de Christenen werden door hem gespaard en overgebracht naar zijn land. Nadat hij veel buit had verzameld keerde hij terug naar Walachije. Hij liet enkele gevangenen vrij en sprak tot hen: "Ga heen en vertel uw sultan, wat u gezien heeft. Ik heb hem gediend naar beste vermogen. En als mijn diensten hem goed bevallen zijn, dan zal ik hem weer dienen met al mijn macht." En de sultan kon niets tegen hem uitrichten en vluchtte in schande. En daarom koesterden de Turken een grote wrok tegen hem en besloten zij hem te vervolgen.

Intussen reed hij weg om zijn leger te verzamelen. Het was winter en de Donau was bevroren. Hij stak met zijn gehele leger het ijs over en viel bij Nikopolis het rijk van de Sultan binnen. Hij liet zijn leger vrij plunderen en moorden, en ze vermoordden christenen en Turken in de dorpen en stadjes. Op deze weg bracht hij de Sultan grote schade toe. Allen, doden en levenden sneed hij de neus af en hij telde de verzamelde turkse hoofden met een geduld dat paste bij zijn verschrikkelijke vreugde over deze wending van zijn leven en stuurde die naar Hongarije, terwijl hij zich er op voor liet staan evenzoveel Turken te hebben gedood als er neuzen waren. Daarna ging hij weer naar Braila naar de gezant van de Sultan, die geen benul had van het gebeurde. Hij liet de gezant met zijn 40 begeleiders oppaken en naar een sterke waterburcht voeren genaamd Kilia. Hij gaf opdracht Hamza bey, de gezant van de Sultan op het rad te slaan samen met al zijn dienaren."

Hij liet de gezant met zijn 30 (40) begeleiders oppaken en naar een sterke waterburcht voeren genaamd Kilia. Hij gaf drie dagen later opdracht Hamza bey, de gezant van de Sultan op het rad te slaan (of te spietsen) samen met al zijn dienaren."
Gedurende de gebeurtenissen in Nicopolis, en de raids langs de Donau "werd de gezant, die geen vermoeden had van de gebeurtenissen met zijn 30 dienaren in Braila vastgehouden in Braila. Na de terugkeer van de voivode gaf deze bevel hem in een of andere toren op te sluiten, maar na drie dagen werden zij allen op palen gespietst. (Anonieme italiaanse kroniek, Donado da Lezze)

In het verhaal is eigenlijk sprake van drie personen: Katabolenos, de gezant uit Constantinopel en secretaris. Yunus bey, de bey van Silistra, die volgens de Capitulatie in 1460 het tribuut in ontvangst zou nemen (dezelfde als de eunuch Yunus, die vanwege zijn schoonheid werd gecastreerd door Mehmed II?) en Hamza, de oppervalkenier en bey van Nikopolis of Vidin (zie ook de brief van Vlad), die in een hinderlaag zou liggen.
1461-12-01
Stefan Tomasovic bericht Venetie, dat Mathyas Corvinus een geheime vredesovereenkomst met Mehmed II heeft gesloten.
"Item notoficio a la Signoria Vostra, chomo etiam errede suprato, che dapuo che el gran Turco aquisto tuta la Servia, ande verso Trabesona en Sinopoli, et aquiosto quello paexe, etiam ha facto pax con el re dan Ungaria secondo sentiamo".
1461-12 Ballade gezongen in het grensgebied tijdens de walachijs-turkse oorlog:

Vlad-voda van Walachije, trok met zijn leger ten strijde
om de Christenen van Bulgarije voor immer te bevrijden
van de de dwingelandij van de Groot-Heer van Turkije
Voor hem uit ging het Heilige Kruis en de Heilige Schrift
van Walachije om de tirannie der ongelovigen te verdrijven etc.
Vlad-Voda van Walachije trok met zijn leger ten strijde
om van de Halve Maan te bevrijden, land en volk van Bulgarije

"Onder hen was eens een prins, die zij voivode noemen, met de naam Dragulus, een kordate man en zeer ervaren in het krijgswezen. Niet alleen slaagde hij er op voortreffelijke wijze in zich te verdedigen, maar viel eens in de wintertijd, toen zo als zo vaak gebeurde de Donau tot ijs was bevroren over het Turkse gebied aan en verwoeste dat met vuur en zwaard. Waardoor koning Mahomet door deze prikkelende belediging gekwetst, de Donau overstak en Walachije is binnengevallen. (Bocignoli)

"In het jaar 1461/1462 in de wintermaand verhief God de geest van de heerser Vlad en inspireerde hem, de wapens op te nemen tegen de ongelovigen voor zijn vrijheid en dat van zijn gehele volk en dat van alle christenen in de Balkan, een grote, wonderbaarlijke zaak was dat, één die deed hopen op grote gebeurtenissen in de toekomst vooropgesteld dat de christenen deze gelegenheid goed wisten te benutten. De sultan verloor zijn ontzagwekkende reputatie..." (Iorga)


Stram aaneengesloten in het gelid
staat het onbarmhartig palenwoud
als een leger van levend hout
De spits vingers dreigend hooggericht
en werpt haar schaduw lang en zwart
naar de paleizen aan de Gouden Hoorn
Om de sultan te treffen in het kille hart
met de mare driest en onbeschaamd van
de wrede heerser van het Walachenland
die de grenzen van zijn rijk en heerlijk
scherpelijk heeft bepaald

1461/1462 (vgl ook in 1458)
Item. Er waren in zijn land driehonderd zigeuners aangekomen. Hij zocht de drie belangrijkste uit en liet hen braden en de andere zigeuners moesten hen opeten. Vervolgens sprak hij tot hen: "Zo moeten jullie elkaar opeten, totdat er niemand meer van u over is, of jullie trekken tegen de Turken ten strijde en levert slag met hen. Ze wilden maar al te graag gaan naar waar hij hen wilde hebben. En dit heeft hij toen gedaan: hij kleedde hen allen in koeiehuiden, evenals hun paarden. En toen zij de Turken tegenkwamen, schrokken de turkse paarden en sloegen op hol vanwege de koeielucht, en de Turken hadden hun paarden niet meer in bedwang en ze geraakten te water achtervolgd door de Zigeuners en ze verdronken allemaal. En zo behaalden de zigeuners de zege en trokken ze weer verder.


1462
1462-01/02

Uit de Duitse kroniek van Dracula:

(samenvoegen met turkse versie?)
" Anno domini 1462
Item. Toen is Dracula naar Groot-Schilta getrokken en daar heeft hij meer dan 25.000 mensen van allerlei slag, christenen, heidenen, Joden etc laten doden. Hij was namelijk tijnsplichtig aan de Turkse keizer, die van hem de belasting had geeist en meteen zond Dracula boden en liet hij diens onderdanen weten, dat hij de keizer het tribuut persoonlijk zou overhandigen en daarvoor naar Adrianopolis zou reizen. Hierover was er grote vreugde onder het volk. Hij stak de Donau over, die was dichtgevroren en trok het land binnen, en men kwam hem tegemoet in de opvatting, dat hij het tribuut van de keizer kwam brengen. De ene groep na de ander kwam hem tegemoet samen met hun leiders en toen Dracula zijn kans schoon zag heeft hij allen, die hem tegemoet waren gekomen laten doden. Wat ze onmogelijk hadden kunnen voorzien.Ook heeft hij het betreffende gebied, dat men Bulgarije noemt geheel plat laten branden. En hij heeft alle mensen, die hij kon vangen laten spietsen. En daar onder waren de mooiste vrouwen en maagden, die door zijn hovelingen waren gespaard en werden gevangen genomen. Die hebben Dracula verzocht, dat hij hen als echtgenotes zou schenken. Dracula wilde hier niets van weten en beval toen, dat men hen samen met zijn hofdienaren fijn lieten hakken met bijlen en zwaarden als groente. Hij heeft het allemaal hierom gedaan: Hij voerde een groot aantal gevangenen mee naar Walachije, waarvan hij een aantal de huid heeft afgestroopt, anderen in het vuur aan het spit heeft gebraden, anderen in gloeiende olie heeft gekookt; hun resten nagelde hij vast aan staken die werden opgesteld op het strijdveld en werden zo tentoongesteld; anderen heeft hij onthoofd en de overgeblevenen heeft hij gespeten.Sommige mensen die hij spietste misten een of meer ledematen en om het evenwicht te herstellen sneed hij hen de andere ledematen af. Ja hij had temidden van dit palenwoud zijn legerkamp, waar hij deze daden bedreef en hij genoot met zijn vrienden temidden van deze talloze gespietste Turken van copieuze maaltijden onder het voeren van elegante gesprekken. Hij heeft mensen met een strik door de neus over de grond laten slepen en van sommige turkse krijgsgevangenen heeft hij het vel van de voetzolen gestroopt en de voetzolen met zout ingewreven, die hij daarna door geiten liet aflikken om zo hun smart te vergroten. Ook heeft hij velen met de haren laten vastnagelen en alles bijelkaar waren het er 25.000 die hij in de vlammen heeft laten omkomen"
Onder zijn ogen werden er 23.809 hoofden geteld, echter van 884 onderdanen van de onreine sultan is er geen bewijs, dat zweert hij op het kruis, want zij zijn verloren gegaan in hun verbrande huizen."

Uit de Turkse kroniek van Dracula:

"De grootvizier stuurde een talhisj, een brief naar de Sultan met de volgende inhoud: "De huidige vorst van Walachije die zich buitensporig .... op uwe majesteits onderdanen, zodanig dat de bojaren van dat land gedwongen werden te vluchten naar naburige rijken, om aan zijn onderdrukking te ontkomen, waarvan enkelen hier zijn gekomen, smekend dat uw grootheerlijk erbarmen zich keert tegen een zo wrede heerser, die eveneens nalatig is geweest het verschuldigde tribuut te zenden. Aangezien een dergelijk gedrag geheel gericht is tegen uwe majesteit en de belangen van het rijk, heb ik overwogen (opdat uwe majesteit dit alles zal geloven) om deze hierboven genoemde voivode van zijn troon te stoten en in zijn plaats een ander te stellen, van wie een ieder weet dat het een oprechte, betrouwbare, eerbare man is die het waardig is een dergelijke eer bewezen te worden."
Dit voorstel werd door de sultan goedgekeurd, noch de kislar-aga, noch de andere hovelingen uit zijn naaste omgeving hadden bezwaar tegen het verzoek van de groot-vizier, en de keizer schreef onder dit verzoekschrift de traditionele formule: "Het geschiede, zoals hierboven staat geschreven."
1462-02-11: De verwoesting van de Turkse grensstreken
illustratie, © Wanita Resida 2006
Hoogverheven Vorst en Heer,

Ik heb uwe majesteit reeds in andere brieven geschreven over de manier, waarop de Turken, deze wrede vijanden van het Kruis van Christus hun gezanten naar mij stuurden met de bedoeling onze wederzijdse vrede en bondgenootschappen te doen verbreken en onze huwelijksplannen te bederven, zodat ik slechts hun bondgenoot zij zijn, en opdat ik persoonlijk naar de Turkse kezier zou reizen, dat wil zeggen naar de Verheven Poort, en mocht ik weigeren onze vrede, alsmede de verdragen en huwelijkscontract met uwe majesteit te verbereken, Turken niet langer de vrede met mij zouden bewaren. Ze stuurden ook een hoge raadgever van de sultan, Hamza bey van Nikopols om de Donaugrenzen vast te stellen, met de bedoeling dat Hamza Bay indien mogelijk mij hoe dan ook, middels list of gebruik makend van mijn vertrouwen mij naar de Verheven Poort zou lokken en mocht dat niet lukken zich van mijn persoon meester diende te maken. Maar door Gods genade doorgrondde ik hun dubbelzinnigheid en listen, terwijl ik naar de gresn reisde en het was ik, die Hamza Bey in get Turkse district en territorium overmeesterde, dichtbij de vesting genaamd Giurgiu.
Toen de Turken de poorten van de vesting openden op beval van onze mannen, in de veronderstelling dat alleen hun troepen zouden binnentrekken, drongen onze soldaten die zich tussen hen mengden het fort binnen en veroverden de stad, die ik daarna in brand stak.
En ik heb mannen en vrouwen, jong en oud gedood, die woonden van Oblucitza en Novoselo, waar de Donau in de zee stroomt tot aan Rahova, dat bij Kilia aan de beneden-Donau ligt en tot en met de plaatsen Samovit en Ghighen, in totaal 23.884 Turken en Bulgaren, zonder degenen mee te rekenen, die in hun huizen zijn verbrand, of wiens hoofden niet door mijn soldaten zijn afgehakt en bij mijn officieren zijn ingeleverd.
Majesteit, weet dat ik de vrede met hen heb verbroken en hen heden deze verliezen he toegebracht, waartoe wij zijn aangezet door hun hardnekkigheid, opdat de christenen zich ook met ons tegen hen verenigen.
Weet dus, dat ik dit niet alleen voor onze zaak heb gedaan, maar voor de eer van Uwe Majesteit en Uwe Majeseteits Heilige Kroon en voor de redding van de gehele Christenheid en om de katholieke wetten te versterken.
Als ze vernemen wat ik hen heb aangedaan, dan is het afgelopen met hun oorlogen en twisten, die ze momenteel elders voeren en zullen ze hun gehele razernij uitstorten over ons en uw land en Heilige Kroon en vele andere streken.
Zodra het weer beter wordt, dat wil zeggen in de lente, denk ik dat de vijanden met hun hele legermacht zullen komen.
Ze hebben geen bruggehoofden, want hun bruggehoofden aan de Donau tot aan Vidin heb ik laten verbranden, vernielen en verwoesten. Omdat het bruggehoofd bij Vidin echter te gering is om ons werkelijk schade te berokkenen, zullen ze met schepen vanuit Constantinopel en Gallipolli over de zee de Donua op komen varen
Daarom Majesteit, genadige Heer, als het Uwe Majesteit's wil is om met hen te strijden verzamel dan uw lan, uw gehele leger, uw ruiterij, uw voetvolk en leidt hen naar het land voorbij de bergen en vecht aan onze zijde.
Als Uwe Majesteit niet zelf kan of wil komen, verzoek ik u uw leger naar Transsylvanië te sturen nog op de feestdag van St. Joris. Ingeval Uwe Majesteit niet uw hele leger wilt sturen, zend er dan zoveel als u goeddunkt.
Stuur me tenminste de Zevenburgers en de Szeklers. Mocht Uwe Hoogheid genegen zijn hulp te verlenen, weest u dan zo vriendelijk niet te treuzelen, maar laat ons uwe ware gevoelens weten. Ik vefrzoek u dringend om dit maal onze gezant, die u deze brief brengt niet op te houden. Stuur hem meteen en snel naar mij terug.
Laat ons toch op geen enkele wijze stoppen met wat ik ben begonnen, laat ons deze zaak tot een einde brengen. Want als de almachtige God de gebeden en verzoeken van de Christenheid verhoort, als hij de gebeden van zijn onwaardige dienaren goedgunstig verhoort, dan schenkt hij ons de overwinning op de Ongelovigen, de vijanden van het Kruis van Christus, dan geeft hij de hoogste eer en profijt en geestelijke steun aan Uwe Majesteit en Uwe Majesteits Heilige Kroon en aa het hele waarachtige Christendom; omdat wij niet willen wijken voor hun vreselijke woede, maar hen hoe dan ook het hoofd willen bieden. Maar als God verhoedde het, slecht met ons afloopt, als dit kleine landje van ons ondergaat, dan zullen de zaken er voor Uwe Majesteit niet gemakkelijker op worden en zal de gehele Christelijke wereld in benauwenis geraken. Onze dienaae Radul Farma (schrijver) waarover ik in mijn brief reeds repte, zal uwe Majesteit alles nog eens toelichten.
Geschreven in de vesting Giurgiu, donderdag na Beate Scholastica Virginis Anno Domini MCCCCLXII

Aanhangsel:
Ten eerste in Obluctza en Novoselo, plaatsen waar Turken en Bulgaren woonden zijn 1250 (of 1350?) gedood; item in Silistra, Cirtal, Aldemir, Drpotrom, waaronder de verdedigers 5840 (of 6840?); item in Osova zijn 33 gedood; item in Vectrem zijn 840 uit de weg geruimd; item in Turtucaia zijn er 630 gedood; item het kasteel en de omgeving waar slechts een toren is blijven staan; item in Marotim 210 gedood; item in Giurgiu na de verovering zijn er 6414 afgemaakt; item andere forten aan de Donau zijn van hun bewoners gezuiverd en herwonnen. Natuurlijk is de commandant van hetzelfde kasteel waar Hamza bey werd aangehouden, Zabas[=soubasja] gedood en Zabas van Nicopoli zoon van Phirusbeg is ook gevangen en onthoofd. Kortom alle Turken onder Nicopolis werden allemaal gepakt en gingen met hun verwanten ten onder. Item in Turna, Batin en Novigrad zijn er 384 gedood; item in Shistov en de twee bijbehorende marktplaatsen verloren 4100 mensen het leven; Labas en verder Sniscos zijn gespietst; item het bruggehoofd van Nicopolis is verbrand en alles is er verwoest; item in Samovit en Ghigen zijn er 1316 gedood; item in de stad Rahova zijn er 1560 gedood; item alle bruggehoofden en landingsplaatsen zijn verbrand en mijn kapitein was Neagoe de Arabia. Item in alle hierbovenbeschreven plaatsen zijn de kades en aanlegplaatsen met alles verbrand en mensen van beide geslachten, jong en ook de kleine kinderen, ja zelfs de zuigelingen zijn vermoord, alles in de omgeving is totaal verwoest. Deze en verder de reeds hierboven beschreven doden zijn slechts diegenen, waarvan de hoofden als bewijs zijn getoond aan onze officieren van alle delen hierbovengenoemd en niet meegerekend zijn zij, die in hun huizen zijn verbrand of niet zijn getoond, welk aantal wij buiten beschouwing laten, hoewel wij het hier wel ter zijde vermelden.
1462-02/03

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


"Toen de Sultan had vernomen, dat deze vervloekte ongelovige vorst van Walachije, zijn gezanten had gedood en andere dergelijke misdaden had gepleegd besloot hij terecht verontwaardigd, dat deze ellendige gestraft en vernietigd moest worden.
Zulke beledigingen kon hij onmogelijk slikken.
Het eerloze lot van zijn pasja en gezant bezorgde hem veel verdriet. Hamza pasja was aan het hof een gezien en geëerd man en dat hij op een dergelijke onuitsprekelijke wijze was terechtgesteld maakte hem erg boos. Hij kon en mocht niet onverschillig blijven bij de gedachte, dat zijn gezanten op een zo verachtelijke wijze waren behandeld en hij zou deze brutale prins van Walachije de dood van zijn mensen wel betaald zetten.Verder was hij woedend vanwege het feit, dat Vlad met een groot leger de Donau was overgestoken, zijn land in as had gelegd en zijn onderdanen had uitgemoord en ongehinderd weer was vertrokken. Maar zwaarder woog voor hem hetgeen zijn gezanten was overkomen. Er werd zelfs beweerd, dat de groot-vizier Mahmud Pasja eerder op de hoogte was van de moord op de ambassadeurs en de gouverneur Hamza en de verwoesting van het land, maar niet met het nieuws naar de Sultan was gegaan. Toen de Sultan hierachter kwam werd hij razend en hij liet de pasja op de voetzolen tuchtigen. Aan de Verheven Poort van de Sultan werd een dergelijke behandeling niet als erg onterend ervaren zolang het ging om lieden, die geboren uit slaven en niet uit vrije Turken hoge functies bekleedden.
Het ongelukkige lot van de martelaren werd omgeroepen van de minaretten samen met het keizerlijk bevel om in de lente dienst te nemen in het zegedragende leger. Het groene vaandel van de profeet werd aan de muren van het serail gehangen. Hij beval zijn emirs en beys om hun troepen in de winter voor te bereiden en hij verzamelde zijn leger en ging op veldtocht, terwijl hij verklaarde een heilige oorlog tegen de ongelovigen te willen voeren. Uit zijn hele rijk verzamelde hij zijn leger, waarvoor de heren van de wereld sidderden in angst.

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


De zegenrijke keizer trok in de vroege lente als een Iskender vanuit Edirne over land via Philipopoli op naar de Donau om in eigen persoon de ongehoorde daden van de hond Tzepesh te straffen en de zegebanieren ontvouwden zich en wapperden achter elkaar in de wind op weg naar het van zonde vergeven Walachije.
Het grote en gelukbrengende leger trok door vele streken. Ook zond de Sultan zijn galeien over de Zwarte Zee naar de Donau met het bevel naar de stad Vidin te varen. In de lente hesen de schepen de zeilen en de zuidenwind voer hen naar de monding van de Donau, terwijl 300 roeiboten de Morava afvoeren naar de Donau.
Zijn vloot telde 25 triremes en 150 andere soorten schepen.
Hij zond Mahmud pasja en Radu, de jongere broer van Dracula met een leger vooruit naar Nikopolis....

Wey:
Daarop verzamelde de Sultan in hevige woede ontstoken 30.000 manschappen en zond deze met een van zijn aanvoerders om te strijden tegen deze heerser, van wiens nadering toen de heer van Walachije hoorde, hij zijn gehele volk vergaarde met alle dieren, die in zijn vorstendom waren en hen wegstuurde voor de Turken uit.

Doukas:
Een aanvoerder van de grenstroepen, van de tiran wilde zich onderscheiden door een daad van grote moed, en was Walachije binnengevallen met 10.000 Turken, de Walachijer ontmoette hen, en sommigen doodde hij in de strijd, anderen nam hij levend gevangen en allen veroordeelde hij harteloos ter dood, want ze werden met hun aanvoerder (Hamza) op palen gestoken
1462-03-03
Brief van Venetië aan hun gezant bij de paus: Bernardus Justinianus Aan de ridder, woordvoerder bij de paus
Deze afgelopen dagen hebben wij verscheidene brieven van u ontvangen, waarin u ons onder andere de door ons gevoerde omgang en gesprekken met de zeer eerbiedwaardige heren afgevaardigden de kardinalen aanduidt over de maatregelen tegen de Turken, en ook de reacties over en weer, en wij hebben uw antwoorden uitstekend begrepen, welke wij vooral betreffende het verzoek aan u gedaan over het verbond, dat met de paus moet worden aangegaan prijzen en ten zeerste aanbevelen. En omdat dezelfde zeer eerbiedwaardige kardinalen over die zaken van de Turken aan u gezegd hebben dat zij zich inspanden met de paus te zijn; verwachten wij met groot verlangen te begrijpen wat uiteindelijk zijne Heiligheid in deze aangelegenheid heeft besloten, naar ons oordeel de gewichtigste (aangelegengeid) van alle overige, en zeer belangrijke voor de christelijke godsdienst, en vooral voor de eer en de taak van Zijne Heiligheid, op wie het voor alle anderen neerkomt, niets na te laten, opdat zoveel mogelijk het gevaar en de verwoesting van de christelijke naam wordt vermeden.
Wat betreft de roof van de kant van de Turken en de schade, door hen op ellendige wijze tegen de christenen aangericht, wat de verderfelijke vijand van he kruis tegen de koning van Hongarije schijnt te bereiken, mede door toedoen van de voivode van Walachije, zult u zien door middel van de vrieven die zeer onlangs ontvangen zijn van onze secretaris in Hongarije, waarvan we een kopie hierbij ingevouwen aan u zenden, willende dat u dit alles zo spoedig mogelijk aan d epaus en de zeer eerbiedwaardige kardinalen bekend maakt, opdat zj de rampzalige omstandigheden van diens koninkrijk begrijpen; en u zult eraan herinneren, dat als ooit op enig tijdstip een missie noodzakelijk is gebleken van een zeer eerbiedwaardige gezant naar Hongarije, met een geldelijke voorziening, dat dat beslist nu is, zoalas het naar ons oordeel als zeer zeker kan worden beschouw, dat als die voorziening zal uitblijven, de koninkrijk Hongarije gedwongen zal worden ofwel te zwichten voor de Turkm ofwel met hem welke overeenkomst die maar mogelijk is aan te gaan, waarvan elk van beide niet kan zijn, dan met het grootste gevaar voor de christelijke godsdienst, en daarom zult u smeken en alle mogelijke moeite doen omtrent de missie van die gezant, met zoveel aandrang als nodig is.
En evenzo zult u met alle ijver zorgen dat de verkiezing en uitzending van de gezant, die zijne Heiligheid besloten heeft naar Duitsland te sturen, versneld wordt, en u zult ook aan zijne Zaligheid duidelijk maken, dat wij hebben besloten onze woordvoerder naar Hongarije te sturen, opdat, voor zover het aan ons zal liggen, die allerergste gevaren worden vermeden. Bovendien berichten wij u dat in deze stad van ons zeer onlangs zijn aangekome de zeer doorluchtige woordvoerders van de koning van Bonsië en van de illustere hertog Stefan van St. Sava, die naar de paus vertrekken, zullende verklaren, zoals ze aan ons hebben gezegd, de gevaren, waarin hun heren verkeren, en hoezeer zij de Turk zullen schijnen te vrezen, de zeer machtige vijand; wij nu sprekend met onze gebruikelijke oprechtheid, herinneren en prijzen zoveel mogelijk dat opdat die heren gered worden en niet te gronde moeten gaan, dezelfde woordvoerders met alle hoop en gunst en hulp moeten worden behandeld door de paus, zo dat zij weltevreden en voldaan teruggaan, zoals naar ons oordeel bij het middel van Hongarije om de vijand te verdrijven dit ook de (aangewezen) weg (is) en het middel van die twee heren zeer nuttig en noodzakelijk zal zijn voor die dingen, die zowel op aarde als op zee ter ere en glorie van onze schepper noodzakelijk ondernomen moeten worden, volgens voorstel van zijne Heiligheid, dat u de afgelopen dagen aan ons hebt uitgelegd, en dat geen verder uitstel, maar een zeer snelle uitvoering nodig heeft ter vermijding van het uitroeien van de christenen. Deze bedoeling van ons zult u proberen met al uw moeite en verstand te vervullen, en in hoeverre dat lukt zult u ons met uw brieven duidelijk maken.
Wij hebben besloten over deze zaken te schrijven aan de paus, door een brief aan deze vastgemaakt, om te tonen hoezeer die gevaren ernstig genomen moeten worden, en dat ze in ons hart zijn geworteld, wlke brief u aan Zijne Zaligheid zult aanbieden met die indringende en doeltreffende woorden, die aan uw verstand zullen verschijnen, en een kopie daarvan sturen wij u ingevouwen hierbij. Na deze hebben we nog verscheidene andere brieven van u ontvangen, waarop wij door andere brieven zullen antwoorden
1462 02/05
Vlad zendt regelmatig verzoeken om militaire steun naar de europese hoven (volgens een brief van Ladislaus Vesen aan de Doge van Venetie)
1462-03-04
Pietro Thomasio, Ventiaans gezant schrijft aan Venetië, vraagt om financiële steun voor de geplande veldtocht van Matthias en over het huwelijkscontract tussen Vlad en Matthias
1462-03-20
Nicolas Sagundino secretaris schrijft vanuit Buda een rapport aan de paus over de toestand in Walachije en de plannen van Matthias om Vlad te steunen
1462-03-20
Venetië aan de paus

"Wat wij gisteren aan uwe zaligheid hebben geschreven, hebben wij uit het antwoord van haar brief, die het laatst aan ons is verzonden opgemaakt dat Uwe Heiligheid het daarvoor heeft kunnen begrijpen; nu wij echter vandaag van onze secretaris, die wij reeds lang bij de koninklijke majesteit van Hongarije hebben gehouden, een brief hebben ontvangen van de vierde dag van deze (maand), tegelijk met afschriften van brieven door de voivode van Hongarije, die verscheidene gelukkige nieuwe berichten bevatten, hebben wij besloten, handelend uit de gebruikelijke broederlijke gewoonte van ons jegens Uwe Zaligheid, zo snel mogelijk aan Uwe Heiligheid dat alles te berichten, waarvan wij zeker zijn, dat het haar, vanwege haar vaderlijke genegenheid voor en gloedvolle betrokkenheid bij het heil en de belangen van de christelijke godsdienst, uiterst prettig en aangenaam zal zijn. Hetzelfde nieuws, dat door de Uwe.....* van Constantinopel zeer recentelijk aan ons is bericht hier, is van dien aard, dat wij het voor waar houden: wat onze genadige God in zijn oneindige goedertierenheid ter ondersteuning van zijn volk, opdat het niet door de trouweloze vijanden van het Kruis te gronde wordt gericht, lijkt voor te bereiden en te beschikken, moge Uwe Heiligheid uit dezelfde brief en de kopieën duidelijk opmaken. Hij moge ook begrijpen, wat de koning van Hongarije dringend vraagt, en hoezeer zijn geest er naar staat en het zijn bedoeling is zijn leger te verenigen en zich te begeven naar de lager gelegen delen van Transylvanië, opdat hij volgens het verzoek van de heer van Walachije hem hulp te verlenen, ook kan weerstaan aan de aandrang van de Turken, indien de noden en de omstandigheden van dezelfde koning en zijn rijk en welke gevaren hem makkelijk zouden kunnen overkomen aan Uwe Heiligheid zeer duidelijk mochten zijn, immers in geschrifte zijn wij nogal lang van stof geweest. Wij weten wel dat Uwe Zaligheid vanwege haar bewonderenswaardige wijsheid en begrip van alle zaken alles veel beter begrijpt, dan wij kunnen weergeven, maar hieraan toch willen wij met onze gebruikelijke oprechtheid en zeer rechtschapen houding in die zaken, die de belangen van de christelijke naam betreffen, niet voorbijgaan, dat als het ooit naar ons gevoel nodig is, de Hongaarse zaak bijstand te verlenen, dat op dit moment is. Met eerbied wijzen wij er op, dat Uwe Heiligheid het waardig moge achten, zo snel mogelijk de lotgevallen van dat rijk, maar waarlijker nog van het christelijke volk, te hulp te schieten. Het valt ons binnen, wat vaak in andere gevallen gezegd en bevorderd is, namelijk dat behalve de snelle zending naar Hongarije van een pauselijke gezant, die welkom zou zijn, ook door de Italiaanse mogendheden volgens een door Uwe Zaligheid te maken verdeelsleutel maandelijks 10.000 a 20.000 florijnen werden betaald iedere maand, waarmee in die streken 4000 ruiters om loon werden aangesteld, die op de hand waren van de koning van Hongarije tegen de Turken, opdat hij ter ere van God met krachtiger geest kon oorlogvoeren; en opdat Uwe Heiligheid weet, met welke geest wij dit ter herinnering hebben aangevoerd ofschoon, zoals welbekend is, wij in grote en zeer aanzienlijke uitgaven zijn verwikkeld, zowel voor onze zeevloot tegen de Turken, die wij veel krachtiger hebben uitgerust dan gewoonlijk, als in het versterken van onze positie op het land, met mensen en met hulpmiddelen, zijn wij toch bereid dat gedeelte van die uitgaven bij te dragen, dat gepast en fatsoenlijk zou zijn; wij houden dit voor een heilbrengend en noodzakelijk redmiddel voor het welzijn van de aangelegenheden van Hongarije en de christenen; Uwe Heiligheid is zeer wijs, en deze zaak die naar ons oordeel snelheid vereist, zal zij met andere machthebbers van Italië kunnen regelen, zoals zij beter en op nuttiger wijze heeft begrepen.
En onmiddelijk is besloten, dat aan Nicolaas Sagundinus, de secretaris een kopie van deze brief moete worden en ook een kopie van het voornoemde nieuws met de opdracht, dat hij deze met de zeer eerbiedwaardige kardinalen moet bespreken, en het genoemde nieuws ook aan anderen moet meedelen en verspreiden, ook moeite doend een antwoord van de paus op dezelfde brieven te krijgen, en dit zeer snel naar ons te sturen.

* .... in Constantinopel, er was nieuws vanwege de paus (zijn spionnen, of gezanten?) uit Constantinopel gezonden wat het nieuws uit Walachije bevestigt, vergelijk Donado da Lezze 's bericht over de paniek in de Turkse hoofdstad nadat Vlad Mahmud had verslagen.

Uit de kroniek van Dracula:


"De aanvoerder van de voorhoede van sipahi's was Mahmud Pasja, die alvast vooruit was gestuurd en de Donau overstak en in Walachije met zijn zegenrijke leger recht liet geschieden als ware de Dag des Oordeels over dat land gekomen, rijkelijk bloedvergietend met zijn vreeswekkende zwaard." "En op bevel van de Sultan reisde de vloot over de Pontus Euxinus naar de Donaumonding en een voorspoedige westenwind joeg de vloot naar haar bestemming; en toen ze de riviermond had bereikt voer ze de rivier op in de richting van Vidin. En waar de vloot er in slaagde te debarkeren, werd het vuur in de huizen gestoken en werden ze verbrand, het verwoestende vuur werd uitgestrooid over de steden en dorpen van deze verdwaalde ellendeling; toen ze in Braila aankwamen, de grootste en belangrijkste handelsstad van Walachije staken ze deze in brand; de huizen waren er grotendeels van hout".

Uit de kroniek van Dracula:


"En van de bevelhebbers van de Sultan, die aan de grens gelegen was wilde tonen hoe dapper hij was en viel Walachije binnen met 10.000 man. De Walachijer leverde strijd met hen en alle Turken die niet sneuvelden veroordeelde hij tot een bittere dood op de paal samen met hun aanvoerder."
1462-04

Uit de kroniek van Dracula:


Vlad had de zieken, vrouwen en kinderen en allen die hem niet konden steunen naar de bergen, naar Poienari en andere burchten gestuurd, naar de moerassen rond Snagov en diep in de wouden verstopt; hijzelfd nam de jonge knapen uit de dorpen met zich mee en hield zich gereed met de ogen gericht op de Donau.
De omstandigheden waren verheffend voor hem; niet langer was hij een mensenkweller uit puur waanzinnig genoegen; de heilige geest van de goede voorvaderen die gebleven waren in de strijd voor het land daalde neer op zijn stoutmoedige voorhoofd/slapen; zij straalde uit zijn enorme ogen (Iorga)

Uit de kroniek van Dracula:


De zegenrijke keizer trok in de vroege lente als een Iskender vanuit Edirne over land via Philipopoli op naar de Donau om in eigen persoon de ongehoorde daden van de hond Tzepesh te straffen en de zegebanieren ontvouwden zich en wapperden achter elkaar in de wind op weg naar het van zonde vergeven Walachije.
En zo vertrokken uit Edirne de turkse legers, de gelovige en geduldige janitsaren, de heilige legioenen van deze heidense keizer en ze verhieven de bulucitsi in de omgeving van de route die hun heer nam, de schone strijders in hun lange gewaden, jatagans en hun witvilten hoofddeksels met de verenbossen die golfden tijdens de mars; de bereden timarioten, leenmannen, die hun leen aan de Sultan betaalden door hun ruiterdienst in het leger, deze fraai uitgedoste ruiters in hun glanzende kostbare met goud versierde kledij; de akindjis, de stoutmoedigsten van alle strijders van hun ras, die hun beloning vonden met hun pijlpunten; de besjlis, die het vijfde deel van de buit in ontvangst namen en die werden geteld om te blijven om te oogsten evenveel vijanden als vijf gewone soldaten; gemliis, die als geen andere kameraad met de vaandels en speren en zwaarden konden draaien en zwaaien en ook voortreffelijke boogschutters waren; de muselmis, die het legerkamp bewaakten en versterkten; de saiali, die meevochten maar geen hoofdgeld betaalden en die meestal werden gebruikt om de wegen te verkennen en het pad te banen; salahori, de dagloners, boeren, die het zwaarste en minst aanzienlijke werk deden; de tsausjen, die de orde bewaarden door met hun ijzeren knotsen op de schouders van de weerspannigen in te slaan (Iorga)
Men zei, dat zijn leger erg groot was, volgens sommigen 15 tümen, volgens anderen zelfs 30 tümen, het zou het grootste leger zijn sinds het beleg van Byzantium door de Sultan. Men verhaalde, dat dit het best uitgeruste en best goefende en meest gedisciplineerde leger was van allemaal en dat het meer dan 200.000 man sterk was. De aarde was nauwelijks bij machte om dit leger te dragen."
Het grote en gelukbrengende leger trok door vele streken.
Ook zond de Sultan zijn galeien over de Zwarte Zee naar de Donau met het bevel naar de stad Vidin te varen. In de lente hesen de schepen de zeilen en de zuidenwind voer hen naar de monding van de Donau, terwijl 300 roeiboten de Morava afvoeren naar de Donau.
Zijn vloot telde 25 triremes en 150 andere soorten schepen.
Hij zond Mahmud pasja en Radu, de jongere broer van Dracula met een leger vooruit naar Nikopolis.

Kroniek:
1462. De oorlog van 1462
" De Turkse sultan was diep getroffen en woedend en hij trok met een enorm leger ten strijde tegen Dracula. Hij viel diens land binnen met een overweldigende macht.

En zo vertrokken uit Edirne de turkse horden, de gelovige en geduldige janitsaren, de heilige legioenen van deze heidense keizer en ze verhieven de bulucitsi in de omgeving van de route die hun heer nam, de schone strijders in hun lange gewaden, jatagans en hun witvilten hoofddeksels met de verenbossen die golfden tijdens de mars; de bereden timarioten, leenmannen, die hun leen aan de Sultan betaalden door hun ruiterdienst in het leger, deze fraai uitgedoste ruiters in hun glanzende kostbare met goud versierde kledij; de akindjis, de stoutmoedigsten van alle strijders van hun ras, die hun beloning vonden met hun pijlpunten; de besjlis, die het vijfde deel van de buit in ontvangst namen en die werden geteld om te blijven om te oogsten evenveel vijanden als vijf gewone soldaten; gemliis, die als geen andere kameraad met de vaandels en speren en zwaarden konden draaien en zwaaien en ook voortreffelijke boogschutters waren; de muselmis, die het legerkamp bewaakten en versterkten; de saiali, die meevochten maar geen hoofdgeld betaalden en die meestal werden gebruikt om de wegen te verkennen en het pad te banen; salahori, de dagloners, boeren, die het zwaarste en minst aanzienlijke werk deden; de tsausjen, die de orde bewaarden door met hun ijzeren knotsen op de schouders van de weerspannigen in te slaan (Iorga)

Item. Anno Domini 1462. Boden zijn uit Hermannstad naar Walachije gezonden en toen ze terugkeerden verhaalden zij van het jammerlijke schouwspel, dat ze daar zagen van vele dode en gespietste mensen als een groot bos, uitgezonderd degenen die hij had gebraden, gekookt en gevild. (Mogelijk waren dit gespietste Turken met Hamza)
1462-05-27
Pietro Thomasi aan Venetië
Verheven Vorst, etc, etc.
[...] Zodat zijne Vorstelijke Verhevenheid ook ophoudt de verstoringen en verdachtmakingen van die zijde en tegen de Turken vermag hij rechtzetten en gedachten hen meer datgene zij hebben gedaan ten behoeve van het verleden.
De Turken trekken via verschillende wegen naar Belgrado op, evenals ze van plan zijn naar Transsylvanië (te gaan). De Turk heeft gemaakt en geschapen en grote voorbereiding en verzameling van krijgslieden, en welke niet minder telt volgens bevestigde verklaringen dan 200.000 man, waaronder volgens zeggen zich meer dan 20.000 janitsaren bevinden, waarvan gezegd wordt dat ze tegen de Walachijse vorst optrekken, of tegen Transsylvanië, en anderen zeggen, dat hij oprukt richting Belgrado, tot op dit moment is daar geen zekerheid over, behalve drie dagen geleden door een brief van de kastelein van Severin, dat in Transsylvanië ligt vlak bij de grens met Walachije aan de koning werd bekend gemaakt, dat de Turk met een groot aantal troepen en vuurwapens uits Constantinopel is vertrokken, drie dagen na st. Joris, waaraan zich ook de Groot-Vizier toevoegde en het nieuws is, dat hij erop uit is om de Walachijer te gronde te richten en hij tegen diens bewind... Verder wordt nog in genoemde brief gezegd, dat zaterdag na St. jacob en St.Filip van de Moravarivier schepen en 30 galeien de Donau zijn opgevaren, welke allen koers zetten naar Vidin, vanwaar volgens het gerucht, dat bij deze plaats de Turk Walachije wil binnenvallen. Ook wordt er gezegd, dat de Walachijse vorst alle vrouwen en kinderen naar de bergen heeft gestuurd en hijzelf met al zij andere onderdanen ouder dan 12 jaar stellinge heeft betrokken langs de oevers van de Donau. Dit bericht heb ik tot op dit moment van geen andere zijde vernomen; wij verwonderen er ons allen over, dat we van de Walachijse prins geen bericht hebben ontvangen. Ook wordt gezegd dat de voornoemde Heer Koning, die deze landdag bijeen heeft geroepen met allen naar de Turkse grens zal oprukken. Evenwel toch voorspel ik Verhevene voor de zekerheid, Gods wonder dat terwijl de Turk komt, om als volgens op te rukken tegen de afvalligheid van de Walachijer, en vervolgens tegen genoemde koning, deze een voor alle christenen schandelijke overeenkomst afsluit, welk verdrag wordt verklaard door het geldgebrek van voornoemde koning. Maar hierover heb ik uwe Hoogverhevenheid reeds eerder in mjn andere brieven uitvoerig bericht.
Buda, XXVII mei MCCCCLXII, XX uur.
1462-05

Uit de kroniek van Dracula:


"Niet lang daarna moest Mohamed in Dacia, wat wij tegenwoordig Walachije noemen, (profectus) een ernstige vernedering slikken, als gevolg van het wisselend krijgsgeluk."
Vlad stuurt bij de nadering van het turkse leger een gezant naar Hongarije met de volgende boodschap:
"En Vlad op de hoogte gebrachte van de aankomst van de vijand stuurde een bode naar de Hongaren, die hun het volgende zei:" Heren van Hongarije, u weet heel goed dat ons land grenst aan het uwe en dat wij beiden aan de oevers van de Donau leven. Ook u bent heden naar ik denk op de hoogte dat de keizer der Turken met een groot leger in een veldtocht tegen ons oprukt.
En nadat hij in Walachije zal zijn binnengetrokken en daar alles zal hebben verwoest moet u zeker weten, dat zij het niet daarbij zullen laten, maar dat hun legers zich zeer zeker ook tegen u zullen keren en dat zij de bewoners van uw land onherstelbare schade zullen toevoegen. Nu is dan ook het ogenblik aangebroken om door uw steun aan ons uwzelf te verdedigen opdat dit leger zover mogelijk van uw land zal worden tegengehouden en dat u zich niet overschillig toont tegenover de verwoesting van ons land en tegenover het ongeluk en de ondergang van ons volk. Hij (Mehmed II) voert ook een jongere broer van onze prins met zich mee met de bedoeling om hem als prins van Walachije te installeren, de voorzienigheid verhindere het slagen van dit plan!. Tegelijkertijd met zijn vertrek op veldtocht tegen Walachije toonde hij de jongere broer van Vlad zeer grote welwillendheid, eerbewijzen en schonk hem geld en veel kostbare gewaden en hij moedigde hem aan gezanten naar de Walachen te sturen, naar die personen zelf om de gebeurtenissen een andere wending te geven. Toen het geluk hem zo plotseling toelachtte, handelde hij en stuurde zijn vertegenwoordigers volgens de bevelen van de keizer. Maar hij slaagde niet in deze voorbarige voorstellen te doen uitvoeren." Toen de Hongaren dit relaas uit de mond van de gezant vernamen werden zij overtuigd door deze woorden en besloten zij om hem te steunen en hem maximale hulp te verlenen; en een leger op de been te brengen."
Turkse inval in Walachije in 1462.

"Vlad had de zieken, vrouwen en kinderen en allen die hem niet konden steunen naar de bergen, naar Poienari en andere burchten gestuurd, naar de moerassen rond Snagov en diep in de wouden verstopt; hijzelf nam de jonge knapen uit de dorpen met zich mee en hield zich gereed met de ogen gericht op de Donau. De omstandigheden waren verheffend voor hem; niet langer was hij een mensenkweller uit puur waanzinnig genoegen; de heilige geest van de goede voorvaderen die in de strijd voor het land waren gebleven daalde neer op zijn stoutmoedige voorhoofd/slapen; zij straalde uit zijn enorme ogen. (Iorga)" Deze volgende tekst gebruiken in rede van Vlad tot zijn legers: "Weersta de Turk manmoedig, vechtend voor uw geboorteland, uw vrouw en kinderen, uw eigen huizen, kerken en begraafplaatsen en boven al voor het enige geloof van onze heer Jezus Christus, gesticht door zijn kostbaar bloed. Aarzel niet voor hem uw leven te geven en uw bloed te vergieten, voor Hem die zijn eigen bloed voor ons en onze redding niet gespaard heeft."
1462-05-27
Pietro Thomasi aan Venetië
Doorluchtige Vorst, etc., etc.
Sedert mijn vorige brief aan uwe Hoogheid, heeft de Eerwaarde heer bisschop van Varadin mij verteld namens de heer koning, dat via Srevië aan zijne majesteit is bericht, dat de Grote Turk met zijn legermacht is aangekomen in Sofia in Bulgarije.
Het verbaast zijne majesteit en alle overigens,d at van de zijde van de Walachijse prins geen bericht is ontvangen. Dit is het nieuws, zoals ik heb geschreven aan uwe Verhevenheid.
Buda, XXVII mei, 1 uur s'nachts
1462-05-28
Pietro Thomasi aan Venetië
Verheven Vorst en heer etc., etc.
Door de bijlage bij de XXVIIe welke tot dit uur werd vastgehouden om af te wachten of er verder nog ander van de Turken bekend werd; uwe heerlijkheid is geheel op de hoogte. Daarna zijn er naar de koninklijke majesteit verschillend huzaren gekomen welke van Belgrado en vanuit andere plaatsen in Servië de aankomst van de Turk in Bulgarije bevestigen en daarboven nog, dat in Servië de hoofdmacht van het leger, welk zich geheel naar de oever van de Donau uitstrekte tegen Walachije en met de rest tegen Belgrado wil oprukken. Dit bericht werd vanzoveel kanten bevestigd, dat het door elkeen als waar wordt beschouwd en door zijn invloed is de vergadering ontbonden, en hierom zijn er reeds verschillenden vertrokken en vertrekken er anderen vandaag, zeggende dat ze de zaken van hun landgoederen willen regelen, zonder acht te slan op de houding van de koning, die een houding aanneemt van bereidheid om tegen genoemde Turken ten strijde te trekken. De genoemde koning is hierdoor nogal teneergeslagen en hij heeft vanavond bevolen om 500 stambachineri naar Belgrado te sturen en geeft opdracht, dat ze voorzien worden van leeftocht en hij zegt daar persoonlijk naar toe te willen afreizen; maar of hij het doet of niet; ik kan het niet bevestigen. Het volgende wordt gezegd: toen ik de Verheven Vorst ontmoette, deze Doorluchtige Koning van Hongarije heeft een zeer groot geldgebrek, hij heeft niet de middelen om hierin verbetering te brengen en door de betalingen overgemaakt voor de kroon aan de HRR Doorluchtige keizer kan hij geen andere uitgaven meer bekostigen, waarschijnlijk volgens het oordeel van van velen, zal hij niet kunnen voorschieten en wie geen geld heeft, vermag weinig te doen.
God sta ons bij, en toch zijn er gisteren met enkele raadsheren verschillende gesprekken gehouden naar aanleiding van dit laatste nieuws over de Turken, welke zeggen dat de toestand slecht is, niet hebben aanvaard ?porto? door deze Turk in de afgelopen maanden; anderen zeggen dat indien de middelen toegezegd door de Hoge Pontifex op tijd hebben plaatsgevonden, of nog snel zouden worden uitgevoerd mogelijk nog redding zouden kunnen brengen, niet slechts van de ondergang maar van de algehele verwoesting, omdat 4000 ruiters niet zouden volstaan in deze aangelegenheid, maar die uitgaven, die over 3 tot 4 maanden worden binnenverwacht, in een keer zullen worden uitgegeven en wanneer de koninklijke majesteit genoemde lieden zal ontmoeten na ongeveer een maand, heel het koninkrijk hem zal volgen om de oorlog te voeren.

Sommigen zeggen, dat zij van de Turk kunnen krijgen de vroegere voorwaarden van zijn havens, niet ernst van versmaden met de zijnen, dat de Christenen niet weinig zorgen (Chi dice, che sel se potesse dal Turco obtenir le passate coditione da lui porte, non seria da refutarlo cumzosia, che Christiani puoco se ne curi) Deze zin nader bekijken. Vredesvoorstellen van turkse zijde?
Ik twijfel, dat dezen er niet voor enige ontsnapping ?cum? de verderfenis van alle christenen kunnen zorgen, van de noodzakelijke leiding in deze wanhopige toestand. Uwe Hoogheid moet goed begrijpen, dat zo de geringste uitvlucht niet zal kunnen geschieden, dat de Turk zich zal verheffen tot de grootste heer.
Volgens mijn uitgesproken voorspelling, zijn de geschillen met de keizer tot een goed einde gebracht.
Geeft met verschuldigde eerbied aan Uwe Hoogheid te kennen etc.
Buda, 28 mei 1462 19 uur.
1462-06
Vlad stuurt bij de nadering van het turkse leger een gezant naar Hongarije met de volgende boodschap:

"En Vlad op de hoogte gebrachte van de aankomst van de vijand stuurde een bode naar de Hongaren, die hun het volgende zei:" Heren van Hongarije, u weet heel goed dat ons land grenst aan het uwe en dat wij beiden aan de oevers van de Donau leven.
Ook u bent heden naar ik denk op de hoogte dat de keizer der Turken met een groot leger in een veldtocht tegen ons oprukt.
En nadat hij in Walachije zal zijn binnengetrokken en daar alles zal hebben verwoest moet u zeker weten, dat zij het niet daarbij zullen laten, maar dat hun legers zich zeer zeker ook tegen u zullen keren en dat zij de bewoners van uw land onherstelbare schade zullen toevoegen. Nu is dan ook het ogenblik aangebroken om door uw steun aan ons uwzelf te verdedigen opdat dit leger zover mogelijk van uw land zal worden tegengehouden en dat u zich niet overschillig toont tegenover de verwoesting van ons land en tegenover het ongeluk en de ondergang van ons volk. Hij (Mehmed II) voert ook een jongere broer van onze prins met zich mee met de bedoeling om hem als prins van Walachije te installeren, de voorzienigheid verhindere het slagen van dit plan!Tegelijkertijd met zijn vertrek op veldtocht tegen Walachije toonde hij de jongere broer van Vlad zeer grote welwillendheid, eerbewijzen en schonk hem geld en veel kostbare gewaden en hij moedigde hem aan gezantennaar de Walachen te sturen, naar die personen zelf om de gebeurtenissen een andere wending te geven.
Toen het geluk hem zo plotseling toelachtte, handelde hij en stuurde zijn vertegenwoordigers volgens de bevelen van de keizer. Maar hij slaagde niet in deze voorbarige voorstellen te doen uitvoeren."
Toen de Hongaren dit relaas uit de mond van de gezant vernamen werden zij overtuigd door deze woorden en besloten zij om hem te steunen en hem maximale hulp te verlenen; en een leger op de been te brengen."
1462-06-01

Uit de kroniek van Dracula:


"In het 3e jaar van het pontificaat van Pius II, stak deze hoogst onreine keizer ingeroepen door de vele walachijse bojaren tegen hun tiran genaamd Dracula de Donau over met 150.000 soldaten... (modrussa)

De oversteek geschiedde 's-nachts met behulp van 60 barken, waarmee 120 kannonnen werden overgezet; onder de grootst mogelijke stilte men zette voet aan wal op de linkeroever, een weinig stroomafwaarts van de plek, waarvandaan de hele dag door de pijlen en strijdkreten van de Walachen werden afgevuurd. De volgende ochtend bemerkte Vlad tot zijn genoegen dat zijn gasten eindelijk waren aangekomen en hij bereidde hen een zo warm onthaal, dat de aarde binnen een mum dicht met hun lijken was bezaaid zodat Mehmed vreesde dat al zijn lammeren zouden worden geslacht. Maar toen daarop echter de stenen kogels op hen begonnen neer te regenen- een dodelijke regen-trokken zij zich eenvoudigweg terug en de pijlenwolken, die over de Donau vlogen losten op. De sultan stak over en Vlad verdween opgeslokt door de hoge wouden (Iorga) Deze tekst integreren met die van Konstantin.

Oversteek van de Donau gezien door de ogen van Konstantin van Ostrovitza Janitsaar:

Toen wij bij Nikopolis aan de oever van de Donau waren verzameld, terwijl de Voivode Dracula met zijn leger op de andere oever verhinderde dat wij konden oversteken, sprak de Sultan tot zijn Janitsaren: Mijn geliefde hameltjes, het mijne behoort ook jullie toe en vooral mijn rijkdom. Geef mij advies, want dat komt jullie toe hoe ik mijn vijand op de andere oever zou kunnen bereiken." Ze kwamen hem tegemoet: "Gelukkige heer, laat enige schepen halen. We zullen 's-nachts onze nek riskeren om op de andere oever te landen." Daarop beval de Sultan om hen 80 grote goed toegeruste schepen, ander wapentuig, buksen, houwitzers, kartouwen en bombarden te geven. Toen het duister was gevallen, gingen wij aan boord en lieten ons snel stroomafwaarts drijven, zodat men geen stem of roeispaan kon horen.
We bereikten de andere oever ongeveer 100 passen stroomafwaarts van de plaats, waar ze waren gelegerd. We groeven ons daar in met een wal en loopgraaf, brachten het geschut in stelling en plaatsen om ons heen schilden en staken spiessen om ons heen in de grond, opdat hun ruiterij ons geen schade kon berokkenen. Daarop voeren de boten weer naar de overkant en alle Janitsaren werden naar ons overgezet.
We stelden ons in slachtorde op en trokken langzaam tegen het vijandelijk leger op met lansen, schilden en geschut.
Toen we aardig dichtbij waren gekomen hielden we stil en stelden het geschut op. Maar voor het zover was hadden zij al met hun geschut reeds 250 Janitsaren gedood. De Sultan, die van de overzijde het verloop van de gevechten volgde was erg bedroefd, dat hij ons niet met zijn leger te hulp kon komen.
En hij werd erg bang, dat men al zijn Janitsaren zou doden.
Toen wij bemerkten, dat er zoveel van de onzen sneuvelden, maakten wij ons snel klaar om te vuren en omdat wij 120 houwitzers hadden, vuurden wij verschillende salvo's achterelkaar en slaagden wij er zo in om hun hele leger te verdrijven.
Hierna bewapenden wij ons nog beter en met meer omzichtigheid.
De Sultan zond een tweede batallion voetvolk, die men azaben noemt, te vergelijken met onze infanteristen en men moest hen zo snel mogelijk overzetten.
Toen Dracula merkte, dat hij de oversteek op geen enkele manier meer kon verhinderen trok hij zich terug. De Sultan zelf stak daarop met zijn hele legermacht naar ons over en schonk ons 30.000 goudstukken, die wij onder elkaar verdeelden. Verder schonk hij alle Janitsaren, die onvrij waren de vrijheid, opdat zij hun goederen na hun dood konden nalaten aan wie zij wilden. "

"De koning van de Turken met een zeer sterk leger na het oversteken van de Donau in de streek van Walachije een aanval heeft gedaan; de heer die niet de kracht had tegen een zo grote druk en aandrang zich staand te houden, trok zich met de zijnen terug naar het toevluchtsoord an de bergen om niet in de goddeloze handen te vallen van de vijanden van het kruis... (Tommassio)"
1462-06-04/15
Walachije turkse opmars in land van verschroeide aarde honger, dorst en pest in het leger, grote hitte en droogte, ongrijpbare vijand, geen steden.

Uit de kroniek van Dracula:


"Tegen 7 juni zette het Turkse leger zich in beweging richting binnenland, door het oerwouden van Teleorman, die in deze dagen een groot uitgestrekt woud vormden. De Sultan wilde Walachije veranderen in een van de provincies van zijn rijk. Hij was eigenlijk niet van plan er een andere vorst op de troon te zetten, en hij had de mooie Radu broer van Vlad met zich meegenomen niet om hem het bevel over een leger te geven, maar vanwege de vuile begeerten van de keizer die ontbrand waren voor deze ongelukkige jongeman. Mehmed zocht overal, spiedde naar vestingen, bojarenbolwerken, de prinselijke hoven van het land met het doel om zijn kannonnen daarop te richten, de verdedigers te doden of hen in slavernij weg te voeren en hen door zijn troepen en soubasja's hun kapiteins te vervangen, net als in de steden langs de Donau, die door hen werden bestuurd, kortom een nieuwe pasjalik. Om de inwoners er toe te bewegen dit bestuur te aanvaarden had hij ten strengste verboden dat er werd geplunderd, zelfs een beetje. Maar dit land was niet zoals andere landen, die door de ongelovige keizer onder de voet waren gelopen en tegelijkertijd werden onderworpen. Hij kwam op zijn weg slechts dorpen, die in de as waren gelegd tegen, fonteinen, waaruit niemand water kon halen, de akkers vervroegd gemaaid, brandende weilanden, en aan alle kanten, voor, achter, rechts en links niets anders dan de eindeloze wilgen- en beukenbossen. En door dezen trok een geruisloze medereiziger, die de invallers niet konden vergeten, want elke keer dat er een groep werd uitgestuurd om naar proviand te zoeken of schaapskudden of rundvee op te sporen keerde deze nimmer weer, en men wist dat ze bij de medereizigers waren achtergebleven in het verborgen hart van het woud, en de vrienden van hen die verdwenen baden voor hen tot Allah, die de poorten van het paradijs opende voor hen die voor het geloof zijn gestorven.(Iorga)

"Op de route die de Turken volgden liet de heer der Walachen, drie dagmarsen in het rond geen voedsel, vee, nog het kleinste onderkomen in hun handen achter, en ook de weinigen die uitgezonden kwamen maar met weinig voedsel terug, alsof ze haastig uit angst voor hem weer waren gevlucht. Vlad zelf trok met zijn hoofdmacht door de bossen, en observeerde welke route het leger van de Sultan nam. De Walachen volgden de opmars en iedere Turk die zich van het leger verwijderde werd ter plekke door hen omgebracht.

En op de 3e dag ontwaarden de Turken de komst van vorst Vlad met zijn leger, en zo plotseling overviel de standvastige Vlad met zijn leger hen en doodde onder hen 30.000 en hun aanvoerder, en dit feit vond plaats op 17 juni (Corporis Christi). Daarna namelijk na 26 juli kwamen de Turken met een groot leger in het land van Vlad en zij trokken daar drie dagen lang en hij stelde zijn tenten op, maar in de nacht kwam Vlad met de zijnen plotseling over de Turken en doodde wel 100.000 van hen. " (William Wey)

opmars in Walachije, Vlad ontloopt een open veldslag.

"De Padisjah, de Strijder van de Islam was samen met zijn onoverwinnelijk leger, zijn tent, zijn hofhouding en zijn keuken de Donau overgestoken en het land werd verlicht door zijn aanwezigheid. De Sultan benoemde Evrenosglu-Alibey tot bevelhebber van de akindji's en zond hem erop uit om Walachije te verwoesten.
Het Turkse leger verstrooide bij haar gedurfde opmars de vonken van haar paardehoeven over het land. Het leger was als een oceaan, dat golf na golf in de verschillende delen van het land spoelde en alles wegspoelde. Geen enkel district werd onberoerd gelaten, maar verwoest en omgewoeld onder hun fonkelende hoefijzers. De bodem van Walachije werd versierd met de veelkleurige tenten. (de veelkleurige tenten bedekten als juwelen de bodem..)
En overal liet de Sultan bekend maken, dat er een nieuwe vorst in het land moest komen; een waarnaar de mensen zouden luisteren, vanwege zijn zachtgeaardheid. Men behoefde slechts in de handen van de dienaren van zijn Stralende Hoogheid de weerspanninge bey, tezamen met zijn meesters van de palen over te geven.
Vers:
Het licht van de zon straalde op die dag,
Toen het zegepralende leger onder aanvoering van de sjah overstak.
Op dezelfde wijze zette de hele hemel zich in beweging.
Het leger stormde voort als een vloedgolf uit de zee.

De drieste en hoogmoedige Walachijse prins was niet bij machte zich tegen de Sultan te verzetten en wachtte zijn komst niet af, maar verdween spoorloos en ontplooide zijn hele leger slechts in ontoegankelijke bergpassen, kloven en ravijnen en dichte bossen van het land en hij liet de vlaktes leeg en verlaten achter. De Walachen hadden bij de nadering van het turkse leger een deel van hun vrouwen en kinderen in veiligheid gebracht en hen naar de goed verdedigbare bergen bij Brashov gestuurd met al hun bezittingen. Een ander deel werd gezonden naar een kleine stad genaamd Bukarest, geheel omgeven door moerassen, waar ze een zeer veilige schuilplaats vonden.
Weer anderen vonden hun toevlucht in de bossen, die voor een niet ingezetene van dat land zeer moeilijk toegankelijk waren, want ze waren zeer dicht en begroeid met kreupelhout en boden over grote afstanden geen enkele mogelijkheid om daar binnen te dringen. In dergelijke plaatsen verstopten zij hun vrouwen en kinderen. Alle kudden werden het binnenland ingedreven naar de grenzen met Hongarije. De valleien en vlakten werden door hen in brand gestoken. De Walachen verzamelden zich en volgden hun prins Vlad, die met zijn mannen de dagen doorbracht in het kreupelhout van de dichte wouden in afwachting van de Hongaarse hulp. Toen die uitbleef trok hij zich in nog onherbergzamere streken terug en begroef zich in de aarde onwrikbaar als een paal.
Nadat de Sultan de Donau was overgestoken en wilde hij vervolgens naar de bergen en andere plaatsen trekken waar de vrouwen en kinderen en goederen verborgen waren. en gedurende zijn opmars van zeven dagen vond hij niets, geen mens, geen voedsel, geen drinkwater en geen spoor van Kaziklu-bey en diens leger. Na drie dagen kwam hij op een grote vlakte en hij zag daar alleen maar ... (zale).

Op een dag had Mahmud Pasja met zijn voorhoede zorgvuldig een rustplaats uitzocht waar de Sultan zijn kamp kon opslaan. Het is de waarheid in deze geschiedenis, dat op een dag, Mahmud Pasja een van de groot-viziers de verkenners bevel als voorbereiding voor een rustplaats gaf om de ware berichten over deze plaatsen te verzamelen. Evenzo stuurde hij soldaten en verkenners naar de Tent van de Gelukzaligheid van de Sultan.
Toen de Sultan echter met zijn zegedragende leger op deze plek aankwam kreeg hij te horen, dat er geen druppel water daar ter beschikking was om de dorst te lessen in een omtrek van zes mijlen en de zon brandde genadeloos, de hitte was zo groot, dat de maliën zacht werden (smolten) als kaarsen (was). Alle wagens en manschappen waren daar gestopt. O de hitte was zo erg, dat men op de maliënkolders van de strijders voor het geloof kebap kon braden.
In deze eindeloos brandend hete vlakte droogden de lippen van de strijders voor de Islam
Hierom werd de Sultan toen erg boos, want hij werd hierdoor gedwongen om noch een etappe verder te marcheren en hij beschuldigde zijn aanvoeders van nalatigheid. Tijdens dit incident werden de verkenners berispt en bestraft De rangen van de strijders waren gekleed in ijzeren harnassen. Ze kwelden zelfs de paarden gezeten in ..... (rinduri), zo hebben hun harnassen en kleden geschitterd. Want de paarden op hun beurt waren nerveus en hinnekten voortdurend. Kortom nadat men met duizend en een problemen en tegenslagen de volgende rustplaats had bereikt en daar de keizerlijke tent van de Zegedrager en de tenten van het leger hadden geplaatst. Men steeg echter niet af en liet de wapens niet los, want het gerucht waarde rond, dat de vijand kwam. Hoewel hij tot dan toe geen open slag had kunnen leveren met de vervloekte Voivode Dracula-oglu Kazikli verwachtte hij echter elk moment een aanval en beval zijn troepen om in slagorde te marcheren. "

Dit bovenstaande uitdunnen, verhaal over het zoeken van rustplaats reeds verderop uitgebreid.
Konstantin:
"We braken op en achtervolgenden Dracula in Walachije.
Zijn broer trok voor het leger uit. Hoewel de walachijse voivode maar over een zeer klein leger beschikte waren we toch bang voor hem en waren wij erg op onze hoede. Elke nacht plaatsten we de spiessen om ons heen, en desondanks konden we ons niet tegen hen beschermen."
Toen de Sultan merkte, dat niemand hem tegemoet kwam om strijd met hem te leveren en dat de Hongaren niet kwamen om de Walachen te steunen werd hij langzamerhand steeds achtelozer en verwaarloosde hij zijn eigen verdedigingsmaatregelen en het noodlot bepaalde, dat op een dag het kamp op een open onbeschermde plaats werd opgeslagen."
Intussen naderden de Hongaren en voegden zich bij Vlad om hem te helpen. De Turken hadden op een vlakte hun kamp opgeslagen. En toen de Hongaren waren aangekomen vatte Vlad weer moed" (Anonieme Kroniek

De sultan trof Dragula nergens aan.
Hij leidde hen in de wildernis, afwisselend in dichte wouden, en moerassen verstopt, niet alleen de mensen, het vee, maar ook nog alle nodige huisraad, zodat het Turkse leger alle voedsel en andere noodzakelijke dingen van elders moest laten aanvoeren.
En waarlijk waagde Dragula zelf een onderneming, met nogal wat ruiters in het duister, want overdag trok hij met hen op langs de hem bekende voetpaden in de wouden, waar vele Turken of fourageurs, of mannen die nogal ver van het leger waren afgedwaald onderschepte.
Soms viel hij totaal onverwacht een punt van het leger aan en doodde velen, totdat de Turken zich hergroepeerden, en hij zich dan telkens weer in de bossen terugtrok, de vijand nimmer rust en zekerheid gunnend, en niet toeliet, dat de vijand het genoegen smaakte op haar voorwaarden een veldslag te beginnen. (Bocignoli)

Bij zijn opmars stak de Sultan de steden en dorpen in brand en nam het vee, dat hij vond mee. Zijn ruiters brachten slechts weinig gevangenen mee naar zijn kamp, en bovenal zij leden veel verliezen, als een van hen zich van het kamp verwijderde.
In de laagvlakten waren de dagen brandend heet en bij het vallen van de nacht bivakkeerden de soldaten afgemat in hun tenten, zonder er nog verder aan te denken om het kamp goed te bewaken, omgeven door grote loopgraven, beschermd door palen die met ketenen waren vastgemaakt, evenmin sloten ze de kamelen, dragers van de vracht tussen deze eerste ketting en de tweede, versterkt door een in de grond vastgestoken haag van pieken op, waarachter tot aan het ochtendgloren de bewakers wacht moesten houden, de saias en mousselims. Allen gaven ze zich uitgeput over aan de goedwillendheid van God en ze sliepen slechts onder het wakend oog van de sterren, de vurige ogen van Allah, die van een ieder het getal van zijn levensdagen had bepaald. Over de geluiden van de nacht, het geritsel in de bossen maakten ze zich geen zorgen. De wachters waakten over hen en de onrustige kamelen brulden naar de maan."

"De wegen waren onuitsprekelijk moeilijk begaanbaar en een meedogenloze verzengden hitte schoot haar pijlen af uit een hemel, blauw uitgebeten van droogte, de paarden verzwakten en zakten door hun benen."
"Intussen naderden de Hongaren en voegden zich bij Vlad om hem te helpen. De Turken hadden op een vlakte hun kamp opgeslagen. Een toen de Hongaren waren aangekomen vatte Vlad weer moed (Anonieme Kroniek)".
Wij vernamen bovendien, dat toen de hongaarse koning hoorde van het geluk van deze heer Vlad hij hem geld stuurde. En deze koning te rechter tijd een derde soldaten verwierf uit de grote steden van Hongarije en zeven andere steden voor de oorlog tegen de Turkse macht. En daarop de Turken met grote vrees zich van Hongarije terugtrokken. God zij geprezen." (William Wey).
1462-06-12

Uit de kroniek van Dracula:


"Er wordt gezegd, dat Vlad persoonlijk het kamp van de sultan verkende en er spionneerde en het geheel doorwandelde om de toestand van het kamp op te nemen. Ik ben er niet van overtuigd, dat Vlad zelf zich ooit aan een dergelijk gevaar zou willen blootstellen, aangezien hij de mogelijkheid bezat om vele spionnen voor dit karwei in te zetten, maar dit verhaal is volgens mij een verzinsel om zijn onversaagdheid te illustreren. Hij naderde zelfs midden op de dag in de direkte omgeving van het kamp en observeerde de tenten van de Sultan en die van Mahmud en de bazar. Aan de rechterzijde van de keizerlijke tent, omgeven door de duizenden tenten van de janitsaren was de aziatische ruiterij gelegerd onder aanvoering van hun beglerbey, en aan de linkerzijde de beglerbey en de europese ruiterij. Deze twee legeraanvoerders, die men beglerbey's noemde heetten Mahmud en Ishak."

"....hij vervolgde hem een lange tijd door geheel Walachije en hij ontdekte en belegerde hem op een zekere berg, waar de Walachijer geholpen door de natuurlijke ligging van de plaats zich had verborgen met 24.000 van zijn mannen, die hem uit vrije wil waren gevolgd. (N.B. dit zou mogelijk de vesting Poenari kunnen zijn, waar Vlad zijn toevlucht had gezocht, zijn troepen wschl in de bergen erom heen). Toen Dracula inzag dat hij daar van honger zou omkomen of in de handen van de zeer wrede vijand zou vallen en hij beide mogelijke gebeurtenissen onwaardig voor dappere mannen beschouwde, waagde hij een daad te begaan, die het waard zou zijn om in de herinnering te blijven voortbestaan. Hij riep zijn mannen bij elkaar en hen de toestand uitleggende slaagde hij er gemakkelijk in om hen ertoe over te halen het vijandelijk kamp binnen te dringen, met het leger in twee eenheden verdeeld of om moedig in de strijd te sterven bedekt met roem en eer, of anders als het geluk hen toelachte zij zich op een buitengewone wijze op de vijand zouden wreken. Hij verzamelde daarop zijn leger en voordat hij tegen de Turken optrok sprak hij al zijn manschappen als volgt toe: "Laat een ieder die aan de dood denkt niet met mij meegaan, maar hier achterblijven." Vlad, de zoon van Dracul had namelijk het krankzinnige idee opgevat om zich van zijn vijanden te ontdoen door hun keizer midden in zijn eigen legerkamp te doden.

Cuspinianus: Droulas de aanvoerder der Daciers, door anderen Dracula genaamd met 6000 ruiters en een gelijk aantal voetsoldaten, in het holst van de nacht het turkse legerkamp kloekmoedig aanviel en hen zozeer angst inboezemde, ut nisi de aanvoerder Mahmud, de opvolger van Hali... het besluit weggetrokken is, ut non ex equo, maar elk op zijn plaats blijven en voor zijn tent proberen strijden, vermogen te vernietigen, het gehele leger sic quoque pars voor het grootste deel zou zijn neergehouwen. Overigens (ceteri) overige strijdwagens perinicitare gered werden.
"Dracula waarlijk met maar weinig maar wel uitgelezen strijders, Mohammed, de Turkse keizer die zich meester had gemaakt van Groot-Walachije en zich haastte om Klein-Walachije te bezetten, bij gelegenheid op het ogenblik van de 2e nachtwake aanviel en hen op de vlucht deed omkeren naar de Donau en hem dwong met groot bloedverlies en smaad zich terug te trekken (Petancius)"

Vgl de reeds met de tekst geintegreerde versie van Modrussa

"En zo gebruikmakende van enkele turkse krijgsgevangenen, die tijdens de schemering waren gevangen toen ze onvoorzichtig rondzwierven, drong Dracula bij het vallen van de duisternis het Turkse kamp binnen met een deel van zijn leger regelrecht naar de versterkingen. "
1462-06-14
Pietro Thomasi aan Venetië
Verheven Vorst en heer etc., etc.
Mijn laatste schrijven aan Uwe Excellentie verzonden de XXVIIste en XXVIIIste van de afgelopen maand meegegeven aan Mateo Hongaro mijn koerier en waarin onder andere is besproken de besluiten genomen door de algemene landdag van dit rijk inzake de kwestie met de keizer en op welke wijze de opgelegde voorwaarden zijn aanvaard, etc. Ook wordt er gezegd, hoe het nieuws van de Turkse legermacht verzameld in Bulgarije en de troepen die de hoofdmacht vormen in Servië zijn binnengevallen en de voorzorgsmaatregelen genomen door de Walachijse prins, die alle vrouwen en kinderen boven de 12 jaar stellingen heeft betrokken aan zijn oevers van de Donau om die te bewaken en andere soortgelijke zaken[...] Over de opmars van het Turkse leger bent u ingelicht in de laatste brief met wat er tot op dat uur aan nieuws bekend was. Daarna heeft deze Doorluchtige Heer Koning nieuws gekregen en het is zeker dat de Groot-Vizier met ongeveer 60.000 strijders, uitgekozen uit het hele leger, waaronder 25.000 janitsaren de Donau is overgestoken en Walachije is binnengetrokken, en de Walachijse prins, die met ongeveer 22.000 man stellingen had betrokken om de oever te verdedigingen kon dit leger niet tegenhouden, heeft zich moeten terugtrekken uit de uitgeruste vestingen en is met al zijn manschappen naar de bergen uitgeweken, waarheen hij reeds eerder alle vrouwen en kinderen en vele voedselvoorraden had gestuurd. De Grote Turk is persoonlijk met de rest van zijn leger in Silvanigra niet ver van Edirne en nog dagelijks groeit zijn leger aan, Toch beweren sommigen, dat hij niet zelf daar is, maar zijn zoon. Maar deze ochtend heeft de Heer Koning mij verteld, dat het zeker is, dat de Grote Turk zelf in het leger vertoeft en wil optrekken tegen Belgrado en daar zijn ook zijn 5 voivodes; de voivode van Transsylvanië heeft volgens opdracht van de koning alle edelen en het volk onder de wapenen geroepen om de Walachijse prins te hulp te komen. Bij de voornoemde koning en enkele van zijn raadsleden, die hier aanwezig zijn heersen gevoelens van grote ontzetting en twijfel, dat de Walachijse prins met de steun van Transsylvanië de strijd niet zal kunnen winnen. Omdat zijn leger uitgelezen en goed opgeleid en goed bewapend is, evenals dat van de Groot-Vizier. God alleen weet het. De koning roept onophoudelijk door middel van brieven en boodschappen alle prelaten, baronnen en edelen, die wapens kunnen dragen om zich zonder dralen te begeven naar een geschikte plek bij de Tizarivier, enkele dagreizen van Belgrado, genaamd Zegedin, waar het grootste deel van zijn legers zich moeten verzamelen, naar wij begrijpen en vervolgens de marsroute van de Turken te volgen en volgens zijn zeggen zal Zijne Majesteit misschien in 5 of 8 dagen vertrekken.
Ik heb de Doorluchtige koning vezocht om van zijn kant brieven naar Uwe Doorluchtgheid te sturen, met het verzoek om de Hoge Pontifex in kennis wilt stellen van de Turkse opmars, evenals al die andere vorsten, die niet willen of kunnen geloven in het noodlot van anderen, opdat ze toch begrijpen dat de Turk uit zijn slaap is ontwaakt. Want waarlijk Verheven Vorst, als hier niet de wonderbaarlijke hand van God ingrijpt, vrees ik voor de toekomst en zie ik naar mijn mening de zaak met zorg tegemoet en omdat het mijn inzicht is, dat niet slechts Walachije en Transsylvanië onderworpen zullen wordn, wat tweederde van dit koninkrijk omvat, maar dat daarmee nog vele anderen tenonder zullen gaan.
Buda, XIV juni 1462
P.S. zoals ik reeds i mijn andere brieven heb geschreven aan uwe doorluchtigheid, de armoede van de schatkist van dit koninkrijk is veroorzaakt door vele lasten, die erg groot zijn.
1462-06-15
Pietro Thomasi aan Venetië
Verheven Vorst en Uitmuntendste heer etc., etc.
Sedert de brieven die tot heden zijn ingesloten en achtergehouden op bevel van de koninklijke majesteit, heb ik brieven en berichten ontvangen van de Eerwaarde bisschop van Varadin, vanuit zijn plaatsen grenzend aan Walachije, van waar dit nieuws komt; de Grote Turk is in eigen persoon met de rest van zijn leger, kanonnen en alle ammunitie Walachije binnengevallen en ook dat het gerucht rondwaart, dat hij de indruk wekt tegen Belgrado op te willen trekken, Ik weet gewoon niet meer, wat ik verder kan zeggen, dan bij God om redding te bidden, opdat hij de Christenen te hulp komt, omdat ze zo groot en vreesaanjagend zijn, dat de strijdmacht van de Walachijse prins verenigd met die van Transsylvanië niet bij machte zijn die van de Turk te overwinnen.
Wij zullen uwe Doorluchtigheid van het verloop op de hoogte houden. En mocht het Gods wil zijn, dat Zijne Heiligheid, de opperste Pontifex, de benodigde maatregelen zal nemen, hoewel te vrezen is, dat deze niet op tijd zullen komen om de nood op te heffen, alleen de troost van de Heer kan ons dan nog baten.
Ik beveel mij onderdanig aan bij uwe hoogst verheven Genade
1462-06-15

Uit de kroniek van Dracula:


"Dracula verzamelde zijn gehele leger en viel de Turken 's-nachts aan en hij doodde velen van hen. Maar hij kon niet overwinnen met zijn kleine leger tegenover een strijdmacht vele malen groter dan de zijne en uiteindelijk trok Dracula zich terug..."

Uit de kroniek van Dracula:


"Doodsbang voor de nacht legde de Sultan loopgraven aan in het gebied, waar hij zijn tenten had opgeslagen en hij sloeg zijn tentenkamp tussen deze loopgraven op....." Elke nacht staken wij de spiessen om ons in de grond en desondanks konden wij ons niet tegen hen beschermen.... De walachijse prins stond echter tegen het ochtendgloren op en stelde zijn leger in slagorde op en kwam over hen heen terwijl het nog donker was. Het was tijdens een bewolkte nacht dat mannen lening als roofdieren vanuit de zwarte gewelven van het gebladerte, omhuld door vriendelijke duisternis tevoorschijn kwamen, groep na groep totdat er zo'n 10.000 waren verzameld. Het waren boeren geschoeid met eenvoudige sandalen van buffelleer, een grof zwaard aan hun zijde en zware knuppels over de schouders; noch hun schoeisel, noch hun wapens maakten het minst gerucht; de onmetelijke angst voor de gebieder- die zich onder hen bevonden de geweldige begeerte om zich te wreken op hen die waren gekomen om hun bezit te stelen en te verdelen verzegelden hun mond. En toen ze bij de buitenkant van het kamp waren aangekomen, waar de kamelen en ezels sliepen, ontdaan van hun last die ze overdag hadden gedragen doorbrak een woest geschreeuw de donkere lucht, en de maaiers begonnen zoals hun bevelen luidden een opening regelrecht naar de tent van de Sultan te snijden/hakken. Uit de aarde, uit het vreeswekkende duister, besprongen ze als grauwe menselijke wolven hun slapende prooi.(Iorga)

Hij viel toevallig het kamp aan de rechterzijde aan en stormde plotseling naar binnen. ...Want ze overvielen ons 's-nachts en doodden en vermoordden mensen, paarden en kamelen, plunderden de tenten, vermoordden enkele duizenden Turken en brachten de Sultan op deze manier zware verliezen toe....
Met minder dan 10.000 man (Volgens sommigen voerde hij niet meer dan 7000 ruiters aan) vertrok hij na de eerste wacht en hij drong 's-nachts midden in het legerkamp van de Sultan binnen, overviel de Turken en joeg hen grote angst aan, want ze geloofden, dat Vlad met een enorm vijandelijk leger was gekomen. De aanvallers doken wel op een dozijn plaatsen op, en aan de paniek voegde zich het gebrul der dieren, die losbraken uit hun omheining, kamelen en paarden vertrapten hele rangordes.
Ze waanden zich geheel verloren en waren geheel ten prooi aan hun angst en verwarring. De strijd ontvouwde zich bij toortslicht en het trompetgeschal, dat de aanval aankondigde. De troepen van Vlad stormden in een rechte lijn naar voren en cirkelden naar de tenten van de sultan en de pasja's, terwijl de van angst waanzinnige Turken elkaar begonnen te doden.
Op zijn verblijfplaats, midden in het kamp, daar waar de ziel van het leger was, het leven van het leger, schrok Mehmed wakker door de strijdkreet van de walachijse boeren, gevolgd door angstgeschreeuw, kreten van smart, het wanordelijke gestamp van de hoeven van de dieren in paniek, de luiddruchtige galop van de spahi's, die op hun rijdieren waren gesprongen en een onbekende vluchtroute hadden genomen, waar hen vaak een andere dood wachtte. Het enorme gewemel raasde met een hels kabaal in de loodzwarte nacht, waarin slechts de fakkels van Vlad, die zijn weg naar de tent van de Sultan zocht oplichtten. Voordat de maaiers van dood en wraak daar echter waren aangekomen lieten de herauten van de keizer hun bazuinen door het gehele kamp tot in de verste hoeken klinken. En de herauten van de Sultan, toen Vlad had aangevallen gingen heen en weer door het kamp en verkondigden aan de manschappen, dat niemand zich mocht verroeren ongeacht of de dood, zelfs van de hand van de Sultan hen zou treffen. Op deze wijze moedigden de omroepers hen aan, riepen hen ieder op om op zijn plaats te blijven, daar waar hij was geplaatst, hen woorden als deze toeroepend: "Moslems, wacht nog even, want u zult snel gaan zien dat verderop in het kamp, de vijand door de Sultan wordt verslagen en de straf voor zijn onbeschaamdheid tegenover de Sultan zal ontvangen." Dit riepen zij om en andere soortgelijke zaken, waarvan het belangrijkste was, dat elk op zijn post moest blijven, dat de vijand zeker zijn ondergang tegemoet ging en als ze zich verroerden, waren ze zeker verloren, want de Sultan zou hen doodden voordat ze in staat waren zich uit de voeten te maken en te ontsnappen. Het gehele kamp, voorwaar versteende op zijn plaats, zonder zich te verroeren. De legers van deze natie hadden trouwens de gewoonte om 's-nachts nimmer van hun plaats te gaan, maar roerloos op hun plek te blijven, ongeacht of er een dief het kamp binnendrong of zich iets anders voordeed. Zeker bleven de Turken, die in de greep van de angst waren onbeweeglijk, elk daar waar hij zijn tent had opgeslagen. De janitsaren vormden een haag, als een diamanten muur om Mehmed heen, zij hadden hun rijen gesloten en stonden donker en zwijgend in het rossige licht van de harstoortsen, gereed om tot op de laatste man te sneuvelen om hun grote keizer te redden.
Maar Vlad viel toen het kamp in volle galop aan en de aziatische troepen moesten de eerste aanval opvangen. Zij streden een korte tijd met hem. Hij joeg de anatolische legereenheden op de vlucht, die zich op hun beurt terugtrokken in een poging levend er vanaf te komen. De anatolische troepen en andere Turken vluchtten in paniek voor hen uit naar de muur gevormd door de Janitsaren, maar de Janitsaren stootten hen terug alsof zij de vijand waren en doodden hen om niet door hen onder de voet gelopen te worden. De vleugels van de beglerbey's sloten zich daarop voor de rijen van de janitsaren en wachtten op de aanval. De vluchtende spahi's echter werden door de nacht opgeslokt.
Maar hij met toortsen en brandende kaarsen trok daarop in goede en gediciplineerde opstelling op en stormde los op de hofhouding van de Sultan en snelde naar waar hij dacht, dat de tent van de Sultan stond.
Zij verdwaalden echter misten de tent van de Sultan en stootten op anderen tenten, namelijk die van de Groot-Vizier Mahmud Pasja en de vizier Ishak Pasja. Daar ontbrandde een felle strijd, waarin aan beide zijde vele mensen vielen en de Walachen een enorm bloedbad aanrichten onder de Turken. Ook doodden zij de kamelen, de muildieren en lastdieren. Ze vochten in gesloten rangen en leden zo geen noemenswaardige verliezen, maar als een van hen zijn plaats verliet, dan viel hij snel onder de Turkse slagen. De uren van de nacht verstreken en steeds weer opnieuw doken er nieuwe vijanden op voor de strijders, die vermoeid werden platgeslagen als een levend graanveld.
En aangezien de troepen, die om Mahmud verzameld waren zeer moedig waren, streden zij op uitzonderlijke wijze, geheel te voet. Maar de anderen in het kamp klommen op hun paarden, behalve de soldaten van het hof van de Sultan, die in slagorde rond hem stonden opgesteld. Hierop trokken de Walachen zich weer terug in het kamp en begonnen daar te moorden en te plunderen, en doodden elk, die zich toevallig op hun weg bevond.
En gedurende de gehele nacht snelde hij als de bliksem in alle richtingen en hij richtte een grote slachting aan, in zo grote mate, dat was de andere legeraanvoerder aan wie hij de rest van zijn leger had toevertrouwd net zo moedig geweest, of hadden de Turken de herhaalde bevelen van de sultan om hun garnizoenen, als gevolg van de nachtelijke strijd niet te verlaten niet opgevolgd, dan had de Walachijer ongetwijfeld de schitterendste en grootste overwinning behaald. Maar de andere aanvoerder durfde het kamp niet van de andere kant aan te vallen zoals was afgesproken en alleen om deze redenen konden de Turken met de grootste moeite hun stellingen behoeden. Maar Vlad kon zo'n enorm leger met zijn kleine troepenmacht niet verslaan.
Dracula nadat hij een ongelooflijke slachting had aangericht zonder zelf veel mannen in zulk een belangrijke slag te verliezen, hoewel er vele gewonden onder hen waren verliet het vijandelijk kamp nog voor het eerste ochtendgloren en keerde terug naar die berg, vanwaar hij was gekomen, zondar dat iemand hem durfde te achtervolgen, zo groot was de ontzetting, verwarring en angst die hij had veroorzaakt.
En toen de dag aanbrak trokken de Walachen zich weer terug, nadat ze een onnoemlijk aantal Turken hadden neergemaaid, ze bogen af en trokken plunderend en rovend door de markt van het legerkamp, en vervolgens voerde de oostenwind van de vroege morgen hen naar de wouden, waarin ze verdwenen. En in de verwarring begonnen de Turken ook elkaar te doden. Tot aan de dageraad doodden de Turken elkaar. Van hen (de Walachen) waren er slechts enkelen gesneuveld, maar ze hadden een flink aantal Turken gedood, omdat ze die in de nacht hadden overvallen. Toen de dag was aangebroken trokken de Walachen zich terug in hun bivak en gingen slapen.
Eindelijk gloorde het daglicht rood aan de hemel, als met het overschot van het vergoten bloed. Het was tijdens de dageraad, onder het onthullende licht dat de ware troepensterkte van beide partijen werd geopenbaard.
Ik vond uit door degenen, die aan deze veldslag hadden meegedaan te ondervragen, dat de sultan alle vertrouwen in de toestand had verloren en dat hij zijn legerkamp had verlaten en op schandelijke wijze was gevlucht en dat hij op die weg was voortgegaan, ware hij niet door zijn vrienden berispt en door hen teruggebracht bijna tegen zijn wil en pas tegen het ochtendgloren zag men hem weer op zijn plaats in het kamp. Teruggekeerd in het kamp nadat hij de grote verliezen geleden door de zijnen had aanschouwd .... Wie durfde aan de achtervolging te denken toen hij vol afgrijzen aanschouwde wat ze achterlieten, toen slechts de janitsaren onder de wapenen waren gebleven, in het midden van het kamp dat was bezaaid met bergen mensenlijken, echter daar keerden uit de verte de vluchtelingen bedrukt en bevreesd op hun uitgeputte paarden terug. Men verzamelde de doden en gewonden en de gevallen en gewonde dieren werden afgemaakt. Tijdens deze nacht vingen de soldaten van de Sultan een van Vlad's mannen en brachten hem naar Mahmud, die hem vroeg wie hij was en van waar hij kwam. Daarna, nadat hij hem dit alles had verteld, vroeg hij hem of hij niet wist, waar Vlad, vorst van Walachije zich op dat ogenblik schuilhield. De man antwoordde dat hij dat heel goed wist, maar uit vrees voor hem, hierover niets kon zeggen. Daarna, nadat zij herhaalden, dat ze hem zouden doden, slaagden ze er maar niet in hem uit te horen, hij op zijn beurt herhaalde steeds, dat hij gereed was te sterven op welke wijze dan ook, maar hij durfde het gevraagde niet te onthullen. Mahmud had grote bewondering voor zijn antwoord en hij zou de soldaat hebben terechtgesteld, maar zou hieraan hebben toegevoegd zegt men, met een zekere angst voor de situatie, waarin hij zich bevond, dat als deze man over een groot leger zou beschikken hij tot zeer grote macht zou kunnen komen. En men zegt dat de Sultan toen hij dit hoorde werd vervuld van schaamte. Hij had een groot deel van zijn leger verloren en durfde bijna niet meer tegen Dracula ten strijde te trekken. Voor de eerste maal werd Mehmed, de onvermoeibare krijgsman geconfronteerd door mensen, die hem verbijsterden met hun zielskracht, zwijgend en gespeend van hoogmoed. Vlad zelf in zijn legerkamp teruggekeerd onderzocht persoonlijk de mannen, die met hem waren teruggekeerd. En elk die aan de voorzijde gewond was geraakt werd door hem overladen met eerbewijzen en verhief hem tot ridder. Maar zij die hun wonden aan hun rug hadden werden op zijn bevel gespietst door hun achterdeel terwijl hij hen toevoegde: "Je bent geen man maar een vrouw."

"En toen trok hij nogmaals tegen de Turken ten strijde en hij sprak tot zijn gehele leger: "Wie van u de dood in gedachten heeft kan beter niet met mij meegaan, maar hier achterblijven". En toen de Turkse sultan dit hoorde trok hij zich in grote schaamte terug. Hij verloor onnoemelijk veel manschappen, maar hij durfde nooit meer tegen Dracula ten strijde te trekken. (russisch)

Turkse versie (samenvatting van de diverse turkse kronieken + Kritoboulos (pro-turks), spreekt van een turkse overwinning:

"De voivode Kaziklu, die de aanvoerder was van het verzet en de leider van de opstandelingen en de vijanden zag zijn oorlogstent omwaaien en zag dat zijn residentie was verwoest door een aanval van het moedige leger als door een wervelwind, maar zijn vluchtwegen waren afgesneden door de vuurdragende zwaarden. Hij zag zijn eigen toekomst duister in en omdat hij geen vooruitzichten meer had om verder te regeren, besloot hij zijn vijanden te doden in een laatste wanhopige aanval en bij deze poging het leven te verliezen en hij heeft kwam tot het onwijze besluit dat er niets anders op zat om het zegedragende leger van de Moslems aan te vallen en zelf zijn leger hierbij aan te voeren. En hij heeft zich toen ingespannen, zijn leger en zijn wapens verzamelend in de duisternis om zich als een wervelwind en een bliksem te werpen op het kamp van de luisterrijkste en machtigste keizer, de sjah van de wereld met het idee om hem 's-nachts aan te vallen. Plotseling verliet hij zijn slaapplaats in stilte sinds de zonsondergang en hij brak op tegen het ochtendgloren: met andere woorden: Daarop, in een duistere stormachtige nacht werd dit leger van nederigen onaangekondigd aan een zijde misdadig aangevallen door deze onwaardige en ingebeelde Dracula-oglu Kaziklu, die hem tot dan toe had ontweken en weigerde in een open veldslag te vechten. De hierboven genoemde ellendeling, kwam in grote ijl aangereden naar het gelukdragende leger, en heeft zich onverwacht als een nachtelijk vloedgolf erover uitgestort. Weet dat Allah de rechtvaardigen te hulp komt, want zegt niet het Koranvers, dat deze ongelovige niet weet, dat hij in botsing komt met een zee van strijders, de vervulling van zijn einde niet anders dan zijn eigen verwoesting kan zijn. Hij heeft vervolgens gepoogd deze gedachte te verwerkelijken.

Deze boosdoener viel om middernacht met grote snelheid met zijn leger ongelovigen een kant van het kamp van de lichtbrengende sjah aan als een duistere wolk op ordeloze wijze en zonder een strijdplan en zij menden hun paarden het kamp van het schitterende leger in. De geloofsstrijders van de padisjah echter, hadden de aanval verwacht en waren voorbereid. Toen zij merkten, dat de voivode Tzepesh hen 's-nachts aanviel hebben zij zich niet van hun plaats verroerd, totdat Tzepesh die naar het leger kwam geheel in hun midden was doorgedrongen. De ongelovige strijders kwamen op het keizerlijke leger af, maar het was alsof een waterdruppel de oceaan aanviel. Het leger van de ongelovigen keerde zich als dolende sterren (kometen) in de omgeving van het leger, deze hemel waar de padisjah de wereld beheerst.
Op hun weg troffen de vervloekten eerst de legers van de anatolische vleugel. Er klonk plotseling een enorm lawaai en in de rangen van de anatolische legers barstte men in tranen en smartekreten uit. De vijand had hen daar van achteren aangevallen, maar ze werden naar behoren met koranverzen verwelkomd en gedood; ze streden, maar behaalden geen zege.
De Sultan had toen hij hoorde van de aanval zijn leger bevolen terug te wijken om de vijand dieper in de gelederen te lokken en hem daardoor te verzwakken. Ze konden maar langzaam in het kamp doordringen vanwege de vele dicht op elkaar geplaatste tenten van dit overwinnende en oneindige leger en deze laag-bij-de grondse legerbende moest een omweg maken om bij de tenten van het hofleger en van de janitsaren te kunnen komen. De Sultan zocht met zijn troepen het heldere licht van de maan om zich daar met de turkse krijgslieden te verdedigen. Hij had zich goed voorbereid en bewapend en aandachtig alle noodzakelijk maatregelen genomen. De vijand verdwaalde en werd midden in het kamp omsingeld door de gelovigen en aangevallen. Ze kregen een warm onthaal; hun kelen werden gevuld met pijlen, zoals maar zelden gebeurt.
Op zijn teken hebben de anatolische legers, wiens rangen zij niet konden verbreken en de rumelische legers daarop de strijd aangevangen en heeft het islamitische leger hen gretig en geestdriftig aangevallen, toen ze in de val waren gelopen en de strijders voor het geloof riepen:" Allah is groot." Kaziklubey werd door hen verrast. Toen pas streden zij van man tot man. De strijders voor het geloof bleven standvastig op hun plaats als de sterren en riepen eenstemmig de naam van Allah, vielen met het zwaard de ongelovigen aan, die waren gekomen en velen werden ter aarde geworpen.
Er werd zoveel vijandelijk bloed vergoten, dat de zwarte hemel zich rood als een tulp kleurde,
Want de luister van de zwaarden in het nachtelijk duister deed haar vlammen alsof ze haar bloembladen had geopend.

Alle trommels roffelden en vele trompetten schalden en in alle tenten brandden de kaarsen.
"....dezen ontvingen hen niet in hun onderkomens, maar versperden hen de toegangsweg. Toen ze zegen, dat ze met al hun macht hen zouden overweldigen, als een bende ongewenste gasten, hebben ze gestreden en hen van de poort verjaagd en hebben hen niet naar de ereplaats laten binnentreden...."
De janitsaren hebben van verscheidene tenten de touwen doorgesneden met hun kromzwaarden.
Deze koorden werden de wurgkoorden voor hun kelen, en sloegen zich veranderend vangtouwen zich om de benen van de paarden. Ze konden zo niet verdergaan en konden zo hun verlangen niet in vervulling doen gaan. Toen dwalende naar het gedeelte, waar het hofleger (Kapu Halki=het leger van de poort) zich bevond zijn ze recht op de meest vereerde tent opgerukt en leverden strijd met de ruiters en de andere soldaten, die daar hun leger hadden gemaakt, volgens de wens (of maakten de hemelen) in de omgeving van de Sultan van de wereld. Geen van hen kon door hen heen dringen en ze konden de Janitsaren geen schade bezorgen.
De zwaarden versperden hen de weg, braken hun baan af.
Bij die deur hebben deze ongewenste gasten gestreden, niet zijnde ontvangen in de erezaal en werden met een berisping (reprimande) weggejaagd.
De legerbenden van deze ellendelingen in grijswitte lompen gehuld leken wel op een groep zwarte wolken.
Toen de bazuinen op het veld schalden en de trommels roffelden als een onweershemel, toen veranderde de bloedregen in een stortvloed, want de sabels flitsten als bliksemschichten. Met de hulp van Allah werden de veel beproefde levens van de turkse strijders bewaard tijdens de vele aanvallen van deze ellendige vijand.
De strijders, welke moed vatten werden geprikkeld door het bloedbad en hakten de handen van de vijanden af. Zij omcirkelden deze onwaardige bende en vielen hen van een kant met hun zwaarden aan en ze versierden de aarde met talloze ongelovigen met hun drakengezichten. En als een dodelijke regen van vuur maakten zij een haag midden op het slagveld, snelden met grote moed naar het midden en sloten van alle kanten de ongelovigen met hun zwaarden in. De troepen turkse strijders van hun zijde staken hun vurige zwaarden diep in de zwarte zielen van de aanvallers. De bergen van gevallenen, die de aarde verontreinigden, waren zo enorm, dat deze offers die ten prooi waren gevallen aan de zwaarden zelfs in deze donkere nacht konden worden waargenomen.
Maar Allah de Allerhoogste heeft hen bijgestaan
Ofschoon de vijand hen midden in de nacht aanviel
Uit zijn leger stroomden golven van bloed
Met al zijn macht streed hij met de pasja
Hij werd niettemin verslagen, hij gaf de strijd op en vertrok
In deze nacht hebben de ruiters van het Walachijse leger zich gedraaid als de horizon temidden van het leger van de Horde, deze hemel, dolende en bewegend onhoudbaar.... en dit ellendige leger werd verstrooid, en ging heen met zwarte gezichten.
Ze doodden vele paarden, kamelen, muilezels en andere dieren.
Er vond zo'n geweldige slachting plaats, dat nog niet eens de helft van de ongelovigen ontsnapten.
Het bloedbad duurde tot aan de dageraad. Ja er wordt zelfs gezegd, dat van de 60.000 slechts 1000 man ontsnapten. De voivode Kaziklu had naar vermogen gestreden en hij had geprobeerd op het slagveld te blijven, maar toen hij merkte dat hij de Sultan van de wereld niet kon bereiken, die de poolster van het Kalifaat aller tijden was, dat hij niet bij machte was verzet te blijven bieden besloot hij toch te vluchten, keerde hij zich om zijn gezicht besmeurd met het bloed van deze duizenden mannen en probeerde met duizend listen te ontsnappen uit deze afgrond. Hij slaagde er niet in de overwinning te behalen en Voivode Tzepesh zelf hoewel gewond ontsnapte echter met zijn hoofd op zijn schouders, zijn gehele leger ging teloor en hij bleef alleen over; hij vluchtte en wierp zijn eigen eer op de grond. En gedurende zijn vlucht, met vele gewonden vertrekkende uit de rangen van de gelukkige horde, snelden zij in de richting van de Ordu-Bazar in het midden van het legerkamp, waar ze dachten de weg naar de redding te vinden, waar ze stuitten op de rumelische vleugel en zo hun eigen ondergang tegemoet snelden en zij vochten met de rumelische vleugel...en in het nachtelijke duister werd tijdens hun vlucht een groot deel van hen afgeslacht en verwond door de zwaarden en strijdbijlen van deze dappere helden. Want in iedere tent waren vele kaarsen en toortsen ontstoken, en toen van elke plek de strijdkreet van de moedige strijders, die voor de strijd gereed waren weerklonk zonk deze ongelovigen de moed in de schoenen en als vogels verblind door het licht gingen ze op de vuren af in de geachte dat daar de weg naar de ontsnapping lag; allen liepen verward door elkaar heen en ze werden verstrooid. De meesten lieten hun paarden achter en bij hun vluchtpoging kwamen ze in de tenten terecht en daar wierpen ze hun wapens midden tussen de rangen der onverschrokkenen.Zodra/net/nauwelijks als ze tot elkaar zeiden: "laten we in de boot klimmen, opdat we de reddende oever bereiken", vielen ze echter meteen in de oceaan, maar als ze tot elkaar spraken: "Laten we de hoofdweg nemen, om een rustiger oord te vinden," werden ze vernietigd door de zonnestralen. Ze werden vernietigd en wel in zulk een mate, dat zelfs knapen van 10 jaar oud, leerjongens en dienaren deze ongelovigen, die twee maal zo sterk waren als zij overwonnen en konden doden. Velen werden gevangen genomen.
En zo vond deze hiervoor verantwoordelijke ellendeling met gekortwiekte vleugels en zijn ziel doorboord met de pijlen en dolken van de helden uiteindelijk een gaatje om te ontsnappen en hij kwam er door naar buiten en vluchtte gewond en half dood samen met een handjevol van zijn mannen.
Hij alleen was gekomen en bovenal hij haastte zich om te vluchten.
Voorwaar Kaziklubey ontsnapte ternauwernood tussen de tenten vandaan net voor het vangtouw om zijn strot werd geworpen, net voor de bestraffende roede op zijn hoofd terechtkwam, hij ranselde zijn paard met de zweep van de nederlaag.
Een zee van bloed bedekte alle plaatsen waarheen hij zijn paard wendde in zulk een mate, dat hij door het bloed en de zich nog bewegende(stuiptrekkende) lichamen heen moest waden.
Overal waar hij keek zag hij bloederige lijken en hij dacht, dat hij werd achtervolgd door de geesten van Akbekir, en hij ging in grote angst en vervuld van grote vrees over de weg, die hij had gekozen. Van zijn leger bleef nog geen kwart over.
In deze nacht vol boze winden, viel een deel van zijn leger ten prooi aan het scherpe ijzer en hun hoofden werden het voedsel van de zwaarden en werden daarna op de speerpunten vastgestoken; een ander deel ging ten onder in de ketenen van de draken. Omdat zij het slechte pad waren opgegaan, en het masker der vriendschap hadden gedragen, maar zich als vijanden hadden gedragen en zich zo als huichelaars hadden ontpopt. Daarom overeenkomstig het koranvers het zwaard van de oppermachtige in het midden van hun kleine aantal neerdaalde, werden zij in tweeën gehouwen. Anderen, voorwaar een zeer klein deel ontsnapte levend samen met de ridder Kaziklu en sloegen wanhopig op de vlucht. Aldus was hij ontkomen aan de zwaarst gewonden.
Het overgebleven deel van het leger een zeer kleine groep mannen, wist het hoofd te behouden en ontsnapte gewond en bijna dood aan de veldslag en trok over de wegen naar de bergen en rotsen met een verdroten ziel en de tranen in de ogen. Sommigen met de schouders vol sabelhouwen gaven de geest en hun schandelijke(eerloze) zielen namen door de wouden de vlucht naar het dal van de hel."

N.B.Mihaloglu Alibey en Yousouf, turkse legeraanvoerder achtervolgen Walachen, proberen openlijke slag uit te lokken zonder succes.

Achtervolging in de ochtend van de Walachen door Mihaloglu Alibey (Griekse versie + Iorga):

"Mihalolglu Alibey keerde deze ochtend echter terug van een plundertocht met een schamel groepje gevangenen. Enkele honderden boeren, voornamelijk vrouwen en kinderen, die echter op de slavenmarkten in de Levant een goede prijs zouden opbrengen; echter in de daaropvolgende dagen groeide dit feit uit in de verhalen als of men daarin troost zocht, dat Alibey de bandieten uit het duister had ontmoet, hen had bestreden en verslagen en vervolgens deze dapperen had meegevoerd. (iorga)"

Het verhaal liep als volgt:
Vervolgens toen het geheel daglicht was hergroeperde de Sultan de elitetroepen van zijn stadhouders en gaf Mihaloglu Ali het bevel over hen en de Sultan beval Ali Pasja met deze grote troepenmacht de Walachen met grote snelheid te achtervolgen. Mihaloglu Alibey aan het keizerlijk bevel gehoor gevend haastte zich vergezeld door zijn helden het spoor te vogen van deze voortvluchtige bende booswichten. Hij reed voort en haalde Vlad snel in toen hij diens spoor eenmaal had gevonden. Met zijn gehele strijdmacht viel hij Vlad aan. Het kwam tot een vreselijke slag en de Turken doodden 1000 Walachen en sleepten een even groot aantal levend mee als krijgsgevangenen. In de loop van ochtend keerde hij terug met zijn akindji's en vele gevangenen.
Zij hadden vele honderden van hen gedood en voerde (hun hoofden) mee op hun lansen, opnieuw werden de achtergebleven opstandigen zo hevig door hem achtervolgd, dat hij hen naar de afgronden van de hel stuurde. De emirs hebben vele slaven gemaakt, die ze vingen tijdens de veldslag.
2700of volgens sommigen 3700 ongelovige ellendige strijders werden levend meegevoerd. Dezen werden naar de Sultan in Braila (je zou eerder denken aan Tirgoviste? of is dit na de slag bij Buzau?), waar de residentie van Vlad was gevoerd en hij liet hen allen voor zijn voeten om het leven brengen; hij liet hen in twee delen snijden en zagen alsof ze gevoelloze boomstammen waren en vierendelen....en werden op de plaats van de terechtstelling op de grond gelegd en vervolgens werden deze konkelende booswichten in opdracht van de Heer van de Wereld in tweeën gehouwen en hun ingewanden werden uit hun lijf getrokken." (samenvoegen met de Turkse versie)

Turkse versie:
De sjah de veroveraar van rijken bond de strijd aan met hen, die gehuld in lompen nog waren achtergebleven in verschillende hoeken van het kampement en doodde hen. De divan vulde zich met hopen lijken.

Het stakenveld even buiten Tirgoviste:

Ziedaar wat er vervolgens gebeurde. De Sultan trok verder dieper het land in en haastte zich regelrecht naar de stad waar de prins Vlad zelf zijn residentie had. En elke nacht of elke keer als de troepen halt hielden omgaven zij het hele kamp met een palissade en hielden deze gesloten en plaatsen er grote wachtpoorten als gewoonlijk en ze gaven hun troepen bevel om dag en nacht de wapens gereed te houden. En op deze wijze vervolgden zij met gesloten rangen hun opmars in Walachije en zo kwamen zij bij de stad aan, waar prins Vlad zetelde.
Daar verwachtten ze werkelijk slag te moeten leveren, wat hen een zekere en solide overwinning zou bezorgen. Toen nam de Sultan de burcht van Tirgoviste in ogenschouw. De stad was verwoest en doods, poorten stonden open en er was niemand te zien, geen kanon stond op hen gericht, geen verdediger neen zelfs geen bewoner was er te zien en ze verbaasden zich (in tegenspraak met Chalcocondylas, die beweert dat de stad werd verdedigd: En de Walachen waren voorbereid op een belegering door de Sultan openden hun poorten en hielden zich gereed om de Sultan, die met zijn leger tegen hen oprukte persoonlijk te weerstaan). De keizer trok langs de stad en men zag niemand op de wallen, behalve de kannoniers die op zijn leger vuurden, en hij sloeg er noch zijn kamp op noch belegerde hij de stad. Maar hij vervolgde zijn opmars en hij marcheerde 27 stadia (ca. 5 km) door en een eind voorbij de burcht kwamen de tiran (de sultan)en zijn leger bij een grasvlakte ongeveer 17 stadia lang en 7 stadia breed aan, waar hij talloze staken in de grond gestoken zag, niet met ooft maar met kadavers beladen en onder hen waren boeren uit het Donaugebied, islamitische strijders daar in het midden hoog boven allen verheven op een staak was Hamza die nog immer de fluwelen vodden van zijn purperen en rode gewaden aanhad doorstoken samen met vele andere Turken, die ook op palen waren gestoken.
De lijken van ongeveer 20.000 mensen, mannen, vrouwen en kinderen hingen hier, sommigen in stukken gehakt en anderen gespietst op grote palen. Deze duizenden stonden daar in lange rijen als verslagen strijders tegen de dood.
".. Een vlakte van 17 stadien lang en 7 stadien breed. En daar stonden grote kruisen en palen, waarop mannen, vrouwen en kinderen waren vastgestoken, ongeveer 20.000 mensen waren op deze ellendige wijze omgebracht, wordt er gezegd. Welk een aanblik. Er waren ook kleine kinderen bij vastgebonden aan hun moeders, die op palen waren gestoken en de vogels hadden zich binnen in hun borstkassen genesteld. Er waren mensen bij, die reeds lang geleden waren gedood, anderen waren onlangs gespietst. Velen waren vergaan tot geraamtes." (Chalcocondylas) afmetingen zijn omgerekend 4 km x 1,5 km. Integreren in deze tekst.
Deze mensen waren door Vlad in zijn burcht om het leven gebracht: vrouwen, mannen en kinderen- niemand had hij gespaard. Er waren ook kleine kinderen bij vastgebonden aan hun moeders, vastgestoken op palen en nadat de kraaien hun met ijzeren snavels het vlees van de zwarte beenderen hadden gescheurd hadden kleinere vogels zich in hun borstkassen genesteld en tsjilpten daar even vrolijk als in groene nestjes gebouwd onder de dakgoot van een gelukkig huis.

Wat een aanblik voor de Turken en de Sultan persoonlijk. Toen de tiran dit verschrikkelijke voorteken aanschouwde en de gruwelen die Vlad daar had bedreven was hij verbijsterd over een zulke razernij en raakte hij zelfs door paniek bevangen.
En de met stomheid geslagen Sultan kon niet anders zeggen, dan dat hij een man, die zulke grote dingen voor elkaar kreeg en die op zo'n bovennatuurlijke wijze zijn macht en zijn onderdanen wist te gebruiken zijn land onmogelijk af kon nemen. Hij voegde eraan toe, dat deze man, die deze daden wist te volbrengen het waard was om nog grotere dingen te doen. En toen de overige Turken de grote hoeveelheid gespietste mensen zagen werden ze uiterst bang en ongerust. De Sultan trok verder dol van de naargeestige overpeinzingen.
"De Sultan trok verder van Tirgoviste weg. Vlad echter lag in voor hem gunstige plekken op de loer en overviel de turkse troepen en de legertros van de Sultan, plunderde en vermoordde de Turken en hun dienaren, die hen de bagage achternadroegen."
1462-06-15/30
"De rooftochten van de Walachijer in het land van de Turken waren een grote verliespost voor Moldavië, want de handelsbetrekkingen van Moldavië met de Verheven Poort over zee via Cetatea Alba (Moncastro/Akkerman) werden voor lange tijd onderbroken. Zo hier en daar vielen de vonken van Vlad op zelf de Moldavische bodem....De waanzin van Vlad onstak echter ook in het nabijgelegen Moldavië in de hinderlijke dwarsliggende jongeman, waarin niemand tot dan enig perspectief zag. Zo zou over deze onbezonnen held de bedachtzame held zo zijn eigen gedachten gehad kunnen hebben. Deze Vlad was de onrust en onbezonnenheid als een ziekte in het bloed. De dappere legeraanvoerder was echter te driest en gevaarlijk. O zeker had hij hem geholpen de troon van zijn vader te winnen. God zou hem oordelen. Vriendschap met deze man, hem met een leger vertrouwen was een ander ding. Want zelfs hij moest de macht van Christus maar zien te verwerven. Stefan riep zijn leger onder de wapenen en dreigde de bojaren die zich drukten en de boeren die hun wapens (pijl en boog en zwaard) niet in orde hadden met de doodstraf. Doch om de zijde te kiezen van zijn vroegere vriend, die hem vanaf het begin had gesteund moest hij de verliezen, die de handel van zijn land door diens acties vergeten en de verleidelijke gedachte om Kilia aan de vermoeide hand van Vlad te ontrukken opgeven (Iorga)
"Tzepesh had een oud vete met de voivode van Moldavie, deze laatste op de hoogte van de aankomst van de Sultan, beschouwde deze glorierijke aanval terecht als een buitenkans en hij haastte zich om Walachije aan te vallen en te verwoesten.
"De vorst van dit Zwarte Bogdania had eigenlijk een meningsverschil met Vlad en hij vocht met hem om de hiervolgende redenen. En hij stuurde zijn gezanten naar Sultan Mehmed, riep hem te hulp en verklaarde zich bereid aan diens zijde aan de oorlog deel te nemen. De Sultan verheugde zich in zijn voorstel en hij beval zijn eigen generaal om zich met de admiraal op de rivier te verenigen met het doel om de stad van Vlad, genaamd Kilia aan de Donaumonding te belegeren. Deze prins bracht een leger op de been in zijn land en trok naar de zijde van de keizerlijke vloot, ter hoogte van de stad Kilia om zich daar met de admiraal te verenigen.
Hij voegde zich bij de Turken en samen belegerden ze de vesting Kilia, die toentertijd aan Vlad behoorde" (Chalcocondylas)
Maar Tzepesh vernam dit en stuurde een legerafdeling (bende misdadigers) om de moldavische opmars te stuiten. Hij zond naar de grens een van zijn aanvoerders met tussen de 6000- 7000 uitgezochte krijgers om zijn land te verdedigen tegen zijn Moldavische vijand. Hij had zijn leger in tweeën verdeeld, de andere helft voerde hij zelf aan.

"Hij splitste zijn leger in tweeën, waarvan hij een deel bij zich hield en het andere deel zond hij tegen de vorst van Zwart Bogdania, aangezien deze een aanval op hem beraamde, en zij verdedigden zich omdat ze niet ongevoelig bleken te zijn voor zijn aanval op hun land. (Chalconcondylas)

"Nadat Vlad, die het leger van de Sultan onophoudelijk van nabij bestookte en zonder aarzeling iedereen doodde, die zich van de hoofdmacht verwijderde, of het een ruiter was op zoek naar buit of een infanterist zich zelf had begeven met ongeveer 6000/7000 man in de richting van Kila tegen de prins van Moldavie (Karabogdania), die zoals hij had aangekondig de burcht Kilia, die aan Vlad behoorde op dat moment belegerde.
En hij trok met zijn beste krijgslieden zo snel als hij kon op tegen de vorst van Karabogdania. Tussen deze beide machtige en moedige aanvoerders ontbrandde een zware veldslag en aan beide zijden vloeide veel bloed. En hoewel de Turken geschut ter beschikking hadden, kon de Hongaarse bezetting van Kilia terugschieten met even goede kogels, die nauwkeuriger doel troffen. De azaben op de roeiboten en korvelen, die tegen een dagelijkse soldij van 5 zilveren aspers hun moed moesten tonen werden visvoer. Toen poogde Stefan een aanval te ondernemen op de hoge muren, die ooit tegen andere vijanden door zijn grootvader Alexandru cel Bun werden gebouwd. Maar het geluk was niet met hem en Stefan raakte door een kogel aan zijn enkel gewond.

Uit de kroniek van Dracula:


"Toen was de tijd aangebroken om een rekening te vereffenen met de voivode van Moldavie. Hij werd hier met een pijl van het noodlot getroffen, waarvan de gevolgen hem steeds zouden achtervolgen. Op 22 juni niet ver van de muren van de vesting werd Stefan-Voda in de voet geschoten. Deze wond zou hij tot het einde van zijn leven dragen en zijn hele leven lang als herinnering meevoeren; hetzij dat onrechtvaardigheid gewroken wordt, hetzij dat slechts goed voorbereide zaken winst opleveren."

Kroniek Chalcocondylas:
"Deze vesting Kilia lag tegenover de oever, waar zich de zwarte ruines van het oude Kilia, dat ooit het Licostomo van de Genuezen was geweest. En bij deze plek stopte de vloot op de wateren van de Donau en vanuit de zwerm turkse korvelen en roeiboten werden plompe stenen kanonskogels afschoten. En nadat ze zich bij het leger van de Sultan hadden gevoegd sloegen zij samen het beleg om deze plaats en vielen haar dag na dag aan, maar werden steeds teruggeslagen en verloren manschappen daarbij. Kilia mocht niet verloren gaan voor Vlad, want anders zou voor zijn land de weg naar zee, waarover zoveel rijkdom zijn land binnenkwam zijn afgesneden. Toen ze geen vorderingen maakten bij hun pogingen de stad te veroveren, trok elk zich terug naar zijn eigen zijde. Daarop zette de vorst van Moldavie zich in beweging om Walachije binnen te vallen, maar hij werd tegengehouden door de troepenmacht, die door Vlad was aangewezen om het zijn land aan die zijde te verdedigen. In deze dagen was de vorst van Moldavië een grotere bedreiging voor Walachije dan de Sultan der Osmanen."
1462-06-15/30
Slag bij Buzau (volgens turkse kronieken) met Evrenos Alibey:
De volgorde van de gebeurtenissen eerst even goed op een rijtje zetten.
"Maar Dracula liet een leger van ongeveer 6000 man achter onder leiding van een bojaar en hij gaf hen opdracht om in de bossen als constante dreiging op de hielen van de Sultan te blijven en een ieder, die zich van het leger verwijderde, vluchtelingen, plunderaars, zieken en achterblijvers meteen te overvallen en te vernietigen. "

Vanuit Tirgoviste trok het Turkse leger naar Buzau en daar kwam de Ongelovige tevoorschijn en leverde strijd met hen.

"Maar toen de Sultan zich eindelijk begon terug te trekken trok dit Walachijse leger regelrecht tegen hem op en enigszins aangemoedigd door zijn aftocht meenden zij een heleboel roem en eer te verwerven en zij overvielen hem. En ze lanceerden een aanval op het kamp van de Sultan. Maar toen het nieuws hem van de wachtposten bereikte, die merkten dat de vijand hen aanviel, haastte elk met uitzondering van de hofhouding van de Sultan zich om zijn wapens op te nemen; en Mahmud gaf aan Yusuf bevel om de vijand tegemoet te gaan, Mahmud zelf bleef met zijn leger gereed tot de strijd. En Yusuf, hoewel hij met begeestering en overgave streed werd door hen verslagen en vluchtte in de richting van het kamp van de Sultan.
Maar Turakhanoglu Omar, die ook van Mahmud marsbevelen had ontvangen kwam op zijn weg Yusuf tegen, die voor de vijand wegvluchtte. Hij begon hem uit te schelden en riep hem ondermeer toe: "Ongelukkige, waarheen gaat gij. Weet je dan niet dat de Sultan te weten zal komen dat ge vlucht? Zal de Sultan u dan ook niet anders dan als een vijand beschouwen en behandelen en u onmiddelijk ter dood laten brengen als hij verneemt, dat u vlucht?" Met deze woorden moedigde hij de ander aan en hij keerde terug samen met Turakhanoglu Omar en ze wierpen zich in de strijd met de tegenstander en in deze bloedige strijd hebben zij zich bizonder onderscheiden. Na korte tijd versloegen zij de Walachen en achtervolgenden hen en roeiden hen uit, zonder iemand te sparen en zij doodden daar ongeveer 2000. Ze sneden de hoofden af en staken die op hun lansen, droegen ze mee naar hun kamp en toonden ze aan Sultan Mehmed.
En zo eindigde de twee drieste aanval van de Walachen op het leger van de Sultan. Uit angst voor de driestheid van de Walachen, die zulke gedurfde acties tegen hun waagden te ondernemen haastte het Turkse leger zich terug om de Donau beladen met oorlogsbuit wel 200.000 stuks hoornvee, paarden en schapen over te steken. En de Sultan gaf opdracht aan Mihaloglu Alibey om bij deze terugtocht de achterhoede van zijn leger te dekken.

Evrenosoglu Alibey was door de Gloriedragende Sultan tot opperbevelhebber van het leger van de Akindjis benoemd, en hij werd er op uitgestuurd om Walachije te verwoesten, want Mahmud-pasja was in de voorhoede van het leger. En Mahmud pasja was vooruitgegaan om een legerplaats te zoeken en terechtgekomen op een plek, waar nergens hoe men ook zocht water in de wijde omtrek was te vinden." "Elke dag had Mahmud Pasja met zijn voorhoede zorgvuldig eeb rustplaats uitgezocht waar de sultan zijn kamp kon opslaan. Het is de waarheid in deze geschiedenis, dat elke dag, Mahmud Pasja, de groot-vizier de verkenners beval ter voorbereiding voor een rustplaats om ware berichten over deze plaatsen te verzamelen. Evenzo stuurde hij soldaten en verkenners naar de Tent van de Gelukzaligheid, van de sultan.
Toen de sultan echter met zijn zegepralende leger op deze plek aankwam kreeg hij te horen, dat er geen druppel water daar ter beschikking was om de dorst te lessen in een omtrek van zes mijlen en de zon brandde genadeloos, de hitte was zo groot, dat de malien smolten als waskaarsen. Alle wagens en manschappen waren daar gestopt. O de hitte was zo erg, dat men op de malienkolders van de strijders voor het geloof kebap kon braden. In deze eindeloos brandend hete vlakte droogden de lippen van de strijders voor de Islam. Hierom werd de sultan toen erg boos, want hij werd hierdoor gedwongen nog een dagmars verder te marcheren en hij beschuldigde zijn aanvoerders van nalatigheid. Tijdens dit incident werden de verkenners berispt en bestraft.
De rangen van de strijders waren gekleed in ijzeren harnassen. Ze kwelden zelfs de paarden gezeten in .... (rinduri), zo hebben hun harnassen en kleden geschitterd. En op hun beurt waren de paarden nerveus en hinnikten voordturend. Kortom nadat men met duizend en een problemen en tegenslagen de volgende rustplaats had bereikt en daar de keizerlijke tent van de zegedrager en de tenten van het leger hadden geplaatst...."

"Tegelijkertijd voerde Evrenosoglu Alibey een rooftocht uit in enkel nederzettingen in de omgeving.
Ze trokken door de bergen en de bossen met de fakkel van de oorlog en hij was gezwind als de wind voortgejaagd en voortgesneld als een watervloed. En nadat hij de plaatsen in dit ongelovige land had verwoest keerde de hierboven genoemde legeraanvoerder terug naar het leger met zich meevoerend naar zijn vermogen slaven en vee van dit land.
De aanvoerder van het leger van Kaziklubey was op de hoogte van hun terugtocht en had stellingen ingenomen langs de toegangsweg waar deze strijders waren gesignaleerd. Hij had 15 vaandels onder zijn bevel.
De ongelovigen vernamen het hoefgetrappel van de ruiters en waren begerig om de vermoeide akindji's te vernietigen en kwamen te voorschijn uit de bergpassen waarin ze zich schuilhielden."

De akindji's van Evrenos vluchtten en verspreidden zich in het woud achtervolgd door de Walachen.? verschillende versies. Walachen stootten echter op voorhoede (verkenners van het leger) en zien deze aan voor de akindji's die ze reeds eerder hadden waargenomen.

Kroniek:
" -Toen de ongelukkige vijanden in hun omgeving een grote groep verkenners van het leger ontwaarden, stelden zij zich daar op en namen hun posities in, want zij geloofden dat deze de benden waren die zich in de omgeving hadden verspreid en behoorden bij de ruiters die van de rooftocht terugkeerden en zij wierpen zich op hen. Deze Turken namen de benen en de Walachen zijn achter hen aangegaan totdat ze bij het hoofdleger aankwamen en ze vielen de stellingen aan van het rumelische leger- En het islamitische leger, dat zijn dorst niet kon lessen ontwaarde deze grote bende ongelovige strijders, die hadden gezien, hoe Alibey en zijn akindji's beladen met buit zich in dit gebied voortspoeden, en zij op hun beurt zagen de sipahi's van het overwinnende leger van de zegepralende Beschermheer van de Wereld aan voor de akindji's van Alibey. Ze rukten het zwaard uit de schede en stegen op hun grote ontembare rossen en voerden in deze dorre vlakte een aanval uit op de helden van Rum (het anatolische leger). In de dichte wouden en het hoge struikgewas hadden deze ongelovigen de aankomst daar ter plaatse van de zegedragende hoofdmacht van de Sultan niet opgemerkt.
De dachten namelijk dat dit de helden waren, die vermoeid terugkeerden en wilden hen de weg afsnijden en op deze wijze vernietigen. Maar volgens het Koranvers, dat zegt, dat Allah de allerhoogste altijd de gelovigen bijstaat, toonde ook toen zich Allah's hulp zodanig dat die plaats een onverwacht oord van kwelling werd voor deze ongelovigen, namelijk omdat ze geen water konden vinden voerde Allah het overwinnende leger naar deze legioenen van de ongelovige booswichten.
Deze van hun kant dachten dat de zich verspreidende verkenners de akindji's van Evrenos bey waren en hun aanvoerder verdeelde zijn laag bij de grondse macht in 10 vendels en hij viel de rumelische vleugel aan.

Toen het bericht binnenkwam dat de vijand in aantocht was, gaf het leger niet toe aan haar verlangen om zich als een groot water te verspreiden en zo rumoer te veroorzaken, maar het Hofleger en het Anatolische leger veroerden zich niet, maar bleven gereed voor de strijd op hun posities.

Toen de gelukkigste onder de Sultans, bemerkte dat de onwaardige een eerloze ongelovigen zich op het zegepralende leger hadden gestort bleef hij, de met roem beladen Sultan op zijn zetel. temidden van zijn troepen, en straalde daar als de poolster en hij tooide zich links en rechts met zijn groot viziers en emirs en zond befaamde strijders naar de diverse stellingen en ging de vijand tegemoet.
Mahmud-pasj, die het bevel voerde over het rumelische leger kreeg opdracht van de Sultan dat de weg van deze ellendingen, die gehoorzamend aan het bevel van hun legeraanvoerders als een watervloed op hen afkwam moest worden afgesneden.
Hij van zijn kant volgde het bevel op en trok in slagorde op en begaf zich met zijn troepen in de slachting. De helden Turakhanoglu Omarbey, Evren Alibeyoglu Ahmedbey, Mihaloglu Alibey, Malkotschioglu Balibey en andere vermaarde bey's stelde Mahmudpasja op ter versterking aan zijn rechterflank, maar anderen zoals Nasukbey de stadhouder van Albanië, Uzgurdelioglu Umurbey pasja van Ianina, Mihaloglu Iskender en vele uitgelezen andere legeraanvoerders, dragers van roem heeft hij aan de linkerflank opgesteld en in het midden stelde hij als de voorhoede zijn azapi's op en zij gingen recht op dit vijandelijke leger, dat de haat met zich mee droeg af.
Toen de Walachijse troepen tegenover het leger van de islamiten stond werd het uitzicht verduisterd door de zware zwaarden van de hemelse legioenen der engelen die het leger van de gelovigen bijstonden.
Toen deze ellendige vijand uit hun schuilhoeken in de bossen tevoorschijn kwam en de wapperende versierde banieren van de roemrijke halve maan, die haar licht verspreiden ontwaarden bemerkten ze hun vergissing en begrepen zij dat het in slagorde opgestelde leger, waarop ze waren gestoten niet de troepen waren die ze meenden te achtervolgen. Ze begrepen meteen, dat ze reeds waren overwonnen.
De keizerlijke sipahi's waren elk als leeuwen besproeid met het bloed van de vijand en moedig als draken.
Zij stonden man tegen man in dit strijdperk. En de vrees nam zozeer bezit van de gemoederen van deze onwaardigen, zodat:
Geen moment konden zij de macht van de met bloed bevlekte zwaarden weerstaan.
En daar ter plekke werden hun hoofd en lichaam van elkaar gescheiden door de slagen van de zwaarden en de speren.
En zij door vrees bevangen, sloegen zij nog voor de strijd aanving op de vlucht en begonnen zo hun tocht over de weg naar de nederlaag en werden tot het voedsel van de fonkelende zwaarden en werden in de pan gehakt. De helden van het geloof achtervolgden ze en zaten hen op de hielen snel als hazewinden en verstrooiden vele van deze ellendige booswichten en stuurden hen naar de hel. Wanneer de groepen strijders van het geloof een van hen te pakken kreeg, dan slachtten deze ongelovige honden met hun bloedige zwaarden en hakten hem fijn als een augurk. Maar toen zij wegsnelden van dit slagveld, naar de door kloven doorsneden gebied om daar de reddende oever te bereiken en daar uit te rusten en hun paarden te verzorgen stond een deel van deze ruiters onverwacht oog in oog met Evrenos bey samen met zijn akindji's, die zwaar beladen waren met gevangen en een grote hoeveelheid buit. Velen waren zo zwaar beladen, dat ze van hun paarden waren afgestegen onwetend van wat zich had voorgedaan. Evrenos bey dacht dat deze ellendigen waren gekomen om met hem te strijden maakte zich op voor de strijd en de slachting en stortte zich in het strijdgewoel op hen, rekenend op de bijstand van Allah.
De akindji's rukten in slagorde op en veranderden dit slagveld in een tuin vol tulpen...de rangen van deze ongelukkigen werden uiteengejaagd, weggevaagd als kaf door een orkaan.
De benden van deze ongelovige honden, die in verschillende groepen waren uiteengevallen waren niet bij machte zich te verzetten en overwonnen vluchtten ze naar alle kanten.
De akindji's wier paarden waren als machtige leeuwen snelden deze ellendige slappelingen achterna en wierpen zich op hen, zij vingen sommigen en maakten het tot slaven, maar anderen wierpen zij op de zwarte aarde en hebben hen afgeslacht...
Zij hebben onder deze ongelovigen zoveel vernietigd, dat niet een op de tien kon ontsnappen en van deze 7000 ellendigen er nog geen 700 het er levend vanaf brachten.
Ruim 7000 in lompen geklede ongelovigen werden door het vuur van de sabels neergemaaid; anderen werden gevangen genomen en in de boeien geslagen. Toen met de steun van Allah, deze grote heilige oorlog was geeindigd, buiten het feit dat zelfs nadat de bulten van kamelen en muilezels hoog waren beladen met de hoofden van de vijanden bleven er nog genoeg koppen over zodat elke geloofsstrijder met een hoofd op zijn lans of zwaard gestoken aan de parade deelnam; hun sabels geleken op slangen met mensenkoppen. Zelfs de hemel trok een verbijsterd gelaat. Na het avondgebed werden de toortsen ontstoken en er werd een troon gebracht, waarop de overwinnende padisjah neerzat. Meer dan 1000 ongelovigen gevangenen met gezichten als draken en de duivels van Ahriman werden geketend voor de gelukdragende hofhouding van de Sultan geleid in groepen van 100. De Janitsaren en andere soldaten van het staande leger trokken plotseling hun zwaarden, die naar bloed dorstten en in een oogwenk hadden ze de gevangenen in stukken gehouwen en neergesabeld.
Dit was het ongelukkige lot van het leger, dat tegen de Moldaven had gestreden want de geloofsstrijders hebben hen allen in de pan gehakt en zij brachten vele gevangen en schedels naar de Horde.Toen deze gelukkige feestavond was geeindigd richtte de padisjah met zijn leger, dat talrijk was als de sterren aan de hemel zijn dankgebeden voor de hem betoonde weldaad naar de Almachtige Allah. En diezelfde avond heeft hij zijn bey's en zijn leger vele giften geschonken."
1462-06-28
illustratie, © Wanita Resida 2006Brief van van de Signoria aan Nicolas Sagundino, hun gezant bij de Paus.
1462, 28 juni. Hetgeen geschreven wordt aan de behoedzame Nicolaus Sagundinus, onze secretaris bij de paus, in deze vorm.
Nicolaus. Nadat op de 22e van deze wij aan jou met onze brieven hebben bericht de aankomst alhier van de aanzienlijke orator van de koninklijke majesteit van Hongarije, en wat wij aan hem geantwoord zullen hebben omtrent de bescherming van het koninkrijk Hongarije, voor welke zaken hij naar de paus vertrekt, zijn bij ons jouw brieven aangekomen van de 16e, de 18e en de 19e van dezelfde, waaruit wij onder andere het door de paus aan jou gegeven antwoord hebben begrepen van te willen bijdragen ten gunste van de aangelegenheden van Hongarije als zijn aandeel 2000 dukaten elke maand, en dat de orator van zijne zaligheid tegelijk met de orator van dezelfde koning zich op reis begaf om naar italiaanse mogendheden te gaan. Ook zijn bij ons aangekomen de brieven van de behoedzame Petrus Thomasius onze secretaris in Hongarije van de 14e en de 15e van deze maand, meldend aan ons, dat de koning van de Turken met een zeer sterk leger na het oversteken van de Donau in de streek van Walachije een aanval heeft gedaan; de heer, die niet de kracht had tegen een zo grote druk en aandrang zich staande te houden, trok zich met de zijnen terug naar het toevluchtsoord van de bergen, om niet in de goddeloze handen te vallen van de vijanden van het kruis. En aangezien dezelfde brieven met ergere en zwaardere gevaren lijken te dreigen (aan te kondigen), hebben wij besloten vanwege de omvang en het gewicht van dat nieuws een kopie van die brieven hierbij ingevouwen naar jou op te sturen, willend en jouw opdragend, dat je je er op toelegt over al het voornoemde zo spoedig mogelijk aan de paus volledige bekendheid te geven, opdat zijne zaligheid, die de vorst en vader van de christenen is, over alles, zoals passend is, meer op de hoogte raakt. En als bij de ontvangst van de tegenwoordige brieven de voornoemde en aanzienlijke orator van de zeer doorluchtige koning van Hongarije, die deze afgelopen dagen van ons is weggegaan, dat zal hebben aangeraakt (ter sprake gebracht), ofwel wanneer deze brief er eerst zal zijn, zul je met hem ook het voornoemde nieuws bespreken, en je zult hem verklaren, hoeveel je hebt gekregen van de paus die ermee tevreden is, zoals hierboven wordt gesteld, 2000 dukaten in de maand als zijn aandeel bij te dragen. En wij zijn van plan en aldus dragen wij met ons raadscollege aan je op, dat zowel tegelijk met diezelfde aanzienlijke orator alsook afzonderlijk jij er op toegespitst zult zijn naar de tegenwoordigheid van de paus toe te gaan, om er toe aan te zetten, en helemaal niets betreffende die zaken die bij zijne zaligheid zouden kunnen gebeuren over het hoofd ziend, dat nu de aangelegenheden van Hongarije en bijgevolg van de christenheid in een zo groot gevaar zijn terechtgekomen, de geldelijke gunsten zo snel mogelijk worden overgemaakt. Vermeldend in het bijzonder aan zijne zaligheid, dat wij zeer dankbaar hebben begrepen, hoeveel zijne heiligheid aan jou gezegd heeft omtrent een bijdrage als zijn aandeel van 2000 dukaten iedere maand, en dat wij 3000 dukaten in de maand hebben beloofd, die wij gereed hebben en beschikbaar stellen voor een zo heilig en noodzakelijk werk. Maar aangezien de te nemen maatregel van die gelden voor de koning van Hongarije zeer in haast verkeert (want naar het schijnt woedt er in die streken een zeer gevaarlijk vuur) en de toestand van zijn koninkrijk zodanig is, als wij er niet aan kunnen twijfelen dat zijne heiligheid zeer juist heeft begrepen, zouden wij eerbiedig kunnen aansporen en met toewijding als van een zoon zijne zaligheid overreden, dat voor enige verkoeling en als redmiddel voor die zaken zijne heiligheid onmiddelijk zijn aandeel van drie of vier maanden aan voornoemde koning zou sturen, aangezien ook wij ditzelfde voor wat ons aangeboden aandeel van plan zijn dit te doen. Wij herinneren er ook aan, dat omdat zijne heiligheid reeds aan andere machthebbers in Italië een voorbeeld heeft gesteld inzake een dergelijke bijdrage, hij niet moge opgeven diezelfde machthebbers met talrijke brieven en bodes op te wekken hun aandeel bij te dragen, en in alle gezwindheid alles te doen wat moet worden uitgevoerd, opdat niet het koninkrijk Hongarije, zoals hoogst onzeker is gedwongen wordt ofwel te gronde te gaan ofwel aan de Turken te bezwijken. Over de mate waarin nu jij uotvoering zult hebben gegeven aan het voorgaande, en over de mate waarin door de paus gehandeld wordt, zul jij door jouw aanhoudende brieven ons op de hoogte stellen.
Wij willen bovendien en dragen jou op, dat je bij de paus alle eerzame aandrang moet betrachten omtrent de uitzending van de zeer eerbiedwaardige heer de kardinaal van San Angelo zal vertrekken, wiens nadering zo vruchtbaar en nuttig zal zijn als wij niet betwijfelen dat zijne zeer wijze heiligheid veel beter dan wij begrepen heeft. Omtrent het feit van de heer Andreas Bembus voor het canonicaat van Padua willen wij, dat je verder niets aan de paus moet zeggen, want door andere brieven van ons zullen wij onze bedoeling duidelijker aan jou uiteenzetten.

1462-06-28
Aan onze omzichtige en wijze man Petrus Thomasius, onze secretaris in Hongarije.

Peter. Ons zijn overgebracht jouw brieven van de 14e en de 15e van de tegenwoordige maand, waaruit we hebben begrepen wat je hebt gedaan bij de koninklijke doorluchtigheid van Hongarije ter uitvoering van onze opdrachten, alsmede de nieuwe en overige zich voordoende zaken. Jouw verstandigheid en zorgvuldigheid lovend, antwoorden wij jou met onze raad van rogatores, dat het ons ten volle heeft behaagd, dat de majesteit van de koning, zoals je schrijft, op de 15e van deze zijn bode gezonden heeft om naar de bestuurders van Zadar te gaan om die 3000 Hongaarse florijnen aan te nemen, waarover wij bij onze vorige brieven aan je hebben geschreven. Want vanwege de grootte van onze genegenheid jegens zijne verhevenheid en alle belangen van zijn koninkrijk, zijn wij altijd verlangend in alles aan hem te kunnen voldoen. En vandaar is het dat, volhardend in dat voornemen van onz, wij ook hebben gestuurd op de voorafgaande dagen naar Zadar bovenop de voornoemde 3000 nog eens 4000 Hongaarse florijnen met het bevel, dat die bestuurders van ons ze op gelijke wijze zouden overbrengen aan de bode van de voornoemde zeer doorluchtige koning: en wij hebben je weliswaar geschreven over de zending van die 4000 florijnen, en wij hebben naar jouw handen de tegenzegel van twee ingesneden grasseti? gezonden, opdat ze door de koninklijke majesteit overgeven zouden worden aan de bode, die zich op weg zou begeven om het genoemde geld in ontvangst te nemen, zoals staat in die brieven gegeven de 12e van deze, die wij niet twijfelen, dat je ontvangen hebt: toch raden we je aan, dat je ter versnelling van de tijd, boven het voornoemd bevel aan de bestuurders van Zadar ook aan hen zult toevoegen dat als de eerste koninklijke bode, boodschapper van 3000 florijnen, ook die 4000 florijnen wil wegbrengen, die wij niet twijfelen, dat ze in Zadar zijn aangekomen voor de zending van de genoemde eerste bode, diezelfde bestuurders van ons ook aan hem diezelfde 4000 florijnen beschikbaar stellen tegelijk met de 3000 die naar de voormoemde koninklijke majesteit toegebracht moeten worde, niettegenstaande dat aan hen niet de contrasigna getoond zullen zijn van hetzelfde geld die naar jou zijn verzonden, zoals teveoren is gezegd, en wij bevelen aan diezelfde bestuurders, dat als het nodig mocht zijn, zij zorgen voor een goede escorte tot aan de grenzen van Hongarije voor de voornoemde bode, die als hij alle genoemde gelden bij zich gedragen zal hebben, benequidem?, zoniet echter, dan twijfelen wij niet dat de tweede bode van de koninklijke majesteit met onze contrasigna diezelfde 4000 florijnen zal hebben, boven die gelden sturen wij ook nog onmiddelijk nog eens 3000 Hongaarse florijnen naar Zadar, die een aanvulling zijn van 10.000 florijnen voor de ontvangst waarvan door de koninklijke bode jij zult zien het hierbij ingesloten contrasignum van een ingesneden grosse waarvan wij het andere deel volgens gewoonte naar de bestuurders van Zadar zenden. Je zult dus zo snel mogelijk bij de tegenwoordigheid van de zeer doorluchtige koning zijn, om de voroafgaande zaken aan hem duidelijk te maken, opdat hij bodes kan zenden voor die gelden, en je zult in zeer ruime bewoordingen aan zijne majestiet verklaren, dat wij tot onze spijt het nieuws hebben geloofd, dat je aan ons hebt duidelijk gemaakt over het orukken van de Turken, Hoezeer wij hem genegen zijn, en wij alle glorie van hem en de voordelen van zijn toestand begeren, en dat wij helemaal niets veronachtzaamd hebben nog veronachtzamen opdat de paus en de andere machthebbers van Italië zonder dralen hun gunsten bewijzen als hun aandeel van 1200 dukaten in de maand aan zijne doorluchtigheid, zoals wij hebben gezegd aan de vornaame maarschalk en zijn woordvoerder, die deze dagen, zoals wij ook aan je hebben geschreven, door ons gestuurd, naar de paus is vertrokken, opdat hij bij onze secretaris, die wij daar hebben aandringt op een snelle uitvoering van die dingen, die hieromtrent moeten gebeuren; na de terugkeer van deze koninklijke woordvoerder van ons vandaan nu, hebben wij een brief gehad van voornoemde secretaris, waarin hij ons verzekert, dat de paus gezegd heeft aan hem te willen bijdragen elke maand 2000 dukaten. En dat de eerste koninklijke woordvoerder met de woordvoerder van de paus vertrokken waren naar andere machthebbers van Italië om deze zaak te voltooien. Wij nu hebben onverwijld aan diezelfde secretaris teruggeschreven, dat hij er zich samen met de woordvoerder van de koninklijke majesteit, die nu laatstelijk zich daarheen begeven heeft, op toelegr met alle middelen een zeer snelle uitvoering aan dit feit te geven, en dat hij meteen op grond van de noden en gevaren van het koninkrijk Hongarije naar de koninklijke majesteit zijn aandeel van drie of vier maanden stuurt, aanbiedend dat ook wij ditzelfde doen voor wat ons aandeel betreft. En tenslotte laten wij niets onbeproefd, opdat wij de zeer doorluchtige koning op alle manieren tot hulp en steun kunnen zijn. Je zult dus van onze kant zijne majesteit aansporen, opdat hij overeenkomstig zijn gebruikelijke wijsheid en kracht zich vol goede moed en sterkte houdt ter ere van onze hoogste God en de voortdurende en eeuwige glorie van zijne verhevenheid en van heel zijn rijk; aangezien bij de gratie Gods deze zaken zich van goed naar beter zullen ontwikkelen. En wij zullen over hoeveel wij voortdurend zullen hebben, zijne majesteit zekerheid verschaffen; hoe dringend zul jij vragen, dat hij het feit van het geld dat door ons wordt gezonden, bij zci in het diepste geheim wil houden, met het oog op meerdere zaken van waarde. Toevoegend aan zijne doorluchtigheid, dat hij [als] door het effect [moge] begrijpen, dat wij voor hem in alle mogelijke zaken ons niet onbetuigd zullen laten, wij zullen zorgen voor nog eens 7000 florijnen, die snel naar Zadar gezonden moeten worden, op gelijke wijze naar de berekening van ons aandeel, opdat zoals wij door andere [brieven] aan jou schrijven, zijne majesteit de zijne daarvoor kan sturen.
Het heeft ons ten volle behaagd te begrijpen, dat zoals je schrijft je de zeer doorluchtige koning naar Szeged zult volgen, tegen een dag aan de zijde van zijne majesteit en zijn leger blijvend; en zo willen wij, dat je door aanhoudende brieven van jou een zorgvuldig bericht van de gebeurtenissen aan ons zult geven, zo, dat we tenminste elke tien dagen een brief van je hebben, zoals we ten zeerste verlangen, en je zult geen acht slaan op de kosten van de post, aangezien we daaraan met ruime hand tegemoet zullen komen. De parte 148, de non 8, non sincere 2.
Wij willen bovendien, dat je aan de voornoemde zeer doorluchtige koning moet zeggen, dat wij bij de paus alle mogelijke aandrang uitoefenen omtrent de snelle uitzending van de zeer eerbiedwaardige heer de kardinaal van San Angelo, die zijne heiligheid op ons aanraden heeft besloten als afgezant naar Hongarije en naar dezelfde zeer doorluchtige koning te zenden.
1462-06-15/30

Uit de kroniek van Dracula:


"Zonder ook maar iets van zijn gestelde doel te hebben bereikt moest de Sultan in kommervolle omstandigheden aan de terugtocht beginnen, zijn leger teneergeslagen en uitgeput, gefolterd door de droogte, verzwakt door het slechte en ontoerijkende voedsel. De hongerige paarden moesten aan de teugel worden meegevoerd. In deze heetste zomer sinds mensenheugenis waaide een pestwind over de eindeloze aantallen op de wegen bezaaid met de rottende doden/gevallenen." (Iorga)

"Derhalve Mahumed rusteloos heen en weer trok en hij kon de bevoorrading niet veilig stellen, en hij het niet wilde wagen Dragula, die zich met de zijnen in de wouden goed verscholen hield aan te vallen uit angst veel van zijn mannen te verliezen, zonder buit, zonder overwinning, gedwongen werd om zoals hij was gekomen haastig rechtsomkeert te maken. (Bocignoli)....en vernemend dat de Hongaren versterkingen naar Dracula stuurden haastte hij zich terug te keren naar vanwaar hij was gekomen en stak hij de Donau over op die plek waar de rivier haar loop naar het noorden richt" (Modrussa)(N.B. dat zou bij Silistra zijn)

Slag bij een rivier (Buzau)"En de Sultan vluchtte en kwam met ongeveer 20.000 ruiters bij een rivier, waar deze Turken die bij hem waren water dronken om zich te vertroosten spraken de Turken tegen elkaar zeiden: "Laten wij ons versterken met hartstochtelijke krijgshaftige mannen en wij zullen terugkeren naar onze tegenstanders, waarvoor wij dan sterk genoeg zullen zijn; en ons voorbereiden op onze goede vereniging en legden zij hun wapens neer, in het geloof dat niets op hen zou neerkomen; wij komen met alle mogelijke snelheid en plotseling over hen en wij doden hen.
Vlad die inschatte hoe de Turken op dergelijke wijze zouden handelen, achtervolgde de Turken en overviel hen, en doodde van hen 20.000 en zo vluchtten de Turken op de afmars. (Wey)
1462-06-30

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


"Zijne majesteit de Padisjah verjoeg de voivode Kaziklu, de aanstichter van de samenzwering uit diens land Walachije En zo kwam Walachije weer onder het gezag van de Padisjah, die regeert tot de uiteinden van de wereld. De ridders van de Islam verheugden zich in rijke buit. De verslagen ellendeling Kapuluk had een jongere broer, die al vele jaren aan het gelukbrengende keizerlijke hof in het gezelschap van de grootmoedige Sultan verkeerde en hem trouw en nederig diende. Tijdens deze zegevierende veldtocht hield de Sultan deze schone jongeling steeds in zijn nabijheid, jazelfs in zijn tent. De Sultan liet Dracula's jongere broer roepen. Twee van de hoogste heren uit de raad van de Sultan, de ene genaamd Mahmud Pasja en de andere genaamd Ishak Pasja gingen Radu tegemoet, namen hem tussen hun in en leidden hem naar de Sultan, die op zijn troon zat.
Toen hij voor hem verscheen verhief de Sultan zich, pakte zijn hand en liet hem aan zijn rechterhand plaats nemen op een tweede iets lager geplaatste zetel. Daarop gebood hij om turkooise goudbrokaat te brengen en hem daarin te kleden en om een rood vaandel met de gouden spits te halen. Die overhandigde hij hem.
De Sultan wees Dracula-oglu Radu met veel eerbewijzen het bestuur over Walachije toe en benoemde hem tot Voivode van Walachije, gaf hem troepen en markgraven als strijdmakkers. Radu beloofde plechtig trouw aan de Sultan, die hem volgens gebruik, de gouden kroon, het vaandel met een gouden spits, een zwaard en sjerp overhandigde en hij diende trouw en toegewijd met roem de Poort der Gelukzaligheid en op deze wijze bereikte hij zijn doel en ging zijn wens in vervulling. Hij trok zijn land binnen met vaandel en trom, met ruiterij, 4000 paarden en dienaren en geld en tenten, zoals het een vorst betaamt. Toen de raja's vernamen, dat het land aan hem was geschonken erkenden ze zijn gezag en luisterden naar zijn bevelen."
1462-07

Bocignoli:
Nadat de Walachen zo bevrijd waren van hun angst voor de vijand, en niet denkende aan al het goede, dat zij nog van Dragula zouden kunnen hebben, begonnen hun leiders samen te spannen en zich te beraden om Dracula te doden, zich aan de krijgsdienst te onttrekken, de Turken uitbundig te prijzen en de daden van Dragula te kleineren, en zij voorspelden dat de overwinning in de toekomst verderfelijker voor de overwinnaars kan zijn, dan voor de overwonnenen, want men kan het zich niet veroorloven de Turken tot vijanden te hebben, dat er daarom een bondgenootschap met hen gesloten moest worden en ze stelden voor om te besluiten tot het betalen van het tribuut. Daarentegen trachtte Dragula hen te overtuigen, om niet om vrede bij de verslagenen te verzoeken, maar zich met eigen wapenen te verdedigen, hij spande zich in om hen te overtuigen in vrijheid te leven, en dat zolang hij leefde hij niet zal toestaan, dat de Turken aan de Walachen het tribuut zullen voorschrijven. En omdat hij in deze mening volhardde hebben de heren hem door middel van listen en lagen ten val gebracht opdat ze in zijn plaats een ander konden verkiezen. En in dat jaar werd de vrede van de Turken gekocht door een tribuut van 12.000 guldens te betalen.

William Wey: strijd tussen Vlad en Radu.

Toen daarop de heer Vlad door tussenkomst van vrienden in het paleis van de Turk hoorde (van de plannen van Radu) kwam het overeen met zekere heren, waarin hij veel vertrouwen stelde om tot een openlijke ruzie en breuk te geraken in aanwezigheid van de heren van zijn land, en in woede geraakt over hen een groot leger te verzamelen alsof hij tegen hen ten strijde zou trekken. Toen daarna de broer die bij de Turken verbleef vernam, hoe deze heren voorbereidingen troffen om met zijn broer te vechten, verzocht hij de Turk om wanneer deze heren optrokken hem op hen tegemoet te sturen en te groeten en deze heren lieten hem met zijn Turken vooruitgaan, zodat hij terecht kwam midden tussen het leger van zijn broer en dat van die heren. En het geschiedde aldus, dat ze van beide kanten met de Turken vochten, die in het midden gevangen zaten en ze brachten meer dan een kwart van de 30.000 Turken om. En genoemde Vlad ving zijn broer en stak hem een paal in zijn fondament en deed deze paal zover naar binnen steken tot aan zijn strot, en daarna zette hij deze paal, waarop het lichaam van zijn broer was vastgestoken in de grond tegenover de Turkse gezanten.
1462-07-17

Uit de turkse kroniek van Dracula:


"Zijne majesteit de Padisjah verjoeg de voivode Kaziklu, de aanstichter van de samenzwering uit diens land Walachije En zo kwam Walachije weer onder het gezag van de Padisjah, die regeert tot de uiteinden van de wereld. De ridders van de Islam verheugden zich in rijke buit. Door zijn wraakgericht heeft de Sultan het land bedwongen en onderworpen. Deze sultan van de vijanden en de khan van de tegenstrevers heeft beeindigd en vervuld zijn wraakbevelen gericht tegen deze vijanden, de dragers van het boze en de hoofden van de opstandelingen uit het district Walachije zijn toen verbrand geworden in het vuur van de nederlaag in deze dappere tijden en pas toen dit werk was beeindigd keerde hij terug van deze veldtocht.
De sjah ging naar Braila waar hij het Bairam vierde en daarna vertrok hij en ging weer naar de Keizerlijke Poort terug. Nadat hij uit Walachije alles wat hij begeerde had meegesleept stak de met geluk beladen Sultan de Donau weer over en keerde dankzij de wil van Allah terug naar zijn troon en hoofdstad Edirne samen met zijn hoogwaardigheidsbekleders en zijn gevolg. En Edirne vulde zich met talloze slaven en de dienaren en het lagere volk verblijdden zich. Het roemrijke leger, dat rijke buit meevoerde had zich in feestelijke uitrusting uitgedost en iedere zegenrijke soldaat keerde naar zijn woonplaats terug. De Sultan, de Veroveraar der Werelden bracht een enorme hoeveelheid buit, gevangenen en vee mee, dat hij onder zijn leger verdeelde. Hij bereikte zijn hoofdstad in de herfst en na een korte tijd ontsloeg hij zijn zegevierende leger van zijn verplichtingen. Deze alom bekende oorlog vond plaats in de loop van het jaar 866 van de Hegira".

William Wey, Doukas, Chalcocondylas:
"En de tiran trok zich oneervol en vernederd terug naar Adrianopolis. En hij stuurde zijn afgevaardigden vooruit naar zijn hoofdstad, genaamd Adrianopoli, opdat geen van de inwoners zouden mopperen bij zijn aankomst tegen hem over de dood van hun ouder, echtgenoot en andere verwanten, en om het geklaag te kalmeren en te ontwijken trok hij de stad in de nacht binnen met een omvangrijk leger, in slechte staat en wanorde, zonder enig uiterlijk vertoon van overwinning en dat het grootste deel van dit genoemde leger, dat was aangevoerd via de Grote Zee (Zwarte Zee) te voet was aangekomen, als gevolg van een groot gebrek en ontbreken van mondvoorraad en drinkwater en zijn gehele macht aan paarden door honger en dorst is gekrepeerd, en die paarden, die het hadden overleefd werden aan de hand meegevoerd, met grote moeite, ?in modo? welke die goemde sultan wegens gebrek aan paarden niet snel over het land vooruit kon komen.
Maar desondanks kon hij niet verhinderen, dat zij over hen weeklaagden en kon hij niet hopen het schreeuwende volk tot rust te brengen, maar ging door naar Constantinopel en de deed relaas aan de zijnen in zijn paleis over hoe slecht het hem was vergaan tegen de vorst Vlad.
Daar aangekomen deden zijn legeraanvoerders verslag van de felle gevechten die in Walachije hadden plaatsgevonden en hoeveel Turken daar waren gesneuveld en ze waren van mening, dat men de gehele zaak nog eens goed moest bestuderen. Hierop antwoordde Sultan Mehmed: "Zolang de Walachen Kilia en het walachijse Belgrado (Moncastro) bezitten en de Hongaren het servische Belgrado in handen hebben zullen wij hen niet kunnen overwinnen." (Chalcocondylas)

....In Edirne werd gezegd, dat de Sultan gegaan over de lange weg door Walachije met zich meevoerende een jongere broer van de walachijse heer. En een zekere plaats naderend, waar de troepen van de Walachen waren teruggetrokken, in een zekere paalvesting, hij op een nacht door de troepen van de Walachen werd aangevallen. En aan de zijde waar de Groot-Vizier zijn kamp had opgeslagen in de Turkse legerbazaar, zijn 30.000 azaben en andere lieden gedood, bij elkaar een getal van 50.000 Turken, op zodanige wijze, dat deze genoemde Turkse Sultan inziende dat hij op geen enkele wijze die genoemde vorst van Walachije kon kwetsen, omdat die zich had teruggetrokken in plaatsen, zwaar beveiligd met palissaden en vrezende de troepen van de Hongaren, die verwacht werden de Walachen te hulp te komen, terugkeerde naar de Zwarte Zee en met groot tekort aan levensmiddelen voor zijn leger en zijn paarden in zeer slechte toestand en wanorde te Edirne terugkeerde, zo is gezegd..."

"...Zijnde binnengetrokken deze genoemde Sultan in Walachije, vond hij het land er woest en ledig, verlaten van vee en mensen en elk soort voedsel; en allen hadden zich teruggetrokken in de bergen en beschutte plaatsen, derhalve de opmars der Turken onder veel aanvallen en voorhoede- en afleidingsgevechten van de zijde van Dracula: ze konden zich niet afdoende beveiligen, want de Walachen brachten hen 's-nachts niet alleen grote schade toe, terwijl deze niet meer dan 200 man telden. Op het moment dat de Turken de bergen waren genaderd, deze genoemde Dracula met ongeveer 30.000 man het kamp wel 2 keer aanviel en er grote verwoestingen aanrichtte en indien de sultan de 2e keer niet voorzichtig was geweest, die zeker heel erg bang was geworden, ?ma trovandolo provisto?, ofschoon zijn moed (aanvalslust, gemoedstoestand) aan de ?mani?, niettemin kon hij hem niet veel schade toebrengen, omdat het hele kamp afgesloten en verschanst was, rondom met karren en kamelen, enkele Turken die zich buiten waagden konden geen weerstand bieden aan deze vijadn, en aldus werd gevochten van 4 uur 's-nachts tot aan de dageraad, toen de Walachen hun posities opgaven en er vandoor gingen; vanwege ene Alibey, legeraanvoerder van genoemde Grote Turk, die terugkeerde van plunderen en ongeveer 1500 man had, welke in Walachije eerste hadden gespioneerd en gegidst, waar ze naar toe waren gevlucht en de vrouwen en kinderen alleen verbleven en welke Aly met circa 80.000 man stootte op een groep Walachen te voet, trouwens doodmoe en uitgeput, werden deels door hem meegevoerd en voor de rest grotendeels in mootjes gehakt, ?che da volunta cadauna se parti? en van de Walachen sneuvelden er ongeveer 5000 en van de Turken ongeveer 15.000, welk feit toen de Grote Turk dit gewaar werd, hij onmiddelijk zijn kamp opbrak en rechtsomkeert maakte naar de rivier en op de XIe van deze maand aankam in Adrianopol, maar in de buurt van de grens met Walachije liet hij het broertje van Dracuglia achter met andere vendels Turken om te proberen de gezinning van de Walachen te veranderen, opdat zij Dracuglia in de steek zouden laten of op een of andere manier met hen tot overeenstemmimg te komen. Ook wordt er beweerd, dat er ongeveer 4000 Turken waren gevangen genomen en op palen waren gezet. De Zwarte Zee armada van de Sultan, kwamen samen met de heer van Klein Walachije strijden bij het kasteel van Licostomo, maar keerde onverrichterzake na een vergeefs beleg van ongeveer 8 dagen, integendeel een zeer groot aantal azaben bleef dood achter en bedekt met schande zijn ze teruggekeerd en allen verkeren gemeenzaam in een slechte conditie..."

Relaas van een gevluchte albanese slaaf: "...verteld hoe de sultan 8 dagen voor de vlucht van de genoemde slaaf is aangekomen in Edirne, met een omvangrijk leger, in slechte staat en wanorde, zonder enig uiterlijk vertoon van overwinning en dat het grootste deel van dit genoemde leger, dat was aangevoerd via de Grote Zee (Zwarte Zee) te voet was aangekomen, als gevolg van een groot gebrek en ontbreken van mondvoorraad en drinkwater en zijn gehele macht aan paarden door honger en dorst is gekrepeerd, en die paarden, die het hadden overleefd werden aan de hand meegevoerd, met grote moeite, ?in modo? welke die goemde sultan wegens gebrek aan paarden niet snel over het land vooruit kon komen.
In Edirne werd gezegd, dat de Sultan gegaan over de lange weg door Walachije met zich meevoerende een jongere broer van de walachijse heer. En een zekere plaats naderend, waar de troepen van de Walachen waren teruggetrokken, in een zekere paalvesting, hij op een nacht door de troepen van de Walachen werd aangevallen. En aan de zijde waar de Groot-Vizier zijn kamp had opgeslagen in de Turkse legerbazaar, zijn 30.000 azaben en andere lieden gedood, bij elkaar een getal van 50.000 Turken, op zodanige wijze, dat deze genoemde Turkse Sultan inziende dat hij op geen enkele wijze die genoemde vorst van Walachije kon kwetsen, omdat die zich had teruggetrokken in plaatsen, zwaar beveiligd met palissaden en vrezende de troepen van de Hongaren, die verwacht werden de Walachen te hulp te komen, terugkeerde naar de Zwarte Zee en met groot tekort aan levensmiddelen voor zijn leger en zijn paarden in zeer slechte toestand en wanorde te Edirne terugkeerde, zo is gezegd..."
1462-07-18
De Venetiaanse gezanten Nicolas Sagundino in Rome als Pietro Thomassio in Buda, schrijven over de geldbedragen die aan de Hongaren zijn geschonken om de strijd tegen de Turken te betalen.
1462-07-19
Venetië schrijft aan Pietro Thomassio
1462, op de dag van 19 juli.
Aan de omzichtige man Petris Thomasius, onze secretaris in Hongarije.
Wij hebben jouw drie brieven ontvangen, gedateerd 29 juni, de eerste en de derde van de huidige maand, waaruit we hebben begrepen het nieuws over Hongarije, en de overige zaken, die zich voordoen, en vooral wat de zeer doorluchtige koning tegen jou heeft gezegd omtrent aan hem te bewijzen gunsten tegen de Turk, die probeert de provincie van Walachije ondersteboven te lopen, om vandaar uit op te trekken naar verder gelegen streken; ook hebben wij begrepen de gloedvolle geest en het uitstekende plan van zijne koninklijke majesteit om naar de kampen op te rukken en het leger te verenigen, opdat hij aan de vijanden kan weerstaan. Ons zouden zoals we vaak hebben gezegd geen grotere onaangenaamheden kunnen zijn, welke tegenvallers zich ook maar voordoen, zowel om reden van onze zeer oprechte genegenheid en reusachtige waardering jegens zijne doorluchtigheid en dat koninkrijk van hem, als vanwege het belang van alles wat christelijk heten mag; en wij hebben niet op het oog gehad met waardige lof zijne majesteit te kunnen verheffen, dat hij vastberaden en krachtig moge optreden, opdat hij zich tegenover de vijanden van het kruis stelt met onsterfelijke en eeuwige faam voor zijn verhevenheid, en het heil en het behoud van zijn koninkrijk.
Wij nu, zoals je ook uit andere, eerdere brieven van ons hebt kunnen begrijpen, hebben niets veronachtzaamd in alle roem en voordelen van zijne majesteit en zijn koninkrijk, noch zullen wij van onze kant veronachtzamen. Wij hebben tot nu toe 10.000 dukaten naar Zadar gezonden, waarvan de koninklijke bode reeds verscheidene dagen [geleden] 7000 gehad heeft om aan zijne majesteit over te brengen, zoals wij in kennis zijn gesteld door een brief [of brieven] van de bestuurders van Zadar. En zeker hebben wij weergegeven, voor deze [brief], dat datzelfde geld aan zijne majesteit overgedragen was, en dat hij gezonden heeft [een bode] om die andere 3000 te ontvangen die met contrasigna aan jou toegezonden zijn. Bovenop deze 10.000 dukaten delen we je mee, dat volhardend in onze gebleken en gebruikelijke genegenheid, zoals wij de afgelopen dagen hebben geschreven aan jou en aan diezelfde zeer doorluchtige koning, wij bovenop de genoemde 10.000 dukaten 8000 dukaten zullen zenden, zo zijn wij van plan aan zijne koninklijke majesteit zo spoedig mogelijk 10.000 dukaten te zenden, zo, opdat hij van ons 20.000 dukaten ontvangt. En zo zul je [dit] zo snel mogelijk aan zijne doorluchtigheid weergeven van onze kant, en zo zul je ook berichten, dat de paus, zoals wij uit de laatste brief [brieven] van onze secretaris die bij hem gedetacheerd is hebben vernomen, besloten heeft als zijn aandeel duizend ruiters te betalen voor dezelfde zeer doorluchtige koning. En zo heeft hij geantwoord aan de laatste woordvoerder van zijne majesteit, die daar was, en nu op de terugweg is naar dezelfde koning. En de paus heeft bevolen, dat we die 6000 dukaten, die, zoals jij ook schrijft, bij de eerbiedwaardige kardinaal van Esztergom zijn, aan deze tegemoetkoming moeten worden toegevoegd; en zijne heiligheid heeft besloten dat de aanvulling op die voornoemde tegemoetkoming zo snel mogelijk naar die streken gestuurd moeten worden. En wij hebben al geschreven en doen bij zijne zaligheid alle mogelijke moeite, dat hij tenminste nog eens 6000 dukaten stuurt. En tenslotte zul je de koninklijke majesteit kunnen verzekeren, dat wij van onze kant niets zullen nalaten om zijne aangelegenheden op alle manieren te kunnen begunstigen, wij zullen de voornoemde 10.000 dukaten zenden, zo snel wij zullen kunnen, ofwel door middel van zijn voornoemde woordvoerder, die wij een dezer dagen hier verwachten, ofwel op een andere manier, die wij zullen menen sneller te zijn.
Verbonden aan jouw brieven hebben wij de brief aangenomen van de koninklijke majesteit gericht aan/richtlijnen bevattende voor zijn eerste woordvoerder, die gezonden was naar de machthebbers van Italië, van welke brief een kopie vervaardigd door diezelfde zeer doorluchtige koning jij ook aan ons gezonden hebt, zoals dezelfde jou heeft bevolen. Voor deze zaak nu en voor de vele wellevendheid en genegenheid, welke de majesteit van hem in alle zaken met ons in acht neemt, willen wij, dat je uit onze naam geweldige dank aan hem overbrengt, vooral voor dat deel, waarin je schrijft, dat zij door middel van een of ander blaadje in de genoemde brieven opdraagt aan zijn woordvoerder, dat diezelfde woordvoerder zowel in het oponthoud als in het terugkeren tot de zeer doorluchtige koning onze mening moet volgen, welke is met onze gebruikelijke genegenheid door te zeggen, dat diezelfde eerste woordvoerder zich nog wat moet ophouden bij de paus, opdat hij samen met onze secretaris aandringt op al wat er gedaan moet worden. En dus hebben wij de voornoemde koninklijke brief naar de handen van onze voornoemde secretaris gezonden, met het bevel, dat hij ze overgeeft aan dezelfde woordvoerder, en hem deze mening van ons verklaart.
Jij nu zult ijverig zijn over de afloop van die zaken ons door je aanhoudende brieven op de hoogte te brengen. Wij hebben de bode Pangratius met onze brief naar jou gezonden reeds enige dagen geleden, die je naar ons zult terugzenden, evenals wat de andere boden van die streken betreft. En wij, als we hier andere bedreven boden zullen kunnen hebben, zullen we hen naar je zenden. De parte 127 de no 20, non sincere 4.
Hierna berichten, wij je dat van de som van 10000 dukaten, die zoals wij hiervoor hebben gezegd wij besloten hebben naar de zeer doorluchtige koning te zenden, wij heden 4000 hongaarse florijnen naar Zadar sturen, en vanwege dit zul je hierbij ingevouwen het contrasigum zien, van het midden van een grosse, die je zo snel mogelijk aan zijne majesteit zult laten zien, opdat hij door zijn bode, die hij naar Zadar zal zenden, deze aan, die bestuurders van ons te vertonen, bezegelt, aan wie wij het andere deel van het voornoemd grossegezonden hebben met de opdracht, dat ze aan diezelfde koninklijke bode diezelfde 4000 florijnen onmiddelijk moeten uitstellen.
1462-07-26/10

Uit de kroniek van Dracula:


"Waarna toen de jongere broer van Vlad, die bij de Grote Turk in zijn huis en huishouding woonde tegen de Sultan zei:
"Als het mogelijk is om twist en scheiding tussen mijn broer en enkele van zijn heren van dat land te doen ontstaan, dan zal het mogelijk zijn hem te vangen en naar u te voeren; want velen onder hen verkiezen mij liever boven hem." (Wey)

Mehmed benoemt Radu tot voivode

" De verslagen ellendeling Kapuluk had een jongere broer, die al vele jaren aan het gelukbrengende keizerlijke hof in het gezelschap van de grootmoedige Sultan verkeerde en hem trouw en nederig diende. Tijdens deze zegevierende veldtocht hield de Sultan deze schone jongeling steeds in zijn nabijheid, jazelfs in zijn tent.
De Sultan liet Dracula's jongere broer roepen. Twee van de hoogste heren uit de raad van de Sultan, de ene genaamd Mahmud Pasja en de andere genaamd Ishak Pasja gingen Radu tegemoet, namen hem tussen hun in en leidden hem naar de Sultan, die op zijn troon zat. Toen hij voor hem verscheen verhief de Sultan zich, pakte zijn hand en liet hem aan zijn rechterhand plaats nemen op een tweede iets lager geplaatste zetel. Daarop gebood hij om turkooise goudbrokaat te brengen en hem daarin te kleden en om een rood vaandel met de gouden spits te halen. Die overhandigde hij hem. De Sultan wees Dracula-oglu Radu met veel eerbewijzen het bestuur over Walachije toe en benoemde hem tot Voivode van Walachije, gaf hem troepen en markgraven als strijdmakkers. Radu beloofde plechtig trouw aan de Sultan, die hem volgens gebruik, de gouden kroon, het vaandel met een gouden spits, een zwaard en sjerp overhandigde en hij diende trouw en toegewijd met roem de Poort der Gelukzaligheid en op deze wijze bereikte hij zijn doel en ging zijn wens in vervulling. Hij trok zijn land binnen met vaandel en trom, met ruiterij, 4000 paarden en dienaren en geld en tenten, zoals het een vorst betaamt. Toen de raja's vernamen, dat het land aan hem was geschonken erkenden ze zijn gezag en luisterden naar zijn bevelen."
1462-07-28
XXVIII juli 1462. Dominico Balbi, balio van de Signoria van Venetië.
Verheven heer etc.
Ik bericht aan uwe Excellentia Signoria, hoe het schip sinds de 27e maart tegengehouden tot aan de 21e van deze maand toe met grote moeite en vertraging heb ik toestemming kunnen verkrijgen bij de 3e keer, en niet alleen tegengehouden de doortocht naar zee te gaa, maar ook over land, die werden gefouilleerd, dat ze geen nieuwsbrieen meedroegen, aangaande de Turken, opdat van geen enkel feit niews naar Uwe Signoria kon geraken over de voortgang van de Sultan. Het tijdstip dat zich heden voordoet, hierover dit nieuws. Zijnde binnengetrokken deze genoemde Sultan in Walachije, vond hij het land er woest en ledig, verlaten van vee en mensen en elk soort voedsel; en allen hadden zich teruggetrokken in de bergen en beschutte plaatsen, derhalve de opmars der Turken onder veel aanvallen en voorhoede- en afleidingsgevechten van de zijde van Dracula; ze konden zich niet afdoende beveiligen, want de Walachen brachten hen 's-nachts niet alleen grote schade toe, terwijl deze niet meer dan 200 man telden. Op het moment dat de Turken de bergen waren genaderd, deze genoemde Dracula met ongeveer 30.000 man het kamp wel 2 keer aanviel en er grote verwoestingen aanrichtte en als de Sultan de 2e keer niet voorzichtig was geweest, hij was zeker heel erg bang geworden, en hem voorbereid aantrof, ondanks zijn krankzinnige aanvalswoede kon hij hem toen niet veel schade toebrengen, omdat het hele kamp afgesloten en rondom verschanst was met karren en kamelen, enkele Turken die buiten waagden konden geen weerstand bieden aan deze vijanden, en aldus werd gevochten van 4 uur 's-nachts tot aan de dageraad, toen de Walachen hun posities opgaven en er vandoor gingen; vanwege ene Alibey, legeraanvoerder van genoemde Turk, die terugkeerde van plundertochten en ongeveer 1500 man had, welke als eerst in Walachije hadden gespioneerd en gegidst, waar ze naar toe waren gevlucht en de vrouwen en kinderen alleen verbleven en welke Alibey met ca. 80.000 man stootte op een groep Walachijs voetvolk, trouwens doodmoe en uitgepot werden deels door hem meegevoerd en van de rest grotendeels in mootjes gehakt,? che da volunta cadauna se parti? en de van de Walachen sneuvelde er ongeveer 5000 en van de Turken ongeveer 15.000, welk feit toen de Grote Turk dit gewaar werd, hij onmiddelijk zijn kamp opbrak en rechtsomkeert maakte naar de rivier en op de XIe van deze maand aankwam in Adrianopel, maar in de buurt van de grens met Walachije liet hij het broertje van Dracuglia achter met andere vendels Turken om te proberen de gezindheid van de Walachen te veranderen, opdat zijn Dracuglia in de steek zouden laten of op een andere manier met hem tot overeenstemming te komen. Ook wordt er beweerd, dat er ongeveer 4000 Turken waren gevangen genomen en op palen waren gezet. De Zwarte Zee vloot van de Sultan kwam samen met de heer van Klein Walachije strijden bij het kasteel van Licostomo, maar keerde onverrichterzake terug na een vergeefs beleg van ongeveer 8 dagen, integendeel een zeer groot aantal azaben bleef dood achter en bedekt met schande zijn ze teruggekeerd en allen verkeren gemeenzaam in een slechte conditie. Evenzeer is het verboden om uit te voeren: koper, lood, leer, hetwelk grote schade aan de kooplieden toebrengt.

Domenico Balbi was gezant van Venetië in Constantinopel
1462-07/09

Uit de Duitse kroniek van Dracula:


"Item. Er waren enkele Wahlen naar hem gestuurd als gezant. Toen zij door hem werden ontvangen bogen zij en namen hun hoed af, waaronder zij volgens de gewoonten uit hun Waalse land rode en bruine baretten droegen, die zij niet afdeden. Daarop vroeg hij hen, waarom zij deze baretten niet afdeden en zij antwoorden 'Heer dat is niet onze gewoonte, wij doen ze zelf niet voor de keizer af. Toen sprak hij: 'Dan wil ik u nu in uw gewoonte bevestigen. Zij bedankten hem voor zijn welwillendheid. Hij liet toen stevige ijzeren spijkers halen en liet de baretten rondom aan het hoofd vastnagelen, opdat ze niet af zouden vallen en hij sprak tot hen: "Zo zullen ze nooit van uw hoofd afvallen en zal niemand het u in de toekomst kwalijk nemen als u ze nooit afneemt. Zo bevestigde hij hen in hun zede en maakte hen daarvan een privilege." zie ook de versie met turkse gezanten
1462-08-05

Uit de kroniek van Dracula:


"In een van de schuilplaatsen, namelijk Snagov vond een Turkse troepenmacht die hij er op uit had gestuurd kostbare gijzelaars, die zij meenamen nl een uitgelezen aantal familieleden, vrouwen en kinderen van de bojaren. Hij krenkte hen overigens geen haar en hij liet alom bekendmaken door zijn koeriers, dat hij een goed en rechtvaardig bestuur beloofde zonder beulen en palen." (Iorga)
De aantekening dat Radu de families van de bojaren vond komt uit Donado da Lezza:
Radu wist waar alle christenzielen van het land waren verborgen in een zeker bos, ging naar de Turk en kwam met hem overeen om heer te worden, terwijl hij hem zijn tribuut en trouw toezegde...
Nadat de families aan de Turken waren uitgeleverd, waren de inwoners: bereid om als hun vorst het broertje van Dracula te aanvaarden en op deze wijze werden de zielen vrijgelaten .
1462-08-15
Wijze mannen en onze zeer dierbare vrienden
Wij vragen uwe bemindheden en verstandigheden door de inhoud van het tegenwoordige stuk, dat u het vredesbestand met de doorluchtige vorst Radul, nu voivode van het gebied Transalpinae, waartoe door u voor een vooraf vastgestelde termijn is beschikt krachtig en onverbrekelijk wilt nakomen tot dat zekere tijdstip waartoe u hebt beschikt. Wij hebben immers via een andere brief van ons onze burggraven aangesteld in de burcht Terch geschreven, dat ook zij overeenkomstig uw beschikking dat vredesbestand op goede wijze en onverbrekelijk dienen na te leven en daartoe gehouden zijn. Bovendien verzoeken wij u dat u onze mensen zoveel u kunt te hulp komt.
Albertus van Istenmezeye, ondergraaf van de Szeklers enz.
Weest niettemin op dit gebied beducht voor de heren koning en voivode en edelen van het koninkrijk, omdat zij anders dan hier handelen,
Aan de wijze mannen richter en gezworenen en alle raadslieden aangesteld en verblijvend in de stad Brassovia, onze beminde vrienden.
1462-08/10

Uit de kroniek van Dracula:


Plunderingen en onderwerping van Walachije (Griekse en Turkse versie zijn hier samengevoegd):
"Als Hursid de machtige em Demsjid de grote reisde de dapperste aller Sultans na deze luisterrijke veldslag een maand lang in Walachije rond en heeft zich verblijd en is met Gods hulp het land doorgetrokken. En de Sultan maakte met gweld vele slaven, want hij stuurde zijn ruiters erop uit en die trokken door een flink deel van het land. Het trotse leger is tekeer gegaan als een reusachtige vloedgolf en verwoestte het gebied van de ongelovigen en de Sultan toonde zijn dankbaarheid aan de keizerlijke horde door onnoemlijk veel oorlogsbuit en rijkdommen en heeft de woningen van de ongelovigen met de vuurdragende zwaarden vernietigd en afgebroken. Het legerkamp vulde zich met buit, jonge maagden, flinke knapen en gevangenen.
Mihaloglu Alibey vervolgde de ellendige benden tot aan de hongaarse grens, maar slaagde er niet in om de hand op hem (Tzepesh) te leggen. Maar daarentegen nam men zijn bezittingen in beslag en ving men de mannen van dit land, en de bevolking van Walachije, dat was verwoest en geplunderd werd met geweld in slavernij weggesleept. Gedurende 30 dagen werd het land te vuur en te zwaard bezocht en de huizen van de vijand verwoest. En het islamitische leger verheugde zich in een enorme oorlogsbuit. Talloze gevangen en vee werden buitgemaakt. Ze voerden wel 200.000 dieren, schapen, rundvee en paarden naar de Donau mee en ook vele slaven, mannen, vrouwen en kinderen. Toen de Walachen bemerkten, dat ze er slecht voor stonden lieten ze Drakula vallen en liepen over naar zijn broer (Radu). En de ongelovige legeraanvoerders en ridders van dit land verzamelden zich en kwamen bij de Sultan, die aan de Donauoever was gebleven en daar zijn kamp had opgeslagen om vergiffenis te smeken en wierpen zich aan zijn voeten en lieten zich door hem knechten.
De gehele walachijse bevolking onderwierp zich knielend en buigend aan de padisjah, die een andere voivode aanstelde namelijk de broer van Vlad, die een Turk was en van hem een hoog tribuut in ontvangst nam.
Hij maakte hem vorst en stuurde hem naar Walachije om daar te heersen en met de Walachen te onderhandelen en het land weer aan de Turkse opperheerschappij te onderwerpen. En hij gaf zijn stadhouders van de grensgouwen bevel om hem te hulp te komen. Deze broer Radu, die ook Dracula werd genoemd riep een aantal bojaren in vergadering bijeen en hij sprak tot de bojaren van Walachije: "De Sultan is zeer machtig, maar jullie hebben naar het dwaze geklets van mijn broer geluisterd en zijn de oorlog tegen de Sultan begonnen!. Walachen wat zal naar jullie mening de toekomst jullie brengen? Of weten jullie niet over welk een enorme legermacht de Sultan beschikt en dat spoedig de legers van de Turken weer tegen jullie zullen optrekken en het land verder verwoesten en jullie van je overgebleven bezit zullen beroven, als we ons tegen hem blijven verzetten? Jullie weten drommels goed dat er geen stuk vee is overgebleven, geen paard, geen huisdieren, geen voedsel in dit land is achtergebleven. En al dit wrede lijden hebben jullie zeker lang genoeg moeten doorstaan vanwege mijn broer, omdat jullie de kant hebben gekozen van deze goddeloze, die zoveel ellende, zoals nooit eerder in de wereld is gezien over Walachije heeft gebracht."
Waarom sluiten jullie geen vriendschap met de keizer? Want alleen dan zullen jullie onderling en in het land vrede hebben.

En met dergelijke taal overtuigde hij de Walachijse bojaren, die waren gekomen om hun verwanten en vrienden, die in gevangenschap waren geraakt vrij te kopen en hij spoorde hen aan om anderen mee te delen, dat ze rustig naar hem toe konden komen. En zij toen ze waren teruggekeerd kwamen tot de conclusie dat het beter was voor hen om de zaak van de jongeling te omhelzen, dan Vlad te blijven aanhangen. En met dergelijke woorden haalde hij de bojaren naar zijn kant over en er liepen zoetjes aan steeds meer naar hem over zij aanvaardden hem als hun vorst.
En toen de andere Walachen zich hiervan rekenschap gaven waren ze bijna allen geneigd om Vlad in de steek te laten en naar zijn broer over te gaan. Daarop verzamelden zij een leger en Radu viel hem aan en greep de macht en hij had ook een leger van de Sultan bij zich en het land onderwierp zich aan hem.
Daarop begreep zijn broer Vlad toen de Walachen naar zijn broer waren overgelopen en het land was overgedragen aan de broer van Drakoula Radu, dat hij voorheen voor niets een dergelijke massaslachting had aangericht."

Uit de Roemeense kroniek van Dracula:


De turkse wreedheden begaan in de omgeving van Poenari:
"Toen de Turken het land bezetten, werd ons dorp, dit dorp aan de voet van deze berg het meest verdrukt en vervolgd. Want de Turken waren gewoon ons te overvallen, en de mensen vluchtten de hellingen op en de bossen in met hun vee en hun kinderen en alles wat ze verder mee konden nemen; de rest bleef achter.
Ach en de verwoesting die toen plaats vond. En er was een zwangere vrouw,- die er ook vandoor ging, arme vrouw, wat kon ze anders doen- die van haar kind in de rivierbedding beviel. Ze verstopte zich zo goed mogelijk en ze verroerde zich niet totdat de andere mannen terugkwamen uit hun schuilplaatsen tussen de bomen en de struiken... Deze dingen gebeurden in ons dorp toen de Turken hier kwamen!
En daar verder aan de weg naar Cimpulung is een rots, die de Maagdenrots wordt genoemd. Toen de Turken daar binnenvielen, sprong ze naar beneden, ze gleed langs de rotswand naar beneden- en vanaf die tijd noemt men het de Maagdenrots- liever dan door de Turken te worden gegrepen liet ze zich in de afgrond glijden (Volgens een versie was deze maagd Vlad's dochter, wat onwaarschijnlijk lijkt, want Vlad had slechts een paar hele jonge zoontjes-mogelijk verwarring met de legende van Vlad's vrouw, die van de muren van Poenari naar beneden springt).
Toen de Turken bij Arefu aan kwamen vluchtten alle inwoners naar het bos. De pope echter wilde niet weggaan. Zijn vrouw vertrok: de nam haar geborduurde rok en bedekte daarmee haar hoofd uit angst dat de bloes van haar kostuum zichtbaar zou zijn, en ze liet zich wegzakken in het moeras bij Surpatu.
De Turken sleurden de priester over zijn hele erf rond opdat hij onthulde waar de schat van het dorp was verborgen.
Hij werd vreselijk gemarteld en zij trokken zijn baard uit, trokken met tangen zijn tanden uit, ze folterden hem zo erg, dat toen zijn vrouw terugkeerde ze hem dood aantrof."

Het beleg van Poenari:
"De Turken stelden hun geschut op bij Albina om op het kasteel te schieten. De voivode Tzepesh had zich in werkelijk met 7 van zijn trouwste aanvoerders teruggetrokken in het kasteel Poenari en daar hield hij in het grootste geheim krijgsraad hoe hij de Sultan, die met een zeer grote legermacht was gekomen een hak kon zetten. En toen zij daar verbleven, gezeten om een tafel en zich zo goed mogelijk verborgen hielden, glasgerinkel! Een pijl had het venster getroffen, had de ruit gebroken en had het kaarslicht op de tafel gedoofd. Ze zaten er allen onthust bij. Wat had dit te betekenen? Een slecht voorteken? Goed nieuws? Of een heus wonder? Iemand haalde zijn tondeldoos tevoorschijn, sloeg vuur en stak de pit aan. In de tafel stak de pijl gewikkeld in een rolletje papier. Ongeduldig vouwde de voivode het snel open en, daar was toen het bericht: "Majesteit, de Turken zijn in de buurt: ze hebben hun geschut opgesteld op de Pietrariaberg en ze gaan het kasteel beschieten. Vlucht meteen!" De Pietraria was de naastbijzijnde berg, vanwaar men het kasteel kon zien en zwaar kon beschieten. Het bericht was afkomstig van een Turkse soldaat, die eigenlijk een Roemeen was, maar als kind door de Turken was gevangen en door hen als gijzelaar werd gehouden, want hij was een neef van Vlad. De echtgenote van de voivode verloor echter toen ze hoorde dat de Turken naderden de hoop en ze klom meteen op de vestingmuur aan de kant van de Argesrivier en daarvandaan schreeuwde ze naar de soldaten dat ze verkoos zich liever in de diepte te storten dan in turkse slavernij te geraken. Daarna wierp de vorstin van het land zich in de afgrond, haar lichaam verpletterde op de rotsen, die nat waren van het water van de rivier. Haar bloed bespatte de witte stenen in de rivier. En de stenen behielden daarna voor immer de rode kleur. De Turken begonnen vanaf de Pietraria het kasteel te bestoken. De muren spatten uiteen als aardewerken scherven. Na drie dagen verschrikkelijk gedonder volgde de aanval, klauterend tegen de steile rotswanden omhoog. Toen ze het kasteel bereikten was daar niemand meer. Noch levenden, noch doden.
Ze wroeten en woelden in de puinhopen, in de schuilhoeken, kloven en holen, niets! Ze kwamen tot bij Poiana Spinului, niets! Ze ondervroegen enkele mensen uit de omgeving, die vertelden, dat er een groepje krijgslieden voorbij was gereden in de richting van Plai, maar dat die naar Ardeal (Transsylvanie) waren gevlucht. Daarop lieten ze een spoor van verwoesting achter...
De voivode ontvluchtte namelijk mbv de steun van de smeden, de zoons van de weduwe Dobra Harasjoaica van Arefu, die op zijn verzoek het paard van de voivode besloegen met de hoefijzers achterstevoren voor het geval de Turken hem zouden volgen; ze wilden de Turken doen geloven dat hij uit de bergen was afgedaald naar de Arges rivier en niet dat hij hogerop de bergen in was gegaan naar Transsylvanië. En de Turken slaagden er niet in hem te vinden. En de voivode schonk hen als beloning het dorp Aref als landgoed, en bepaalde dat het hun eigendom zou zijn en van hun kinderen, hun kleinkinderen en al hun afstammelingen."

Turkse kroniek:
" Drakula doodsbang geworden na zijn botsing met de kroondragende sjah verschool zich enige tijd in een bepaalde plaats (Poenari) en vluchtte toen en ontsnapte naar Hongarije.
1462-11-07
Aan de keizers aller keizers, heerser over alle vorsten op aarde, zoon van de grote Amurath, allerhoogste sultan Mahomed, die in alles gelukkig is; Ik Johannes Voivode en heer van Walachije ben uw nederige onderdaan.
Ik beschouw mij als uw slaaf, o grote keizer en ik verwittig u, dat ik heden met mijn leger naar mijn land vertrek om daar mijn bewind te vestigen onder Gods bescherming tenzij uwe Majesteit mij daarin tegenhoudt en daarom bid ik u deemoedig om mijn grote zonde en dwaling te vergeven, ik heb eindeijk ingezien dat ik mij dom heb gedragen door zoveel kwaad in uw land aan te richten; daarom wees mij nietswaardige genadig in uw goedertierenheid en weest u zo goed u mjn gezanten te ontvangen. Ik ben goed bekend met Transsylvanië en geheel Hongarije en ken er de plaatsen, en alle wegen en paden. Als het uwe hoogverheven keizerlijke genade gelieft, kan ik mijn vergrijp goed maken door u de gehele landstreek Transsylvanié in handen te spelen, en als u dat eenmaal bezit is het vandaaruit zelfs mogelijk geheel Hongarije in uw macht te brengen. Mijn bevelhebbers kunnen u via sluipwegen binnenleiden. Ik ben voor de rest van mijn leven uw onwrikbaar trouwe slaaf.
Grote Keizer, God geve u nog vele lange jaren.
Geschreven in Rhotel, de zevende van de idus van November MCCCCLXII.
1462-11/12

Uit de Duitse kroniek van Dracula:


"En nu moet u weten hoe de koning van Hongarije Dracula gevangen nam. De koning had Dracula geschreven, dat hij hem zijn zuster ten huwelijk wilde geven. En Dracula kwam toen met negenhonderd ruiters en hij werd eervol ontvangen, en hij gaf hem zijn zuster met woorden, maar niet met het hart en(ook niet inderdaad) alleen maar volgens uiterlijke schijn. En toen het huwelijksfeest gevierd was, begeleidde hij zijn zwager met een groot gevolg en zij reisden naar Dracula's land en bij de grens hield hij stil en sprak: "Heer, wij hebben u nu ver genoeg begeleid."
Hierop sprak Dracula: "Ja Heer." Hij was er zeker van, dat hij weer naar huis terug kon keren. Maar toen omsingelden zij hem.
En het was bij deze gelegenheid dat de Hongaarse koning Matyas met zijn leger optrok tegen Dracula. Hij leverde slag met Dracula en tijdens de veldslag werd Dracula levend gevangen genomen, want Dracula werd door zijn eigen mannen verraden. Daarop werd Dracula naar de Hongaarse koning gebracht, die bevel gaf om hem in de gevangenis te werpen. En hij bleef vele jaren lang onder strenge bewaking in de gevangenis inter murus durus ? in Visegrad aan de Donau boven Buda. Zijn gevangenschap duurde 12 jaar. Volgens sommige opvattingen was verraad van Dracula's kant de reden van zijn gevangenschap. De overwinningen op de Turken hadden zijn trots geprikkeld en voor zowel vriend als vijand koesterde hij een diepe minachting. De koning had een verraderlijk schrijven van hem gericht aan de Turk onderschept. Matyas geconfronteerd met de trouweloze sluwheid van zijn vazal strafte hem met opsluiting. Nadat hij het vonnis had aangehoord toonde de voivode verwondering en verbittering en hij vroeg zijn rechters of zij ook zijn daden die hij had gepleegd in dienst van de koning en van Hongarije op het oog hadden of de woorden die hij naar de Ongelovige had gezonden.
De rechters antwoordden slechts, dat hij zich trouweloos had getoond tegenover zijn koning. Dracula keek hen doordringend aan.(Iorga)
En op bevel van de Hongaarse koning regeerde er in Walachije een andere vorst. Al die tijd dat hij in de gevangenis zat, overtuigde hij zich ervan dat zijn cel zijn gehele vorstenrijk Walachije was.

Versie van Bonfinius: "De reden van zijn gevangename is tot op heden onbekend en niemand heeft ooit kunnen achterhalen, waarom de koning Dracula in Transsylvanië greep. Want de algehele verwachting was dat hij Dracula tegen de Turken zou steunen en weer in zijn gewest aan het bewind zou brengen, wat de goedkeuring en bijval van ieder had. Hij werd in duistere omstandigheden en bedrog ten val gebracht, omsingeld en werd door Matyas de gekozen koning der Hongaren gevangen genomen. Daarop voerde hij hem gevangen naar Buda weg en strafte hem met 10 jaar kerkerstraf.
En hij leefde al die jaren in Hongarije."

Turkse versies van Vlad's gevangenschap in Hongarije:

De hongaarse koning Matyas echter moest hem vanwege zijn misdaden die hij daar had begaan veroordelen tot een strenge straf en in de gevangenis gooien.
Hij had namelijk veel Hongaren en andere onderdanen van de koning op de meest onrechtvaardige manieren omgebracht en de Hongaren, wier verwanten door hem waren gedood eisten van de koning zijn hoofd.
Hij eindigde zijn leven in gevangenschap in Hongarije."

Toen Walachije zich aan zijn broer had onderworpen verliet hij eenzaam met zijn gevolg en zijn bezit zijn land en domein en reisde zonder enige hoop naar het rijk van de Hongaren. Hij had in zijn oorlogen de Hongaren echter veel leed berokkend en de koning koesterde reeds lang een diepe haat voor deze ellendige ; en zo ging hij zelf zijn eigen ondergang tegemoet. Vluchtend voor de klauwen van de leeuw, raakte hij in de klauwen van een roofvogel, die hem greep en gevangen zette. Want toen Kaziklubey zich aan zijn voeten wierp nam deze de gelegenheid waar. Uiteindelijk heeft zijn oude vijand de hongaarse koning Kaziklubey van zijn kant gevangen en zo gestraft voor zijn misdaden en hem in het eeuwige ongeluk gestort. De ongelukkige koning heeft hem in boeien en angels geslagen en in de gevangenis gegooid totdat hij zijn ziel aan de hel opgaf; volgens sommigen werd hij zelfs meteen opgehangen en gedood en zo naar de Duivel gestuurd." Geloof maar niet, dat de slechterik kan blijven kwellen; of hij wordt onthoofd, of hij wordt gehangen.
1462-11-26
Johannes Reudel laat in de muur van de Stadskerk in Brashov een inscriptie aanbrengen; "1462 Koning Matthias heeft de voivode Dracula gevangen genomen"
1462-12-03
De eigen commissie van de heer koning
Wij Matthias, bij de genade Gods koning van Hongarie, Dalmatié, Kroatië etc, vetrouwen toe aan de herinnering met de tekst van deze brieven, duidelijk makend aan iedereen voor wie het van belang is, dat wij vertrouwend op het geloof en de trouw van onze geachte getrouwe Georgius Byro, burger en inwoner van onze stad Brashov, hem de gelegenheid hebben gegeven dat dezelfde onze bezittingen genaamd Sarkaen Mykofalwa, gelegen in het district van Fogaras, verlaten door de verwoesting van Wlad Waywoda, die wij in onze welwillendheid, tegelijk met alle denkbare bruikbare zaken en aangehorigeheden die vallen onder de ware en oude grenzen van dezelfde [bezittingen], aan dezelfde Georgius Byro hebben overgedragen om ze aan hem te geven en voor hem te bestemmen, met zekere voorrechten (dwz onder voorbehoud van zekere rechten) betreffende de vrijheden van de bevolking en de inwoners, met een menigte kan en mag opknappen en herstellen. Hieromtrent verzekeren en garanderen wij u, al onze getrouwen en afzonderlijke volkeren en samen met een vrije status, met een serie van deze [brieven], dat alwie van u naar de hiervoor genoemde bezittingen van ons Sarkan en Mykofalwa, zal komen en zich zal neerzetten om er te blijven, in alle oude vrijheden, rechten, gewoonte en voorrechten, die de inwoners en bewoners van onze voornoemde bezittingen vroeger hebben gebruikt en genoten, wij toestaan te gebruiken en te genieten. Bovendien zullen wij die voorrechten betreffende de vrijheid die de bovengenoemde Georgius Byro om reden van uw vestiging heeft toegestaan aan u te geven, als onschendbaar in stand houden en doen eerbiedigen, door tussenkomst van ons.
Gegeven in Brashov op de zesde dag na het feest van St. Andreas apostel in het jaar des Heren 1462.
Brief van de gift van Zarkan gedaan aan dezelfde Georgius Byro.


1463
1463
illustratie, © Wanita Resida 2006 Gedicht van Janos Pannonius op de gevangenname van Vlad

"Dicite, Io Paean! Captus fert vincla tyrannus
Si modo non falsu, publica fama sonat.
Dicite versus, Io Paean!, et carmina festis,
Pierides Nymphae, iungite festa choris.
A ty, cui, nullo,decus, hoc cum sanguine venit,
Ut quid iam medio frigoe abes?
Hoc unum cuncti te supplice voce rogamus,
Redde tuis vultus, rex venerande, tuis.
Sin populi nil vota movent, hoc sponse precatur,
Hoc genitrix; an et his, dure negare potes?"


Over de gevangenname van Dracula voiode van Walachije

Zingt, Hoezee Zegezang! De tiran is gevangen in de strik
Indien tenminste niet onwaar, in het openbaar luidt weerklinkt de roep.
Zingt verzen, Hoezee Zegezang, en het feestelijk lied
De Nymphen van de Muze. verenigen zich in feestelijke reidans.
Maar gij, die niets ?decus hoc? met bloed tegemoet treedt,
?Ut quid iam medio frigore victor abes?
?Hoc unum tezamen u deemoedige stem smeken,
?Redde? uw gelaat, vereerde koning, Gij
Zonder het volk niets ?vota movent, hoc sponsa precatur?
?Hoc moeder, voortbrengster; ?an et his? hard kunnen weigeren?"
1463-01-15
Venetië aan Thomasio
1463, 15 januari.
Aan onze gewaardeerde/behoedzame en wijze man Petrus Thomasius, onze secretaris in Hongarije.
Peter. Ons zijn jouw brieven ter hand gesteld van 1, 3 en 26 november, waarin je schrijft dat ze tot aan die dag zijn achtergehouden, omdat het de koninklijke majesteit van Hongarije zo behaagde om redenen en overwegingen die in jouw brieven staan aangeduid. Wij hebben eruit begrepen alwat er toen in die streken is voorgevallen, ook het geval van de aanhouding van Dragulus de vroegere voivode, over welke zaak dezelfde zeer doorluchtige koning ons eveneens door middel van zijn brieven heeft geschreven; en jou antwoordend zeggen wij, dat jouw verstandigheid en zorgvuldigheid prijzend, zowel voor alles wat je voor ons hebt betekend als vooral hiervoor, wat je bij zijne doorluchtigheid gezegd en gedaan hebt, het onze bedoeling is en onze wil, dat je in zijn tegenwoordigheid moet zijn, en aan zijne majesteit onze brieven moet aanbieden, die hierbij gaan en die antwoord geven op die welke hij, zoals tevoren wordt gezegd, aan ons geschrven heeft; van dit antwoord van ons nu zenden wij hierbij ingevouwen een kopie te jouwer informatie in overeenstemming waarmee wij willen dat je te werk gaat bij het gesprek, dat je hierover met zijne doorluchtigheid zult hebben. We hebben bovendien begrepen in zoverre je er ons over geschreven hebt dat je van de zeer doorluchtige koning en van de eerbiedwaardige heer bisschop van Mako, in naam van zijne majesteit hebt gehoord over zijn voortreffelijk voornemen, bij een nieuwe gelegenheid vastberaden tegen de Turk op te trekken, en dat hij niet wil afwachten, dat hij door dezelfde Turk wordt overvallen; en we hebben ook begrepen, hoezeer zijne majesteit heeft laten zeggen en aanbevelen aan de zeer doorluchtige heer koning van Bonsie en de illustere hertog Stephanus over het hebben van een wederzijdse unie, opdat verenigd en met grotere slagkracht wordt opgetrokken etc. En dat dezelfde koninklijke majesteit van Hongarije in het werk heeft gesteld, dat daztzelfde heerschap, de bisschop van Mako als zijn woordvoerder naar de paus en naar ons wordt gestuurd; over welke materie wij als antwoord zeggen, dat wij ten zeerste het door jou gegeven antwoord prijzen, aangezien er geen twijfel is, dat als zijne doorluchtigheid met veel succes tegen de voornoemde Turk optreedt, de voornoemde koning van Bonsie en hertog Stephanus dit en hetzelfde zullen doen, en het zal zeker te hopen zijn dat zijne majesteit bij God en de mensen op grootse wijze verdienste, lof en glorie zal verwerven, en dat hij dat koninkrijk van hem veilig en rustig zal kunnen bezitten. En wat betreft het zenden van de woordvoerder zeggen wij, dat bij de aanblik van zijn doorluchtigheid wij altijd zullen zien met blij gemoed en met genoegen, daar wij in alle aangelegenheden altijd verlangend zijn naar de eer en de belangen van zijne majesteit. Wij willen ook, dat je aan voornoemde koninklijke majesteit zegt, dat, opdat wij de slinksheden/belegeringswerktuigen van de Turk kunnen omzeilen, wij na beraad hebben besloten te bewapenen en met alle inspanning bewapenen wij dertig triremen, die wij van plan zijn dit jaar allemaal op zee te hebben. Je hebt aan ons ook geld gevraagd voor je uitgaven, en opdat wij aan deze zaak voldoen, laten we je weten, dat we ofwel door tussenkomst van Leonardus Desiderius, ofwel langs een andere weg, wij er voor zullen zorgen jou te voorzien zo snel wij zullen kunnen. Verder maken wij aan jou bekend, dat we door brieven van onze woordvoerder bij de paus zij er zekerder van zijn geworden, dat zijne zaligheid onlangs vier zeer eerbiedwaardige kardinalen heeft uitgekozen, namelijk die van Nice, San Angelo, Regensburg en San Marco, die zorg moeten dragen voor Hongaarse zaken en andere onderhandelingen tegen de Turk. Na deze hebben wij een andere brief van jou ontvangen gedateerd 28 december, waarop het voorlopig niet van belang is iets anders te antwoorden.
Enkele slotwoorden in code.
1463-01-15
Venetië aan Matthias Corvinus
"1462 15 januari
Aan de zeer doorluchtige heer Matthias, koning van Hongarije.
De wijzen van de Raad etc. Het heeft uwe koninklijke doorluchtigheid behaagd, in brieven van ons die onlangs aan ons zijn overgebracht, gewag te maken van het dreigende geval van de voormalige voivode van Walachije, die tegen uwe majesteit en uw koninkrijk een zo grote schanddaad beraamd had uit te voeren. Wij nu, die door bijzondere vriendschap en buitengewone genegenheid aan uwe doorluchtigheid verbonden zijn, en die stellig zozeer verheugd zijn als maar mogelijk is voor uwe majestei als alle zaken voorspoedig gaan en gunstig aflopen, in tegenovergestelde gevalen echter altijd bedroefd zijn, zijn uwe doorluchtigheid dankbaar, ja enorm dankbaar voor een dergelijk bericht, waarvan wij niet betwijfelen dat het uit zijn onmetelijke goedgunstigheid jegens ons is voorgekomen. Wij kunnen haar niet genoeg prijzen, wegens de aangewende redmiddelen en voor de door haar getroffen maatregelen, zowel in de Transsylvaanse als in de Transalpijnse streken als elders, zodat in de aangelegenheden van het koninkrijk, en in het welzijn van uw toestand. Uwe doorluchtigheid niet minder geschikt dan wijs besloten lijkt te hebben. Voor het overige hebben wij gewild dat uwe majesteit er in de hoogste mate zeker van is, dat onze denkwijze zodanig is, en onze geest altijd zodanig zal zijn, dat wij alle luister en glorie van uwe verhevenheid zoals niet minder dan passend is altijd als zeer welkom en verblijdend zullen beschouwen.
1463

Uit de kroniek van Dracula:


Beschrijving van Nicolaus van Modrussa:
Deze tiran genaamd Dracula, een naam waarmee ze de Duivel bedoelen heb ik als gevangene gezien toen ik de functie van gezant van paus Pius II naar de koning van de Hongaren vervulde: hij was niet buitengewoon lang, maar erg gespierd en sterk, met een grimmig en huiveringwekkend voorkomen, met een grote arendsneus, gezwollen neusvleugels, en mager blozend gelaat, waarin de zeer lange wimpers grote wijdopengesperde groene ogen omgaven; de zwarte en zware wenkbrauwen gaven hen echter een dreigende blik; zijn wangen en kin waren geschoren, met uitzondering van een snor op zijn bovenlip. De gezwollen slapen vergrootten de omvang van zijn hoofd. Een krachtige trotse stierennek verbond zijn hoofd met zijn brede schouders, tot over welke zijn lange zwarte krullende haren reikten. De koning vertelde mij het volgende, wat werd bevestigd door de secretaris die assisteerde bij deze beschrijving dat 40.000 mensen van beide geslachten en verschillende leeftijden, die behoorden tot de vijandelijke facties binnen zeer korte tijd zijn gedood op zijn bevelen onder de meest geraffineerde folteringen. Sommigen doodde hij door hen onder karrewielen te breken: andere uitgekleed werden gevild tot hun ingewanden bloot lagen; andere op staken geplaatst, of geroosterd op gloeiende rode kolen, die onder hen waren gelegd; anderen werden met staken doorboord door hun hoofd, hun navel, hun borst, en wat zelfs onwaardig is om te vertellen door hun achterwerk en het midden van hun ingewanden, die bij hun monden er weer uitkwamen; en opdat geen enkele wreedheid zou ontbreken stak hij staken in de beide borsten van de moeders en stak hun kindjes daarop vast: hij doodde anderen op andere woeste manieren, hen folterend met verschillende instrumenten zoals de gruwelijke wreedheid van de meest angstaanjagende tirannen slechts kan bedenken.....
Pius II schreef over het uiterlijk van Dracula:"hij was een rijzige knappe man, met een waardig voorkomen. Zozeer kan het uiterlijk van iemand verschillen van zijn innerlijk"

Uit de Russische kroniek van Dracula:


1463/1464 tijdens gevangenschap in Visegrad
Er werd over hem verteld, dat zelfs toen hij in de gevangenis zat, hij zijn slechte gewoonten niet kon afleren. Hij ving muizen en kocht vogels op de markt. En hij martelde die op de volgende manieren: sommige werden gewoon gespietst, van andere sneed hij de kop af, en weer andere plukte hij kaal en liet hen daarna los. En hij leerde zichzelf kleren te naaien en op die manier verdiende hij zijn levensonderhoud toen hij in de gevangenis zat..


Bonfinius:
De voornaamsten van dit koninkrijk verzekeren dat hij ruim 100.000 mensen, toen hij aan het hoofd stond van het Walachijse voivodaat, met palen en andere kwellingen van een zeer verschrikkelijke dood heeft omgebracht, vanwege welke zaak de Koninklijke Majesteit dezelfde verscheidene jaren heeft vastgehouden in een zeer nauwe kerker. Maar daar evenmin zijn woestheid vergeten nam hij de muizen onder handen en hechtte hij ze lid voor lid verdeeld met kleine houten hechtranken vast, zoals hij gewend was met mensen te doen....
1463-04-18
Venetie stuurt Giovanni Aymo als de nieuwe gezant naar Buda, krijgt opdracht om de waarheid te achterhalen over de affaire Dracula en de relatie van Matthias met Radu, reist af naar Hongarije

"1463 18 april.
En dat de afvaardiging voor de edele heer Joannes Aymo, die als onze spreker naar Hongarije zal gaan geschiedde in deze vorm: Wij Christophorus Mauro bij de gratie Gods hertog van Venetie etc, dragen aan u edele heer Joannes Aymo onze beminde burger op, dat u als onze eerbiedwaardige woordvoerder naar de zeer verheveb koning van Hongarije gaat, terwijl u zo snel u kunt naar Buda gaat of naar die plaats waar u zult bevinden, dat zijne majesteit zich bevindt, opdat u deze en andere opdrachten van ons ten uitvoer kunt brengen met uw gebruikelijk inzicht en nauwgezetheid zoals wij door de omstandigheden van de dingen en van de tijden weten dat het dienstig is. Wanneer u uw opwachting maakt bij de koninklijke Doorluchtigheid van Hongarije, nadat u onze geloofsbrieven, die aan u overhandigd zijn aan hem zult hebben getoond en na hem op passende wijze begroet te hebben, geschenken gegeven te hebben en de andere algemene zaken gedaan te hebben, zoals het naar u weet overeenstemt met de waardigheid van zijne majesteit en met de onze, zult u hem in onze naam vertellen, dat via de brief van onze omzichtige secretaris Petrus Thomassio, die ons de vorige dagen overhandigd is, we verwittigd zijn van de grootmoedige overweging van zijne koninklijke majesteit zijn leger te verenigen en te velde te trekken tegen de vijanden van het geloof, die wij toch ook al was het voor ons niet nieuw, die dit allang door de vele ervaringen uit het verleden hebben bemerkt, tot groot genoegen hebben opgevat als een zeer goede instelling en katholieke levensopvatting. En daarom kunnen wij zijne Hoogheid niet voldoende genoeg prijzen. Maar omdat wij zijne majesteit zeer oprecht beminnen, hebben wij besloten u als onze gezant naar hem te sturen om Zijne Hoogheid te eren en bij dat wat hem wel behaagt zijn besluiten en belangen bij te staan en naar ons vermogen hem en zijn rijk samen met anderen te helpen. Vervolgens zult u zeggen dat wij al vele maanden lang gehad hebben en ook nu nog hebben onze gezant bij de paus, terwijl we onze uiterste best doen, dat hij een persoonlijke afgezant naar die delen van Hongarije stuurt en dat hij met meer efficiente hulpmiddelen de noden van dat rijk zal willen te hulp komen, en wij geloven, dat hij aldus zal handelen maar dit zou sneller hebben plaatsgevonden als door zijne majesteit aangewezen gezanten tegelijk met de onze bij de paus zelf hiertoe aanwezig waren geweest en vereend bij zijne gelukzaligheid druk op het juiste moment hadden uitgeoefend. Bovendien zul je uiteenzetten dat de zeer verheven koning van Bohemen die beweert, dat hij een goede verstandhouding heeft met de zeer verheven koning van Polen en de hertog van Beieren, door zijn gezant de zeer christelijke koning van de Fransen en ons heeft aangespoord, omdat hij wil dat met de krachten van die vorsten en die van ons de christelijke zaak en die van dat rijk te hulp gekomen wordt tegen de gemeenschappelijke vijand en dat men voortgaat op de weg naar diens verderf en ondergang, en reeds is dezelfde gezant met een brief van voornoemde majesteit van de Fransen teruggekeerd zowel bij ons als bij voornoemde vorsten, zoals wij er zeker van zijn dat zijne verhevenheid door de brief van dezelfde majesteit van de fransen ingelicht is. Maar wij hebben toegezegd niet alleen onze huidige zeestrijdkrachten maar ook mogelijke andere strijdkrachten voor de toekomst voor het geval dat met vereende strijdkrachten te land wordt voortgegaan om deze vijand te vernietigen. Maar intussen sporen wij zijne hoogheid aan, dat hij niet wil versagen en zijn rijk wil bewaren en de naburige rijken en machten nl Bohemen, Polen en Bonsie en de hertog van Beieren wil aansporen om hem te helpen en te begunstigen en ook al gaan wij gebukt onder de grote en buitensporige kosten bij onze vloot en onder veel andere voorzieningen, die door ons zijn getroffen, zullen wij toch tevreden zijn ons met de voornoemden te verenigen en ons deel bij te dragen voorzover dit redelijk en eervol is. U zult uw best doen inzicht te krijgen in de toestand van dat rijk en wij willen speciaal dat jij ons adviseert, hoe het met de zaak van Dragullus van Walachije staat, tewrijl je ons ook advies geeft over hem, die voor het ogenblik voivode blijkt te zijn in die contreien en of hij een goede of slechte verstandhouding heeft met de koning van Hongarije. U zult ons ook aangeven de gedane voorzieningen maatregelen en wat er voor de rest in dat rijk zal geschieden. En als je zou merken dat er een vredesonderhandeling gevoerd of een vredesbespreking gehouden zou worden of een onderhandeling of bespreking die zou leiden tot het dulden van elkaar tussen de koning en de Turk, zult u uw geestelijke vermogen en al uw gedachten erop richten om een dergelijke bespreking tegen te gaan en te verstoren door al die verstandige goede en gepaste manieren, die uw goed toe zullen schijnen. En u zult er zorg voor dragen ons over alles per omgaande te verwittigen. Bovendien dragen wij u op, dat nadat u onze secretaris voornoemde Petrus Thomasio zolang bij u heeft gehouden, als u goed toeschijnt voor het verkrijgen van geschikte inlichtingen u hem verlof moet geven om naar huis terug te kunnen keren en zich bij ons te kunnen vervoegen.
De parte 164 de non O, non sinceri O.


1464
1464-07-06
6 juli 1464 (zaterdag na Mariaverkondiging???????)
brief van Franciscus Literatus de Kezy, kastelein van de Hunyadiburcht. Hierin is vooral van belang: Sed quia vestris amicis bene manifestum foret sumus per dictum dominum nostrum regem penes in consortem Drakale vayvode constituti.
Nu het feit dat uw vrienden juist/zeer/bijzonder/goed duidelijk/zeker foret wij zijn door genoemde heer onze koning penes(in de macht van/in handen van/bij/a­an de zijde van) in/op/naar/tot in/voor/tot/volgens/overeenkomstig/jegens/tegenover/met het oog op consortem(deelgenoot/metgezel/zuster Drakula voyvode aangesteld/vastgesteld/bepaald/besloten laten wonen/inrichten/geregeld.
brief van 6 juli 1464. Hierin volgende zin:...de quibus praemissis novum mandatum regium vestris amicis loquentem habemus.
Sed quia vestris amicis bene manifestum foret sumus per dictum dominum nostrum regem penes in consortem Drakale vayvodae constituti.
Vertaling van dit fragment:....van quibus vooruit berichten(laten vooruitgaan) nieuw bevel van de koning uwe vrienden wij hebben spreken(duidelijk bewijs tonen). Maar omdat(het feit dat, dat) uwe vrienden goed(juist, zeer, bijzonder) klaarblijkelijk(duidelijk, zeker) foret wij zijn door gezegde heer onze koning (in de macht van, aan de zijde van, bij, in handen van) in(op, bij, naar, tot in, tot, met het oog op, overeenkomstig, volgens, jegens, tegenover) metgezel Drakale voivode aangesteld(laten wonen, besluiten, regelen).

Zou dit betekenen dat deze Fransciscus Literatus de Kezi, kastelein van de Hunyadiburcht in 1464 door Matthias is belast met het toezicht op Vlad???
1464-10-08
8 oktober 1464 (maandag na St.Franciscus belijder)
brief van Stephan van Hederfaya, die de bewoners van de stoel Reussmarkt toestemming verleent om hun zwijnen in de wouden van Amlas te hoeden
Van belang is vooral de volgende zin: Ad quod vestris respondemus amicitiis, quod nos certitudinis veritatem comperimus ab illo, qui eandem Omlas cum pertinentiis a magnifico Wlad vaivoda tenuit, ut tam ipsi de sede Zeredahel et alii vicini eandem Omlas circumiacientes licentia mediante sub pacatione iuxta voluntatem officialis easdem silvas usi fuissent.

Overeenkomstig/met betrekking tot quod uw wij antwoorden vrienden, quod wij zekerheid werkelijkheid/waarheid/oprechtheid/juistheid te weten komen van daarheen/daarop/tot dan, qui op dezelfde wijze Amlas met toebehoren van/door de verheven en edele Vlad voyvode tenuit= bezitten/bezet houden/in beslag nemen/beheersen. , ut tam zelf van de stoel Zeredahel en andere buren op dezelfde wijze rondom Amlas gelegen het vrij staat/vergunning hebben publiek onder vrede overeenkomstig de wil ondergeschikten op dezelfde wijze de bossen mogen gebruiken. "het gaat hier om het werkwoord. Is tenuit verleden tijd. Betekent het de gebieden vroeger door Vlad bezeten, of de in beslag genomen gebieden van Vlad of gebieden, die hij nog steeds in eigendom bezit?"
1464/1474

Uit de Duitse kroniek van Dracula:



Hij geraakte onder de wonderbaarlijke invloed van het christendom en hersteld in zijn bestuur.

En hij liet zich daarna in Ofen dopen en deed grote boete, waarna de konig Dracula weer voivode en vorst maakte als voorheen. En men zegt, dat hij daarna vele goede daden heeft gedaan."

[..]Tenslotte werd hij door Matyas koning van Hongarije naar Rome gestuurd om zich tot het christelijk geloof te bekeren en te laten dopen en vervolgens keerde hij zich tot de godsvrucht. Dientengevolge werd hij weer hersteld in al zijn waardigheden en volbracht hij zijn levensdagen in goedheid (goedertierenheid).
En daarom doet de beschrijving van zijn afschrikwekkende daden reeds lang geleden verspreid in gedrukte pamfletten de lezers des te meer zowel lachen als huiveren.
(Thrithemius) Samenvoegen met bovenstaande tekst


1465
1465

Uit de Russische kroniek van Dracula:


Incident met de dief in Pest
Toen de koning hem uit de gevangenis had losgelaten en hem naar Buda overbracht, waar hij hem een huis in Pest, dat tegenover Buda ligt gaf, en gedurende de tijd, dat hij nog niet door de koning was ontvangen, gebeurde het, dat een misdadiger een schuilplaats zocht in Dracula's huis om zijn huid te redden.
En de mannen, die de misdadiger achtervolgden drongen op hun beurt binnen in Dracula's woning en zochten en vonden hem. Dracula stond op uit bed, nam zijn zwaard ging naar buiten en sloeg het hoofd af van de kapitein, die de misdadiger beet had en liet de boef gaan. De andere wachters sloegen op de vlucht en gingen naar de stadsrechter en verhaalden hem het gebeurde. De rechter en zijn gezworenen gingen naar de Hongaarse Koning om een klacht tegen Dracula in te dienen.
De koning zond hem een bode met de volgende vraag: "Waarom heeft u deze misdaad begaan?" Dracula antwoordde als volgt: "Ik heb geen enkele misdaad gepleegd. Hij pleegde zelfmoord. Een ieder zal op deze wijze verderven, mocht hij zo diefachting het huis van een groot heerser binnendringen. Als de rechter zelf zich bij mij had vervoegd en de situatie had uitgelegd, en indien ik de boef inderdaad in mijn eigen huis had aangetroffen, dan had ikzelf besloten om de boef aan hem uit te leveren of hem het leven te schenken." De koning werd dit antwoord overgebracht, en moest toen erg lachen, en hij verbaasde zich over zijn moed en openheid...


1467
1467-03 besluit Hongaarse Rijksdag
Besluit van de rijksdag van maart 1467 betreffende de hertogdommen Fagaras en Amlas.
".....dat wij of onze opvolgers als koning nooit de provincies Fogaras, Omlas en Rodna met hun toebehoren op welke wijze ook van ons kunnen of vermogen te vervreemden of onttrekken. Maar de genoemde districten moeten altijd in handen van de koning hiertoe beschikbaar en gereed zijn, dat ze wanneer het opportuun zal zijn kunnen worden toegewezen aan een voivode van Transalpinia of Moldavie die buiten zijn land verblijft voor de afdaling ter herovering van gebieden namelijk die landen.
Daarom dragen wij onze trouwheden als krachtig bevel op, zonder dat wij het enigszins anders willen hebben, dat u de vermelde gebieden Fogaras, Omlas en Rodna met hun toebehoren, bij wie of op welke wijze bezet en in uw handen neemt en daarin zolang het ons welgevallen is houdt. En zoals al onze andere goederen, welke ook moet u ze verdedigen en beschermen, zonder te zullen durven op enigerlei wijze anders te doen.
<


1468
1468-03 ontvangstTurks gezantschap

Uit de kroniek van Dracula:


(Bonfinius)

Toevoegende allen stemming Turkse aanzienlijke gezant, welk Nicolaus Ujlak, man in deze dagen een machtig en gezaghebber bovenal verheven, die Beneden-Hongarije bestuurde als regent, eervol heengeleide.
De woordvoerders werden in de vergadering toegelaten en welwillend aangehoord. Uit naam van Mohammed verzochten zij een wapenstilstand en goede vriendschap hoopten aan te bieden. ?Hocniet licht de Ottomaanse trouweloosheid antwoord, ?ut, hoe in Azie zijn zaken najaagt, beginnen met de Hongaren besluiten, niets verder in Europa vrezen. In het geheel niet de koning hen toestond hen zich aan hem voor te stellen, ?quim? Dracula, welke hij gevangen heeft, een verbitterde vijand van de Turken, en deze zeer bevreesd, immer voorhouden. Hem de gezanten waarnemen, ?a quo tot imanes? kwellingen ontvangen, ?toties etiam fusi? verdreven werden, geheel hun ogen (met scheve ogen) bekeken en ?eo magis ad peragendas wapenstilstand aansporen. Maar de koning bevestigend vrees ?gratia, wapenstilstand weigerde, antwoordde, het vaderland zweert nooit de koning van Hongarije met de Turken vrede zal doen sluiten: als hij het toch doet, dan zal hij zijn koninklijke waardigheid verliezen. Doch zij, ?quae? woord werden ?nequeunt, wapenstilstand, se? met Turken zaak begonnen, als met zich ?illi? goed ?vixerint?, en beschadiging afzien, ?vim? en rovers ophielden. De woordvoerders, beloofden ?nec prorsus quidem? opleggen, eervol weggezonden en onder de hoede van Nicolaus voivode teruggevoerd.


1471
1471-12-03
Brief van een onbekende gedateerd 5 december 1471 te Regensburg en gericht aan Matthias Schlick te Elbogen over een aardbeving op 29 augustus 1471.
............Die andere ceduul van de aardbeving.
Item laat ik u weten, dat de volgende dag na dato van deze brief, dat is ten dage van den Heilige Johannes de Doper's onthoofding er tussen tien en elf uur een grote aardbeving in Kroonstad was, waarbij alle gebouwen, bergen en dalen bewogen. En in de grote stadskerk is van het gewelf boven het hoogaltaar en het koor het rijksschild van Hongarije naar beneden gestort en de andere borden zijn onbeschadigd gebleven.
De toren van dezelfde kerk was omgebogen net alsof hij ter aarde zou storten en een deel van de muur om onze tuin is ingestort, evenals het dak. Van de stadsmuur is het grootste deel omgevallen, verscheidene borstweringen zijn van de muur afgebroken, vele torens zijn gescheurd en de bovenste gedeelten zijn afgebroken, de daken van de torens en huizen zijn neergestort en de mensen zijn van de tafels de straten opgerend als waanzinnigen en bleek als de doden. En van vele huizen zijn de voorgevels gescheurd en in de dorpen zijn de gevels neergestort.Item van de burcht op de berg zijn van boven af naar de stad bij het scheuren van de berg twee grote stenen gekomen.
En deze aardbeving is op dezelfde tijd ook geweest in Moldavië tot aan de witte vesting bij de Niestr (Cetatea Alba, Moncastro a/d Dnjestr), bij Sutsjawa, en het paleis van de voivode van Walachije is zwaar beschadigd. Daar is verder de grond opengescheurd en vreselijk smerig stinkend water en andere kwade dampen zijn naar boven gekomen. Item wordt verteld, dat een heel dorp in Moldavië met alle mensen, gebouwen, dieren en alles erop en eraan overstroomd is. En in hetzelfde uur bewogen alle bergen bij Zips, bij Turda en bij Bistritz en in het gehele land tot in het Szeklerland en door heel Walachije en Moldavië zich en in het gehele Szeklerland en Transsylvanië tot aan de genoemde plaatsen. Item op dezelfde dag van Johannes de Dopers onthoofding om ongeveer twee uur is er weer een aardbeving geweest. Item op de derde nacht erna om drie uur in de ochtend heeft de aarde gebeefd. Item vier nachten daarna is er om drie uur weer een aardbeving geweest.
Item op zondag nog in de middag om ongeveer twee uur was er ook een aardbeving. Item op dezelfde dag na de kompleten van zeven uur is er weer een aardbeving geweest, zodat er in totaal in vijf dagen tijd zeven aardbevingen zijn geweest. Dit kunt u aan mijn goede vrienden en neven ook aan anderen, wie u maar wilt vertellen, want deze dingen zijn alle waarachtig.
"......geschreven in Regensburg woensdag voor Sinte Lucia'sdag.


1472
1472
Matyas Corvinus sticht in het geheim een ridderorde "De orde vah het Heilige Kruis" tegen de Turken.
Deze orde werd in 1475 door de paus erkend
Hier volgt de vertaling van de ongedateerde oorkonde
Jesus. In naam van de Heilige en Ondeelbare Drievuldigheid van God de Vader en de Zoon en de Heilige Geest willen wij Matyas door beschikking van diezelfde Goddelijke Genade koning van Hongarije, van Bohemen, van Dalmatië enz. hierbij nu aan alle in Christus gelovende mensen bekendmaken en verkondigen, dat wij reeds enige jaren lang gedurende onze regering onophoudelijk en steeds maar bedroefd en verdrietig zijn het onplezierige nieuws te horen hoe de ongelovige vijanden van God de Almachtige, de Turken door nalatigheid van enkele vervloekte ellendige (geleichsenter?) Christenen het allerhoogste sacrament, het Lichaam van God door verstrooing, met de voeten treden, bespuwing en andere soortgelijke zonden, en ook het ontrukken aan het koninkrijk van veel land en het dwingen van de bevolking tot ongehoorzaamheid aan de Heilige Christelijke Kerk en het Heilige Geloof door de jammerlijke en vreselijke dood en martelingen, waarmee ze de arme en ellendige verlaten christenmensen belagen, dat men sinds de geboorte van Christus onze Heer sindsdien nimmer en niet eerder heeft vernomen dat er door een tiran zulke wrede martelingen zijn opgelegd, en de smartelijke vernietiging van de tempel van God de Almachtige en daarin het sacrament van de beeltenis van Christus de Heer, van Maria de moeder Gods en van alle heiligen smadelijk is vernietigd, en ook van de gewelddadige verkrachting van alle christelijke vrouwen en maagden, daartoe dat zij de ellendige door hun gevangen christenen dwongen om met hen tegen de Christenheid op te trekken en de voorhoede te vormen bij de bestormingen en veldslagen, die zij in weerwil van alle menselijk verstand en rede daarom begonnen zeer in ere te houden, sunder? zij bespottelijke en onuitsprekelijke smaad en kwaad zij het christelijke geloof hebben toegebracht hetwelk zij bewezen door velerlei dwalingen en verzet en omdat zij nu zozeer gesterkt en opgehitst zijn in hun brutaliteit, dat zij er naar dorsten dagelijks christenbloed te vergieten, en daarvan ook nimmer verzadigd raken en naar de gehele onderdrukking van het Heilige christelijke geloof, vernietiging van de Heilige christelijke kerk en de verkondiging van het Woord van Onze Here Jezus Christus streven: daarom wij in ons koninkrijk van zins zijn alle andere zaken, die ons tot verzet (widerwertigkeit) grotelijks gezonden zijn en tijdelijk voor minder urgent houden en opzij zetten, maar alleen het voornemen hebben om de ongelovige Turken met alle denkbare tegenstand, zoals het een christelijke vorst betaamt tegemoet te treden, en hoe wij met de hulp van de Almachtige God en de christenmensen, die dit ook ter harte gaat, hoe wij de ellendige verlaten christenen tegen de heidense hond te hulp kunnen komen, opdat zij uit de Turkse slavernij bevrijd kunnen worden en weder tot de christelijke vrijheid en in de gehoorzaamheid aan de Heilige Kerk gevoerd kunnen worden.
Maar als de waardige kroon van Hongarije in de gehele Christenheid wordt beschouwd en erkent als zijnde een schild en bescherming van het heilige geloof en nu door zulke hevige aanvallen door de Turken zoveel land en onderdanen heeft verloren, zodat het ons in ons voornemen dringt en noodt om ook andere in christus gelovigende mensen om hulp te vragen, maar nadat wij en onze vornorderen (rangschikken?) loffelijke herinnering de Koning van Hongarije, die reeds vaak verzocht en nooit beslissend heeft mogen verlangen, zo lang als de Turken het pleit voor ons koninkrijk Hongarije bij andere christelijke landen hebben gewonnen, waar de armzalige christenen van alle troost en hulp verstoken zijn, daarom hebben wij God de Almachtige tot eer als een christelijke koning, die een rechtvaardig erbarmen heeft met deze vernietiging van de eer van Christus de Heer, zijn wij er toe genegen het Heilige Geloof te hulp te komen en te willen redden en altijd ernaar willen streven, willen wij een orde en genootschap stichten, die wij onder onze hoede nemen en waarin alle eerbare christenen, die dit genootschap waardig zijn en die daaraan willen deelnemen in kunnen worden opgenomen in de Naam van God de Almachtige en ter eer en glorie van de Heilige Marteldood van Christus. Daartoe besluiten en verplichten wij ons bij onze koninklijke waardigheid en in kracht van deze oorkonde, dat wij allen, die wij als lid in deze orde zullen opnemen, en hij mocht zijn een graaf, een baron, een ridder of knecht, een geestelijke of een leek in wat voor waardigheid, stand of geslacht, geen enkele uitgezonderd, wij zijn verplicht hem te beschermen, te zijn zijn genadige heer en helper tegen de de woedende vijand van Christus, de Turken en al hun helpers, daar toe ons een ieder, die deze orde aanbeveelt beloven zal om met zijn christelijke trouw te helpen, zo wij hem daartoe oproepen of in eigen persoon of door de zijnen, maar zij die geen vorst zijn, op onze kosten en voor onze rekening. En of een of meer, die wij deze orde zullen verlenen, bij zulke hulp en dienstbaarheid aan het Heilige Geloof verhinderd mocht zijn door bezwaren, die hij terecht en met redelijke gronden heeft omkleed of niet begeert, en het niet wil ontvangen, van wie of waar, hij of zij zullen en willen wij naar al ons vermogen aan lijf en goed helpen, opdat hij recht wordt gedaan en wordt beschermd opdat hij niet wordt gewongen tegen het recht in te gaan en hij geen geweld en onrecht zal ervaren.
Wij willen ook geeneen, die tot ons genootschap behoort geweld of onrecht aandoen, en dat noch iemand anders gedogen te doen. En als wij als gevolg van een dergelijke steun en hulp met iemand in een vete of vijandschap geraken, dan zullen diegenen ons, ten behoeve van wien dit geschied, naar beste vermogen met lijf en goed te hulp komen, en zich niet buiten ons om op wat voor manier dan ook met onze vijanden verenigen of tot een gerechtelijke overeenkomst komen. In het bijzonder willen wij, als er tweespalt mocht ontstaan tussen hen, die lid van onze orde zijn geworden, dat er om die reden geen vete of vijandschap tussen hun zal uitgroeien maar dat elk drie leden uit onze orde uitkiest en samen een voorzitter kiezen, of als ze niet tot overeenstemming over de voorzitter kunnen komen, dan zullen wij de bevoegdheid hebben er een aan te wijzen: deze zeven zullen zich inspannen om er voor te zorgen dat zij hun geschil zullen bijleggen; als de partijen het echter niet eens kunnen worden over hun aandeel; dan zullen zij met recht over hun verschil beslissen, waarbij het betwiste deel dan zal overblijven. Als er echter koningen en vorsten naast ons in dit genootschap plaats willen nemen en lid willen worden, met dezen willen wij ons broederlijk en vreedzaam verhouden, zo onze koninklijke en hun vorstelijke waardigheid gebiedt. En de orde, die men in het openbaar zal dragen, wanneer wij die verlenen of toestaan te verlenen: een krans gesmeed uit goud of zilver, gelijk als was hij uit drie dorens gevlochten, daardoorheen een koord omwonden met een strik en kruiselings erdoorheen een lans en een stok met een spons, en daaronder aanhangend aan een keten een rood kruis, waarin een stok en drie nagels met het opschrift van 4 letters I.N.R.I. Aan het kruis zal aan de rechterzijde een gesel hangen en aan de linkerzijde een roede, dit alles van goud of zilver, evenals het opschrift en zal elke ridder, die deze orde ontvangt een van goud of verguldsel en een knecht een van zilver gemaakt dragen ter nagedachtenis van het bittere lijden van Onze Lieve Heer Jezus Christus. En ook zal iedereen, die deze orde zal ontvangen tot lof en eer van het martelaarschap van Christus op elke Quatember een mis laten opdragen ter vertroosting en hulpe van alle levenden en doden, die deze orde hebben ontvangen; wat echter de eerbare vrouwen en maagden, geestelijk of werelds betreft die lid willen worden van onze orde en deze ontvangen, zij zullen iedere dag verplicht zijn om vijf paternosters, vijf weesgegroetjes en een geloofsbelijdenis te bidden ter ere van het martelaarschap van Christus, opdat God de Almachtige de orde geluk en zege schenkt tegen de ongelovige Turken. Als echter de dood een maaier is? (ein erlescher ist) van de menselijke nagedachtenis, zo hebben wij in ons koninkrijk muett betracht? zulks ons voornemen en onsterfelijke herinnering schriftelijk te bevelen en deze orde met ons koninklijk zegel te bevestigen. Als men rekent na de geboorte van Christus onze lieve heer in het jaar 1472. Item zal er geen ruchtbaarheid worden gegeven aan deze orde en zal ze zo lang geheim worden gehouden, opdat onze heer de koning zijn geheime misse naar onze Heilige Vader de paus heeft gezonden, om zijne Heiligheid van dit voornemen formeel in kennis te stellen en hem te smeken, dat hij de zaak van de Heilige Kerk daarmee bevordert, dat een ieder christenmens, aan wie deze orde wordt verleend en die in ere houdt zoals hij zich heeft voorgenomen, zijn zonden geheel en al vergeeft en hem van alle boete en schuld tijdens dit leven en na zijn dood naar de geldende riten van de kerk kwijtscheldt en daarom hieraan zijn goedkeuring geeft.
En als dat wordt verkregen dan is daarmede deze orde door de pauselijke troon bevestigd en is ze in het geheim verkregen.
Item daarna moge zijn genade in alle landen worden verkondigd als daarbij behoort door gedrag (durch erhalten?) en die dan te dragen en bekend te maken


1474
1474
illustratie, © Wanita Resida 2006

Uit de Russische kroniek van Dracula:


Na de dood van de prins (Van Walachije) stuurde de Hongaarse koning een bode naar Dracula, die gevangen zat om hem te vragen of hij weer net als voorheen prins in Walachije wilde worden, en zo ja of hij bereid was het Latijnse geloof aan te nemen, zo niet dan zou hij in de gevangenis sterven. Dracula echter beminde de vreugde van het aardse leven veel meer dan die van het eeuwige leven en hij keerde de Orthodoxie de rug toe en liet de waarheid en het licht achter zich en aanvaardde de duisternis. Ongelukkerwijs kon hij de voorbijgaande kwalen van de gevangenschap niet verdragen en aanvaardde hij de eindeloze hellepijnen door onze Orthodoxe religie in de steek te laten en over te gaan tot het bedriegelijke Latijnse geloof. De koning gaf hem niet alleen de heerschappij over Walachije, maar schonk hem ook zijn zuster tot vrouw. Bij haar verwekte hij twee zoons en hij leefde nog tien jaar en in deze ketterij eindigde hij zijn bestaan"


Uit de Duitse kroniek van Dracula:


De koning van Hongarije hield hem in strenge gevangenschap. Daarna liet hij zich dopen in Buda, en deed hij veel boete. Daarop maakte de koning van Hongarije van deze Dracula voivode weer een groot en belangrijk man, zoals hij vroeger was geweest en men zegt, dat hij daarna veel goede werken heeft verricht, aangezien hij een Christen geworden was.

En hij liet zich daarna in Ofen dopen en deed grote boete, waarna de konig Dracula weer voivode en vorst maakte als voorheen. En men zegt, dat hij daarna vele goede daden heeft gedaan." (Unrest)

Tenslotte werd hij door Matyas koning van Hongarije naar Rome gestuurd om zich tot het christelijk geloof te bekeren en te laten dopen en vervolgens keerde hij zich tot de godsvrucht. Dientengevolge werd hij weer hersteld in al zijn waardigheden en volbracht hij zijn levensdagen in goedertierenheid. En daarom beweegt de beschrijving van zijn afschrikwekkende daden reeds lang geleden verspreid in gedrukte pamfletten de lezers des te meer tot zowel lachen als huiveren...(Thrithemius)
..en uiteindelijk werd hij gegrepen, gevangen gehouden en omdat gezegde wonderbaarlijke invloed christelijke, hersteld in zijn bestuur en daarop gedood (vertaald uit het latijn, nog corrigeren en stroomlijnen, mn de wonderbaarlijke invloed van het christendom, die op hem inwerkte) (Melk)
De koning liet Dracula vrij, die naar men zegt zich in Walachije dapper had geweerd tegen de Turken en hij gaf hem zelfs een bloedverwante in een wettige echtverbintenis tot vrouw. (Bonfinius)


1475
1475-06-23
Bistritz Stefan cel Mare stuurt een brief naar Matthias Corvinus, waarin hij om hulp vraagt en verder verzoekt dat de pas in zijn waardigheid herstelde Dracula hem te hulp komt.

Bistritz, 25 juni 1475
Dominicus, stadhouder van Szerkesfehervar en Gasparus, woordvoerders van Koning Mathias van Hongarije naar Stefanus de voivode van Moldavië gestuurd aan koning Matyas.

Zeer doorluchtige vorst. Onze natuurlijke en zeer geliefde heer. Na onze nederige onderwerping. Geliefde koning en vorst.
Toen wij gereed stonden voor onze reis vanaf de stad Bistriz naar de baronnen van Moldavië kwam een man van heer Stefanus de voivode van Moldavië met een brief die hierbij is ingesloten, die ons mondeling vertelde hoe in de voorafgaande dagen diezelfde voivode Stefanus zijn eigen bloedverwante broer Alexander naar het rijk dat Mangop wordt genoemd heeft gestuurd, en dit [rijk] nam hij met heftige beroeringen in bezit, na het vertrek van zijn bojaren naar uwe majesteit, en hij onderwierp alle groten en minderen in dat rijk Mangop aan zijn heerschappij. Hij vertelde ook hoe de Turken met een sterke legermacht van vierhonderd helmen gekomen waren voor het beleg van Caffa, dat zij, toen zij het door een beleg hadden omsingeld, in bezit namen samen met het kasteel dat op dezelfde plaats staat. Nadat ze zo in bezit waren genomen, brachten zij alle Italianen die zich in het genoemde kasteel ophielden met een gruwelijke moord om het leven, tegelijk met de machtiger burgers van de stad, de overigen van diezelfde stad na gegeven trouw in hun oude gewoonten achterlatend; en zoals gezegd wordt, hadden diezelfde Turken zich bij de verovering van diezelfde stad Caffa aangesloten bij de Tataren, 40.000 in getal, met wie zij een groot vredesverdrag hebben afgesloten, vooral hierom, omdat de aanvoerder van de Tataren, over wie Stanciul aan uwe Majesteit mededeling heeft gedaanm in die stad Caffa door de Turken en de Tataren werd vastgehouden, zoals men zegt. Nu, zeer doorluchtige vorst, op grond van het gevaar waarvan diezelfde voivofde Stefanus begreep dat het hem boven het hoofd hing, vraagt hij ons door middel van deze bojaren van hem, opdat/naarmate wij onze brief aan uwe majesteit zeer snel zullen geven, dat uwe Majesteit zich verwaardigt zijn fakkels ze wenden naar de lagergelegen delen van zijn rijk, en zich dagelijks haast weg te gaan; aangezien diezelfde voivode hoopt, dat nadat uwe majesteit zich bewegen zal hebben, diezelfde Turk niet zo makkelijk uitrukt tegen ofwel het rijk Moldavië, ofwel uwe majesteit; en zonder twijfel bericht en verzekert hij ons, dat nadat dezelfde Turke gekomen zal zijn, die al zolang zijn tocht heeft aangevat, de Walachijers tegen uwe Majesteit en dezelfde voivode zullen opstaan, omdat zij verteld zouden hebben dat zij al gereed stonden tegen uwe Majesteit. Dezelfde Turk, zo wordt bericht is persoonlijk met een zeer grote legermacht over land gezonden en hun andere manschappen over het water. Deze dingen hebben wij aan uwe Majesteit geschreven, opdat Uwe Majesteit het nieuws van deze streken begrijpt. Wij hebben eergisteren de brief ontvangen die uwe Majesteit gezonden had aan mij, stadhouder Dominicus ter zake van de aanstelling van de voivode Dracula, welke ik na lezing ervan heb weergegeven aan de bojaren, die na dit nieuws te hebben vernomen, al luide prijzende dat Uwe Majesteit hem tot voivode heeft gemaakt, verzoekend dat Uwe Majesteit zich verwaardigt hem zeer snel te zenden met een legermacht, omdat de voivode Stefanus reeds met zijn almacht in dit Jasji, hoofdplaats van de Filistijnen, zijn kamp heeft opgeslagen, naargelang uwe Majesteit zal opmaken uit de hierbij ingesloten brief van diezelfde voivode Stefanus. Deze drager van deze brief verzoeken wij dat hij die zeer snel naar ons terugstuurt, opdat wij weten wat wij in deze zaken moete antwoorden aan diezelfde voivode Stefanus. God beware uwe Verhevenheid naar wens bij het bestuur van zijn rijken.
In haast uit Bistritz, de zondag na het feest van de geboorte van Johannes de Doper [A.D. 1475].
De getrouwen van Uwe Verhevenheid, stadhouder Dominicus en Gasparus van Nagyvatha.
1475-07-18

Aan de Hertog van Ferrara
Doorluchtige Vorst en mijn buitengewoon Verheven Hertogelijke Heer, uw nederige onderdaan.
Aan de dagen van de op die van Posen, waarover in een van mijn andere brieven bericht aan uwe Doorl. Heerlijkheid van de gebeurtenissen ?per? aan het uur beloofde gebeurtenissen/successen van de tegenwerking van de nieuwigheden uit Hongarije, door waarnemen, (hij werd verhinderd andere brieven en berichten te sturen) breng ik Uwe excellentie ervan op de hoogte hoe de hongaarse rijksdag terstond heeft besloten; tegelijk met andere besluiten en maatregelen tegen de Turken hebben belast een dukaat per haardstede in het gehele koninkrijk, welk wordt geraamd op meer dan 500.000 dukaten. De daar aanwezige baronnen en gezanten van de Communitado zijn ontevreden, hebbende gemaakt deze rijksdag met grote moeite, en met zeer grote kosten, terwijl ze geloofden te hebben enige geldelijke ondersteuning van de machthebbers uit Italie, ten tweede is hen sterke verwachtingen/hoop gegeven van de zijde van de Signoria van Venetie, en ze kwamen tot de ontdekking dat ze bleken bedrogen, bespot te zijn en nog veel meer ?li smarte, dat door de terugkeer van genoemde heer koning van de veldtocht in Bohemen, welke gelukkige voortgang had; alle beschouwingen tav/en de macht van de Turken tegen zich hebben uitgelokt, omdat deze Turken de terugkeer van de koning gewaar werden, en het gerucht van de bovengenoemde italiaanse steun; uitstellende de zeeorlog, zijn macht en troepen zijn gericht tegen Hongarije en ten tweede begrijpen, stuurt zijn manschappen tegen Moldavie, waarvan de inwoners en hun legers werden verslagen, en hij heeft bevolen 60 galeien en andere schepen over de Zwarte Zee naar de Donaumonding te sturen om het land te veroveren, deze berichten ontvangen van de reeds genoemde Graaf Stefan zijn van groot belang.
Genoemde Verheven koning omdat te voorkomen heeft in genade aangenomen de de genoemde graaf Stefan, welke reeds jaren een slechte verhouding had met zijne majesteit, en waarmee hij nu een goede verstandhouding heeft, en deze graaf Stefan middels zijn gezanten in de betreffende rijksdag opnieuw hommage heeft gedaan aan voornoemde koning en hem de vaandels en oorlogsbuit heeft gezonden, welke werden verdeeld in vier stukken als teken van zijn onderwerping; bovendien heeft zijne majesteit Ladislao Dragula hersteld in de tekenen van zijn waardigheid, makende hem voivode en heer van Walachije en hem in zijn status herstellende, hem overhandigend krijgslieden, geld en geloofsbrieven, dus van deze genoemde Dragula wordt verwacht, dat hij grote daden tegen de Turken zal verrichten, zoals hij reeds eerder heeft gedaan, toen hij hen nederlagen in de Walachijse gebieden toebracht. Voorheen was hij de gevangene van de koning en door een zekere grote genade heeft deze Majesteit gezanten naar Transsylvanie gezonden om het land gunstig te stemmen voor de genoemde Dragula, waar men over wel 50.000 goed opgeleide en uitgeruste manschappen kan beschikken, ingeval de Turken toch mochten verschijnen in enig deel van Moldavie of Walachije, daarboven houdt deze koninklijke majesteit niet op tamelijk veel en besteden gelegenheid om persoonlijk te gaan naar de grenzen van zijn rijk, volgens de berichten trekt hij dus op tegen de Turken, Juli zal nog niet voorbij zijn of even na de zomer, dan gaat hij op reis en hij zal met zich meevoeren: veel muurbombarden en andere artillerie van allerlei aard, onder andere heeft hij belegeringsgeschut laten vervaardigen, waaronder enige wonderbaarlijke machines, houten stormrammen; strijdwagens, en vuur en andere zaken, die men nog verder zou kunnen bedenken, zodat we mogen hopen, dat deze zaken gelukkig voor ons zullen kunnen aflopen, afgaande op de grote ijver en bedachtzaamheid van deze Verheven koning Matyas en de gemoedstoestand van zijn genoemde Hongarije, 't welk verschillende volken in zijn legers telt, die de Turken van nature vijandig gezind zijn, meer dan welke andere natie dan ook.
Tenslotte hebben wij middels de mannen van deze Doorluchtige koning begrepen hoe de Signoria van Venetie inmiddels door een van haar gezanten poogde om met de Turk vrede te sluiten; maar omdat de Sultan van de Signoria geheel Mora, Kruja en Skutari opeiste met enkele andere gebieden in Albanie, en daarbovenop vele andere zeer zware verplichtingen, hun gezant onverrichterzake is teruggekeerd; ander dingen zijn er niet gebeurd, nadat ik werd verhinderd om aan Messire de Policastro te schrijven.
Buda, XVIII juli 1475. Uw dienaar, broeder Florius Reverella"
1475-08-04
Vlad verblijft in Arghisja en zendt zijn bojaar Cirstian (din Stancesti) naar Matyas Corvinus met verzoek om hem een kasteel bij Brashov als woning te geven. M.C doet dit niet ivm de gevoelige tenen in Brashov???? Niet in UBVII. NB Walachijse vorsten mogen geen onroerend goed bezitten in de binnenstad. Hongaarse edelen krijgen alleen toestemming in de stad te wonen als ze hun aristocratische voorrechten voor altijd opgeven.

Wijze mannen, die door ons zeer bemind moeten worden. Jullie zullen hebben gemerkt dat deze drager van deze [brief], namelijk de edele Christian Porkolob, onze speciale bojaar, in uw vriendschap is getreden om voor ons een huis te regelen in uw midden voor de hervorming en de vermeerdering van uw eer. Hierom dus vragen wij uw vriendschap bij deze, in zoverre dat u onze verzoeken wilt verhoren vanwege de overweging van onze nog grotere vriendschap, in de wetenschap dat als u het gedaan zult hebben, wij op grond daarvan niet [alleen] in zo grote zaken maar [ook] in veel grotere wij onze wederdienst willen bewijzen. Aan alwat de drager van deze [brief] aan overige zaken slechts mondeling gezegd zal hebben van onze kant moge u zich verwaardigen geloof te hechten en ze als geloofwaardig te beschouwen als van ons en alsof wij in eigen persoon samen met u zouden zijn. Uit Argyae. op de dichtsbijzijnde vrijdag na het feest van de vondst van de rechterhand van de zalige protomartyr Stefanus, in het jaar des Heren 1475.
Wladislaus Dracula, uw voivode van de Walachijse streken etcetera.
[Achterop]: Aan de wijze mannen, de burgermeesters en rechters [en schepenen] en de gezworenen en de overige burgers in de stad Cibinia, onze blijvende beminde vrienden.
1475-08-15
Stefan cel Mare wordt door Matthias bevestigd in de rechten en privileges van zijn grootvader Alexandru cel Bun en Vlad wordt tegelijkertijd door Matyas bevestigd in de rechten en privileges van zijn grootvader Mircea cel Batrin.

Wij Matthias bij de gratie Gods koning van Hongarije, Bohemen etc, erkennen bij deze [brief] dat, omdat onze getrouwe, de eerbiedwaardige en aanzienlijke Stephanus, voivode van het Moldavische land, is teruggekomen van zijn afvalligheid, en ons heeft erkend als zijn natuurlijke heer, en verschuldigde trouw heeft beloofd aan onze majesteit en de heilige kroon, wij dus dezelfde in onze koninklijke genade en welwillendheid hebben aangenomen, samen met zijn zoons, de bojaren, en de hele provincie Moldavië en alle bewoners daarvan en met hen een vaste en voortdurende vrede hebben gesloten, samen met de hele heilige kroon. En op grond hiervan heeft diezelfde voivode Stephanus beloofd, dat hij alles voor ons zal doen, en voor onze heilige kroon, wat zijn voorgangers-voivoden krachtens recht of gewoonte gewoon waren te doen. Hierom hebben wij beloofd dat wij dezelfde, zijn zoons, de bojaren, en heel het vaderland van hem eveneens in hun rechten, privileges, en vrijheden, en daarnaast in dat van de goddelijke koningen van Hongarije gewoon waren te doen, te behouden en te bewaren; daarenboven hebben wij, dezelfde voivode Stephanus, zijn zoons en de bojaren, en het hele vaderland en alle inwoners daarvan met gratie behandelend, van alle buitensporigheden tot dusver op enige wijze begaan ofwel tegen onze majesteit, ofwel tegen het rijk en de rijksingezetenen, aan hen vergiffenis geschonken, samen met het hele rijk; en wij zullen hun hierom geen enkele schade of kwaad aandoen, noch zullen wij toestaan dat dat door een ander wordt aangedaan, noch in het rijk van onze majesteit, noch in het rijk van hem, noch in enig ander rijk of enige plaats; geen enkele persoon die de naam van voivode zal hebben, noch een edele noch een magnaat van dezelfde voivode Stephanus zullen wij als vijand, tot gevaar of schade voor dezelfde (Stefan), in onze domeinen handhaven, maar alle dergelijke lieden zullen wij uit ons rijk wijzen, en aan hen zullen wij geen enkel voordeel bewijzen. Wij hebben ook beloofd dat voor welke zaken en ondernemingen ook maar die tot dusver van hieruit en van daaruit zijn volbracht, noch de onderdanen noch de kooplieden van dezelfde voivode Stephanus enig kwaad zullen oplopen, of iemand hun last zal bezorgen; maat zowel onze onderdanen als die van dezelfde voivode Stephanus zullen door tussenkomst van het recht al hun zaken ten einde brengen en in vriendschap afhandelen. Omdat nu diezelfde voivode Stephanus ons heeft beloofd, dat hij met zijn eigen persoon en heel zijn provincie hulp zal verlenen tegen de heidenen en de andere vijanden van ons, en ons rijk, opdat dit des te duidelijker in zijn brieven wordt vervat, hebben wij nu beloofd dezelfde voivode Stephanus te beschermen in onze eigen persoon, als dat nodig mocht zijn, tenzij we bezet zullen zijn met belangrijker aangelegenheden van ons rijk; en daarop hebben wij hem beloofd, hulp en gunst uit ons rijk te besteden naargelang ons kunnen. Over de grenzen van zowel de provincie Moldavië als de provincie Transalpina volgens de oude grenzen en gewoonten bezeten en in acht genomen door de voorgangers-voivoden zijn wij het eens met elk van beide voivoden, te weten zowel Stephanus van Moldavië als Vlad van Transalpina volgens de privileges van Alexander en Mircea van elk deelgebied van de voivoden. En als het mocht voorvallen, wat God verhoede, dat dezelfde voivode Stephanus met geweld van zijn vijanden wordt gedwongen tot de uittocht uit zijn land, en tot het binnenkomen in ons rijk en in onze kastelen, steden en versterkingen, waar ook maar in ons rijk, met zijn kinderen, huishouden, bojaren en welke bewoners van zijn land ook maar, of ze nu met velen of met weinigen zijn, en met alle goederen, zaken en schatten van hem en de zijnen, dan hebben wij beloofd dat hij velig zal kunnen komen, blijven en verwijlen, zo lang als het hem zal aanstaan, en dat hij behoorlijk en zonder enig ongerief zal worden behandeld. Wanneer het hem echter zal aanstaan, terug te keren naar zijn vaderland, dan zal hij evenzeer vrijelijk met zijn kinderen, bojaren, bedienden, zaken, goederen, schatten, en alle zaken die hem toebehoren kunnen terugkeren, zonder de geringste krenking of tegenwerking; en wij zullen hem, als dat nodig mocht zijn, helpen zijn gehele vaderland te heroveren naargelang al ons kunnen. Al deze hierboven beschreven zaken hebben wij, koning Matthias voornoemd, beloofd op ons koninklijke woord, de heilige kroon van Hongarije en onder ons christelijke geloof, nauwgezet in acht te nemen zonder enige list of bedrog van deze brieven van ons, waaraan ons geheime zegel is gehangen, dat wij als koning van Hongarije gebruiken, door tussenkomst van tekst en getuigenis. Gegeven te Buda op het feest van de Tenhemelopneming van de allerheiligste maagd Maria. In het jaar des heren 1475, in het achttiende jaar van onze regering over Hongarije en het zevende jaar over Bohemen.

En wij Gabriel, bisschop van de kerk van Alba Julia in Transsylvanië, gezant van de Heilige Stoel; Johannes aartsbisschop van de kerk van Strzegom, Gabriel, aartsbisschop van de kerk van Kalocza, Sigismundus bisschop van de kerk van Pecs, Thomas bisschop van de kerk van Nitra; Michael Orzag de Groth (Guthi), paladijn van het koninkrijk Hongarije, Emmericus van Zapolya, vaste graaf van Spis; graaf Stephanus van Bathor (Bathory), rechter van het koninklijke hof; Johannes Pangracz van Dengeley, voivode van Transsylvanië; Job van Gara, Johannes graaf van Bozyn en van Sint Gregorius; Emmericus van Palocz (Paloczy), meester van de koninlijke stalknechten; Nicolaus Banffy van Lyndua, graaf van Bratislava; Blasius Magyar, voivode van Transsylvanië en Georgius van Parlag, meester van de koninklijke deurwachters, aan de zijde van de voornoemde heer Matthias, koning van Hongarije, onze natuurlijke heer, hebben met datzelfde christelijke geloof van ons en onze eer beloofd, dat dezelfde heer van ons, de koning, de voorgaande artikelen, dat hij alle punten en bepalingen op onschendbare wijze in acht zal nemen.
Ter getuigenis van deze zaak hebben wij aan de zijde van het zegel van onze heer de koning ook onze zegels aan deze brief laten hangen.
Gegeven als boven.
1475-09-21
St. Matthiasdag

Mathias bij de gratie Gods, Koning van Hongarije, Bohemen, etcetera. Verstandige [brave, beste] en aanzienlijke, geliefde getrouwe van ons, wij verzoeken u, dat u terstond na de ontvangst van deze [brief] uit de dertigste gelden ofwel uit de voorzieningen van de kamer van Offenbanya aan onze getrouwe Dracula 200 florijnen ter ondersteuning moet geven op onze rekening. En iets anders zult, u onder onze zeer zware verontwaardiging, niet in uw hoofd halen te doen. Deze [brief] nu, die wij ook voor uw grotere zekerheid met onze eigen hand hebben ondertekend, moge u nadat de uitbetaling van diezelfde 200 florijnen is geschied, voor uw administratie bij zich houden. Gegeven te Buda op het feest van de zalige apostel en evangelist Matheus, in het jaar '75, in het zestiende jaar van onze regering over Hongarije etcetera en het zevende [jaar] over Bohemen.
Koning Mathias, met eigen hand.
[Achterop]: Aan de verstandige [brave, beste] en aanzienlijke Thomas burgemeester van onze stad Cibinia en onze daar aangestelde tricesimator, onze beminde getrouwe.
1475-10-13
Balcaci a/d Tirnava Mare Vlad bevestigt de ontvangst van een geldsom van de burgemeester van Sibiu.
"Wij Ladislaus Dragkulya voivode van het gebied Transalpina maken bekend en erkennen door middel van het tegenwoordige, bij dezen aan allen wie het ter ore komt, dat de aanzienlijke man meester Thomas Altemberger, burgemeester van de stad Cibiu in zijn persoon en die van andere burgers van genoemde stad en van Brassovia op rekening van de pacht van de twintigste bij opdracht van de schrijvers van de zeer geliefde heer onze koning tweehonderd Hongaarse florijnen daadwerkelijk aan ons heeft gegeven en overgedragen. Over deze 200 florijnen maken wij de genoemde burgemeester en gezagsdragers van de genoemde steden vrij en in alle opzichten losgemaakt bij de kracht van deze [brief] van ons en de tussenkomst van de getuigenis van de brief
. Gegeven in Balkach op het feest van de martelaar Koloman in het jaar onzes heren 1475


1476
1476-01-10
Pauli eremitus
Stremtz Janos Pongracz van Dengeleg schrijft aan Brashov, dat de vrede met Laiota gerespecteerd moet worden, partizanen van Vlad moeten naar hun vorst terug, hun gezinnen kregen onderdak

"Verstandige en aanzienlijke beminden van ons. Wij hebben al uw wedervareen, door uw man aan ons uitgelegd, uitstekend begrepen. Onder andere wenst u op de hoogte te worden gebracht, met welke regeling wij de rijksingezetenen van de gebieden van Transylvanië voor het ogenblik zullen hebben verlaten en wie wij in onze persoon zullen hebben aangesteld. Weet dan dat wij zeer onlangs, samengekomen met de rijksingezetenen te Engedin, samen met dezelfden de zaak hebben behandeld, en in onze naam en persoon, tot aan de tijd dat wij zelf binnengekomen zullen zijn of onze vice-voivode naar binnen zullen hebben gezonden, de voorname Stefanus Erdely van Somkerek hebben aangesteld om te voorzien in de belangen van de rijksingezetenen. Bovendien zolang het nodig zal zijn voor uw belangen, zult u aan diezelfde Stefanus Erdely uw belangen kenbaar kunnen maken; als hij de rijksingezetenen opgeroepen zal hebben voor de verdediging van het rijk, gaat u voort volgens zijn instructies. Bovendien zeggen wij u dat onze zeer doorluchtige heer koning met Basarab de voivode van Walachije een verbond heeft, en u moet ervoor zorgen dat u met diezelfde Basarab vrede onderhoudt, opdat u makkelijker aan uw voedsel kunt komen, u moet zich schikken naar de vrede.
Voorts antwoorden wij u dat u die Walachen van wie de vrouwen en kinderen bij u zijn, behorende tot Ladislaus Dracula, allen moet begeleiden om over te gaan naar diezelfde Dracula; alleen diegenen of diegene die een brief van diezelfde Dracula heeft gehad en de vrouw en kinderen van hen moet u daar houden, alle anderen moeten naar diezelfde Dracula gaan opdat zij onze heer koning van dienst zijn. Tenslotte moet u vooral dit weten, dat wij binnenkort en in korte tijd met de koninklijke majesteit, naar wie wij als God het wil, reeds op weg zijn (terugkeren), zullen samenkomen, en wij zullen moeite doen in al uw belangen ten voordele en ten nutte van u te weren en altijd een vermeerdering van uw eer te verkrijgen. Wat betreft uw gift en geschenk dat aan ons is overgebracht, zeggen wij u hartelijk dank en wij aanvaarden het met erkentelijkheid. Van ons, zolang het leven ons vergezelt, zult u altijd ons welbehagen ondervinden. Uit ons kamp Dyod, de derde dag voor het feest van de Zalige maagd Prisca, in het jaar des Heren 1476.
Johannes Pongracz, voivode van Transylvanië etc.
In dorso: aan de verstandige en aanzienlijke rechters en gezworen burgers en de raad van de stad Brashov, onze beminden.
1476-01-28

De landmacht in dienst van de Doorluchtige heer koning van Hongarije, Bohemen enz. tegen de Turken.
Item. Uit Transsylvanië komen 2000 Walachen, die boven alle anderen gewaardeerd worden als strijders tegen de Turken; die dezelfde afkomst hebben als de heer koning, en die altijd samen met de troepen (genitore) van de koning strijden, en zelfs aan de zijde van Zijne Majesteit en zijn hofhouding..
Item. De voivode van Moldavië heeft bij deze gelegenheid 12.000 ruiters en 20.000 man voetvolk onder de wapenen en hij beschikt ook over voldoende en goede bombarden.
Item. De voivode van Laag Walachije heeft 8.000 ruiters en 30.000 man voetvolk ter beschikking, die altijd onder de wapens zijn en altijd gereed staan aan de Turkse grens, en reeds honderd jaar in permanente staat van oorlog verkeren met de Turken, die hun land bedreigen, en hen tot nu toe volstrekt niet hebben kunnen schaden, en dat niet alleen omdat de Donau hen scheidt..." (aanhangsel bij een brief van Nikolaas, bisschop van Brunsberg, dd 28/1 of 08/04)
1476

De verovering van Srebrenica

Brief van Gabriel Rangoni, bisschop van Eger en apostolische nuntius aan Paus Sixtus IV

Allerzaligste vader en allergenadigste heer. Na de herdersstaf de kus van de zaligen. Nadat op gelukkige wijze de zeer verstrekte burcht Sjabac was ingenomen heb ik aan uwe Heiliheid duidelijk gemaakt dat de koninklijke majesteit besloten had te sturen naar de te verwoesten stad Srebrenica, beroemd om de zilvermijnen en naar het gehele gebied, daaromheen, hetgeen hij zonder uitstel met die aanvoerders Wok Vuk, despoot van Rascia/Servie en de Voorname Ladislaus, Dragula genoemd, en sommige andere bevelhebbers tot stand heeft gebracht. Dezen namelijk hebben nadat de Sava heimelijk was overgestoken, met een plotselinge inval alles overeenkomstig de koninklijke wensen en bevelen vervuld, zoals wij op de dag van gisteren van de niet tot het grauw behorende bode van de genoemde Despoot met zeer verblijd gemoed hebben vernomen.
Ik moge er terloops op wijzen, hoezeer God met die inval Uwe Heiligheid gunstig gezind is geweest. Toen dezelfde aanvoerders met hun leger bij aan de genoemde stad waren aangekomen, niets van de dorpen of steden verwoestend en 'snachts het bewoonde land over bergen en wouden voorbijgaand, zijn 150 ruiters vooruitgestuurd, ware uitgelezenen mannen, in kledij van de Turken, die op bevel van de aanvoerders een weinig voor de morgenschemering de buitenste wijken van de stad zijn binnengegaan zonder te dreigen met vijandelijkheden. Het was namelijk marktdag en er was een grote samenkomst van mensen uit nabijgelegen plaatsen; terwijl nu, zoals de gwoonte is ieder zijn koopwaar uitstalt en de vooruitgezonden krijgslieden zich als Turken met de overigen mengen en er niets van een verdenking rijst, stormen nadat het sein voor de aanval was gegeven de despoot met de anderen de stad in, zij grijpen meer dan 500 man, en de overigen doden ze tot aan de totale vernietiging. Het was namelijk een stad van wel 700 huizen, die daar tot een grote buit is geworden. 127.000 aspers, vijf zadels zilver (deze waren van de Keizer), veel geld, zijden doeken en doeken van elke andere soort zijn gevonden, aangezien het de stapelplaats van het gebied was, en, zoals die bode heeft bericht, massa's zilver, die zij vonden in de huizen van de burgers, hebben de krijgslieden met bijlen onderling verdeeld. Tenslotte, nadat de buit was gemaakt en achtergelaten met de gevangenen, verteren ze de stad met vuur. Vandaar nu zich met hetzelfde gemoed haastend naar de stad Kuslot, die op drie hongaarse mijlen afstand lag, staken zij het met driedelige slaglinies in brand; zij hadden slechts vijfduizend mensen.
En toen zij te rechter plaatse waren aangekomen bij een of ander naburig woud en reeds die burgers, verschrikt door de verwoesting in de buurt, weggerend waren en de bomen velden om de weg te versperren, opdat de ruiters er niet door zouden komen, omzeilden zij dit met een bijzondere list: want vierhonderd zijn er weggestuurd, die te voet met hen slaags zijn geraakt en eerder bezet hielden dan aanvielen.
Zij waren tweeduizend mensen. Intussen haasten de aanvoerders zich naar het leger en doorkruisen het woud op verder weg gelegen plaatsen, zij komen bij de vijand in de rug, allen, geen enkeling uitgezonderd, houwen zij neer, de liken op een grote stapel bijeenbrengend, vele met palen toetakelend, opdat door het afschrikwekkende schouwspel van het de Turken, wanneer zij zouden komen opdagen, in schrik op de vlucht zouden slaan.
Nadat deze dingen zijn volbracht, haasten zij zich naar Zvornik. De inwoners van Zwornik nu zoals ook die van Kuslot, waren, nadat zij de dolzinnigheid van de vijanden hadden waargenomen, begonnen het tussenliggende woud te vellen en de wegen te versperren, maar, toen het leger zijn opwachting maakte, vluchtten zij, op de vlucht geslagen zijnde, naar een veilige plaats. Daar werd de despoot door een pijl in de voet getroffen. Over diens gezondheid bestaat goede hoop. Toen tenslotte begonnen de onzen zich terug te trekken niets van de dorpen, niets van de huizen heel latend, alles hebben zij met ijzer en vuur verteerd.
Zij die de streek kennen beweren, allerzaligste Vader, dat als zij honderd Hongaarse mijlen richting Turkije waren gestormd, zij geen grotere schade aan de Turken hadden kunnen toebrengen.
Maar ik zal niet voorbijgaan aan de wreedheid van Dragula, op grond waarvan hij zeer bekend is aan geheel Rome. Want met zijn eigen handen, de gegrepen Turken lid voor lid verdelend maakte hij de stukken en aan palen vast zeggend: "Als de Turken bij aankomst dit zullen hebben gezien, zullen zij ons verschrikt de rug toekeren en vluchten". Dit is degene, die wouden van aan palen gespietste mensen heeft gemaakt.
De voornaamsten van dit koninkrijk van ons verzekeren dat hij ruim 100.000 mensen, toen hij aan het hoofd stond van het Walachijse voivodaat, met palen en andere kwellingen van een zeer verschrikkelijke dood heeft omgebracht, vanwege welke zaak de Koninklijke Majesteit dezelfde verscheidene jaren heeft vastgehouden in een zeer nauwe kerker. Maar daar evenmin zijn woestheid vergeten nam hij de muizen onder handen en hechtte hij ze lid voor lid verdeeld met kleine houten hechtranken vast, zoals hij gewend was met mensen te doen. Eindelijk echter maakte de koning hem vorig jaar vrij en zette hem in op een veldtocht tegen de Turken, voor wie hij een bijzondere schrik is.
Ook voegt die bode toe, op bevel van Bassa, dat Ali-beg zich in de Zwarte bergen bevindt, dat dezelfde echter daarna, aangezien hij Sjabac niet kon bereiken, is teruggekeerd om de keizer te raadplegen. Uit deze zaken kan Uwe Heiligheid duidelijk opmaken met hoeveel geschikte beschutting Sjabac reed s begonnen is te zijn, waaruit niet alleen aanvallen van de Turken zijn afgeslagen, maar aanvallen tegen hen zijn voorbereid, en van hoeveel nut zij ook aan de christenheid zal toevoegen, wanneer vanuit die plaats alwat de Turk bezit in het rijk Bonsië en in naburige gebieden zoveel mogelijk kan worden verstoord. Maar ook meen ik dat overwogen moet worden met een hoe bezwaard gemoed de Turk dit zal dragen en met welk een uitrusting hij naar de bevrijding zal uitrukken, tenzij het hem op krachtige wijze zou worden belet. De koninklijke majesteit heeft zich, nadat degenen aan het werk zijn gezet die sjabac moeten herbouwen en meer dan tevoren moeten versterken, en die bruggen over de Sava en de Donau moeten vervaardigen, en nadat enige rust was gegeven aan de krijgslieden die onder Sabac waren, zeer snel hierheen begeven, gezien de ondergang van de regeringsburcht (burchtheer) van Buda, in welks hand de hele koninklijke schat zich bevond. Maar ook de schatbewaarder, een groot en krachtig man, is op de dag van gisteren met groot uitvaartvertoon en de eer van de koninklijke aanwezigheid begraven. Nu deze zaken zijn geregeld en sommige andere aangelegenheden zich vorodoen, zal hij na weinige dagen toesnellen om voort te zetten wat hij heeft aangevat, want ook de bruggen zelf zijn al begonnen gereed te komen. Ook bevindt zich het leger niet ver van Belgrado. Ik hoop bij de goedheid Gods dat hij Servië voor het grootste deel zal verwoesten, voordat de Turken zich kunnen vertonen. Eindelijk, wanneer de wateren zullen zijn toegenomen, zoals hij het tevoren had opgevat, spant hij zich in met de Moldaviërs en het leger van Groter Walachije zelf in het Walachijse rijk samen te komen. Als hij echter deze zo grote opofferingen niet lang kan verdragen, is het niet nodig dat ik in ruimere mate uiteenzet, dat als ze iets willen doen, degenen die het aangaat geen uitstel toelaten, want het is altijd schadelijk voor zich uit te schuiven wat is voorgenomen.
Ik vertrouw mij nederig toe aan de allerzaligste voeten van uwe Heiligheid, die de Allerhoogste zich moge verwaardigen te bewaren in lengte van dagen voor de gelukkige regering van zijn Heilige Kerk.
Te Buda, VII maart, 1476
Van diezelfde Uwe Heiligheid, het allernederigste schepsel. Gabriel bisschop van Eger.
1476-04-15
Laiota Bassarab klaagt bij Brashov over zijn vijanden de kanselier Oprea en Voico Tatul, die daar asiel hebben gevonden

Vroede en aanzienlijke mannen, door ons te beminnen vrienden. Op grond waarvan (slaat op de begroeting) het voor u duidelijk het voor u duidelijk moge zijn, dat u een eed hebt gezworen aan ons en wij aan u, die zolang ons leven mag duren u zult voortzetten en wij zullen onderhouden; wij hebben ten eerste gehoord, uit het relaas van onze man, dat u enkele tegenstanders van ons bij zich heeft gehouden in uw midden, tot onze zeer grote schande. Wij vragen dus uwe vriendschappen dat zij onze tegenstander genaamd Chorya en anderen uit uw midden doen verwijderen, opdat het niet tegen uw trouw ingaat; wat u aan ons heeft beloofd moet u liever vermeerderen (nakomen), en wij zullens ons zolang ons leven mag duren houden aan datgene wat wij hebben beloofd. Uit Novum Castrum, de tweede Paasdag in het jaar '76.
Basarab senior, de voivode, bij de gratie Gods heer van de Walachijse gebieden van het Koninkrijk.
Ook vragen wij dat u het leger dat onze grootheid en onze vazal/sergeant nodig hebben in vrede en rust willen laten oversteken, op grond van onze vriendschap vanwege de eerbied.
In dorso: Aan de verstandige en aanzienlijke mannen de rechters, gezworenen en raden van de stad Brashov door ons te beminnen vrienden.
1476-05-09
Laiota Bassarab klaagt bij Brashov dat zijn gezanten Oprea logofat en Voiko Tatul en anderen daar zijn achtergebleven.

"roede en aanzienlijke mannen, door ons te beminnen vrienden. Het moge duidelijk zijn, hoezeer wij tot dusver een goede nabuurschap en broederschap hebben onderhouden; ten eerste weten wij niet, met welke houding van geest u uw trouw onderhoudt, waarvan u weet hoezeer u [die] aan ons heeft gezworen, en u heeft ook op grond van uw trouw beloofd, dat u met ons een goede nabuurschap onderhoudt. Wij horen uit berichten dat u onze gezanten bij u heeft gehouden, namelijk Opra logofat met zijn aangehorigheden en Woyko Thatul en andere buitenstaanders (waarschijnlijk tegenstanders) van ons, die uit ons rijk zijn weggevlucht en in die gebieden van ons veel schade en gevaren veroorzaken. Wij weten niet in welke trouw en welk vertrouwen u volhardt; wij hebben ernaar gestreefd dat u volhardt in diezelfde trouw en beloften die u ons aan ons heeft beloofd, en wij zijn in goede vrede gebleven. Wij sporen dus uwe vriendschappen aan, dat u zich wacht voor deze daden en zaken, als u ons geen schande wilt aandoen, maar u moet liever uw trouw bewaken. Overige zaken zal de voorname Zidradin u mededelen, onze schoonvader, aan wie u een geloofwaardige trouw wilt hechten als aan de woorden uit onze mond. Uit Novum Castrum, de vijfde dag (vrijdag) na de feestdag van de verschijning van de heilige aartsengel Michael, in het jaar des Heren 1476.
Basarab senoir de voivode, bij de gratie Gods heer van de Walachijse gebieden van het koninkrijk.
In dorso: Aan de verstandige en aanzienlijke mannen de rechters, gezworenen en raden van de stad Brashov, door ons te beminnen vrienden.
1476-05-10
Basarab Laiota schrijft over misdadigers in Fagaras, wschl handelen zij in zijn opdracht. De brief is in zeer slecht en krom latijn. Het personeel aan de kanselarij was wschl slecht opgeleid.

Vroede en aanzienlijke mannen, door ons te beminnen vrienden. Wij hebben uw brief, door uw gezant aan ons gericht, goed begrepen wat betreft Ffogaras over enkele misdadigers, en de boeven hebben dagelijks aan de Saksen en Jobagyen van de koninklijke majesteit veel schade toegebracht. Vandaar dat u aan ons tot dusver een wederzijdse genegenheid en nabuurschap heeft betoond, die wij dankbaar van u hebben aangenomen. Daarom, dat aan de Jobagyen en de Saksen van de koninklijke majesteit en aan u door de misdadige mensen enige onrecht wordt aangedaan, van daar weet u inderdaad dat op grond van de wil van de almachtige God wij een rustige vrede van de heer koning en majesteit moeten hebben. Daarom namelijk doen de misdadigers aan de Saksen en Jobagyen en de heer van de koninklijke majesteit. Maar eerder moeten zij straffen (gestraft) en vastgehouden worden. Dus vragen wij uwe vriendschappen, dat u de man met uw brief en (van) die misdadigers, de namen wilt meedelen, zodat wij des te sneller kunnen ingrijpen. Door ruimere hulp en steun te verlenen willen wij (niet?) dat anderen vernemen dat de misdadigers geen schade en onrecht moeten toebrengen.
Uit Novum Castrum, de tweede dag/dinsdag op de dag van de Rogationes (drie dagen voor Hemelvaart) in het jaar etc.
Basarab senior de voivode bij de gratie Gods heer van de Walachijse gebieden van het rijk.
In dorso: Aan de verstandige en aanzienlijke heren burgemeesters, rechters, gezworenen en raden van de stad Sibiu, door ons te beminnen vrienden.
1476-06-14
Brashov Dumitru koopman uit Boekarest wordt overvallen en beroofd in Brashov.
Mogelijk was deze Dumitru een aanhanger van Laiota en werd hij door aanhangers van Vlad beroofd?
1476-06-25 Sibiu. Schrijven van het stadsbestuur van Sibiu aan Brashov, waarin wordt gewaarschuwd voor Bassarab.

"Vroede en aanzienlijke mannen, heren, broeders en door ons te eren vrienden. Uit de geschriften van de walachijse voivode Basarab en ook uit het relaas van mannen, die het vertrouwen waardig zijn hebben wij opgemaakt, hoe de voornoemde Basarab geen goed voornemen jegens uwe broederschappen voorheeft, maar het wordt beweerd, dat alwat dezelfde met u zal kunnen doen, dat spant hij zich in te volvoeren; bij welke gelegenheid echter en hoe hij van plan is dat te volvoeren, weten wij niet. Hierom geven wij aan uwe heerschappen als aan broeders en vrienden de raad, dat u voorzieningen wilt treffen om de snoodheden van dezelfde Basarab te voorkomen. Uw gezant nu die inzake de tol van Großwardein aan het hof van de koninklijke majesteit doende is, zult u binnen een termijn van twaalf dagen vanaf de datum van deze [brief] op alle [mogelijke] manieren te Sibiu bestellen omdat onze burgemeester op de voornoemde twaalfde dag zonder enig uitstel naar de koninklijke majesteit zal toegaan, met wie uw gezant zo een goed gezelschap zal kunnen hebben. Gegeven te Sibiu, de derde dag/woensdag na het feest van de geboorte van St.Jan de Doper, in het jaar des Heren 1476.
De burgemeester, rechters en gezworen raden van de stad Sibiu.
In dorso: Aan de verstandige en aanzienlijke mannen, rechters en gezworen burgers van Brashov, heren, broeders en achtenswaardige vrienden."
1476-07-21
Somkerek (Sintereag) Istvan Erdely van Somkerek vice voivode van Transsylvanie, roept de sedes bijeen voor een algehel mobilisatie op 25 juli te Turda ivm geplande ontmoeting met Vlad en het koninklijk leger.

Gedurige vermeerdering van eer. Aanzienlijke mannen, broeders en door ons zeer te beminnen vrienden. Wij bedanken uwe vriendschappen en broederschappen zeer, omdat u ons met verscheidene berichten op de hoogte houdt. Terstond nadat de aanwezige mannen zo begrepen waren, hebben wij aan alle graafschappen laten wetem dat wij per afzonderlijk hoofd van het nin de stad Thorda in de persoon van de aanzienlijke en verheven heer Johannes Pongracz hebben afgekondigd dat zij op de vijfde dag/vrijdag namelijk voor het feest van de zalige apostel Jacobus dat nu zeer aanstonds zal komen bij wijze van oefening samengeschoold moeten worden in een algemene aansluiting omdat de verhven Stephanus van Bathor en Ladislaus Dracula samen met de de koninklijke leger samen met de koninklijke legers hier op de voornoemde tijd samengevoegd worden. Hierom vragen wij uwe vriendschappen en broederschappen en kondigen wij inderdaad met een reeks van deze [brieven] af, dat u gezien de huidige situatie een of meer van uw trouwe mannen naar Moldavië zendt en stuurt, die gehouden is u en ons met berichten te leiden en te dragen. Uit Somkerek, de zondag voor het feest van de zalige Maria Magdalena, in het jaar etc, '76.
Stephanus Erdelj van Somkerek, vicevoivode van Transylvanië.
In dorso: Aan de aanzienlijke mannen rechters gezworen en overige burgers in de stad Brashov verblijvend, onze zeer te beminnen vrienden.
1476-07-22
Brief van Magister Paulus aan Brashov over de opmars van Bathory cs en de mogelijke steun en kansen van Basarab Tzepelus als pretendent van Walachije (indien de Saksers en Stefan voivode (Stefan cel Mare of Stefanus van Somkerek?) hierom verzoeken, dwz dat de steun aan Vlad niet erg zeker is, gekonkel en intriges alom!!!!) Waarschijnlijk vreest men alom het herstel van Dracula op de troon. Is er sprake van steekpenningen, beloften aan de troon?. Verder is Tzepelus ook legeraanvoerder, mogelijk in leger Bathory?

Een bereidwillige dienstbaarheid met een algehele geest van behagen op oprechte wijze vooropgesteld. Verstandige mannen en altijd te eren heren van mij, lang geleden heb ik ervoor gezorgd herhaaldelijk het nieuws aan uwe vroedschappen te schrijven in verhalende vorm, sinds welke tijd ik, van velen die het vertrouwen waard zijn, ook het nieuws van u heb opgemaakt, dat onze allergenadigste heer koning Mathias Georgius Bethlen als vicevoivde voor Transylvanië heeft bestemd en evenzo Vladislaus Vlad en hij heeft de Kleine (Basarab Junior) met vele naties en volkeren naar onze streken gestuurd, waar hij ook Stefanus Bathory als opperste kapitein en oorlogsleider heeft aangesteld. Voorts was ik zeer verstoord en verward over de tol van Groswardein, waarover ik volgens de strekking van de vorige omstreeks Pinksteren ontvangen brief had gehoord en begrepen dat de afzonderlijke steden op hun wijze benodigdheden en privileges over de voornoemde tol met zich moesten meebrengen, waarover ik van uwe vroedschappen niets heb gehoord, noch waarschuwt u mij terloops, en wij moeten brieven en stellige privileges in onze opbergruimte van bovenaf geplaatst hebben, zoals ook de bewoners van Sibiu hun drievoudige privileges hebben meegebracht. Dat u mij tenminste ter informatie van de burgemeester en Johannes Hutter op de hoogte heeft gesteld, voorts zou ik als dat nodig mocht zijn, met goddelijke ingeving en hulp van de burgemeester om een latere termijn moeten verzoeken. Voorts heb ik in het geheim gehoord dat de Kleine Basarab op onze verzoeken en die van de voivode Stephanus tot onze nabuur kan worden gemaakt. Daarom moeten uwe vroedschappen alles overwegen wat u goed zal schijnen (hier volgt een onbegrijpelijke zin over koud water; omslachtige wens om wijsheid? waarschijnlijk vanwege Dracula's kandidatuur)God bescherme en verdedige uwe personen en het hele district tegen alle gevaren.
Gegeven in Großwardein, de tweede dag/dinsdag voor het feest van de Zalige Maria Magdalena, in het jaar des Heren 1476.
Magister Paulus, uw oprechte medebroeder.
In dorso: Aan de verstandige en aanzienlijke mannen rechters en overige gezworen burgers van de stad Brashov, altijd door hun heren te eren.
1476-07-23/08-01
Vlad vraagt vanuit Cipau om vrijgeleide voor Sebestyen zijn bode, die geloofsbrief naar Brashov overbrengt.

Ladislaus Dracula, groetend alle edelen, kasteelheren, graven, rechters, gezworenen en overige bestaande mensen van welke positie ook maar. Dit betreft: dat de toonders van deze [brief], te weten Sebastianus die met zijn dienaar naar Brashov onderweg is, wij verzoeken dat u hen in vrijheid en vrede met rust laat en maakt dat zij met rust worden gelaten, vanwege onze gunst en vriendschap.
Uit Chappa in het jaar 1476.
1476-08
br

Uit de Duitse kroniek van Dracula:


In hetzelfde jaar op Maria Hemelvaart trok de grootpasja, dat is de opperste legeraanvoerder van de Turken met een grote legermacht Turken tegen Moldavië en wilde dat innemen en veroveren. Dat bemerkte Stefan vayda, hertog van Moldavië en deze zon op verzet en hij bracht de Turken schade toe. Daarop trok de grootvizier samen met een grote macht en trok tegen Moldavië en hij bracht het volk van Stefan vayda zulke grote verliezen toe, dat deze zelf zich uit Moldavië moest terugtrekken; en hij verenigde zich met Dracula vayda, met de despoot en met Jakcic, want de despoot en Jakcic waren twee door de Turken uit hun land en heerschappij verjaagde heren. Met deze helpers trok Stefan vayda weer naar Moldavië. Daar waren de Turken met 6 korpsen gelegen bij een rivier, die daar door Moldavië stroomt; die verjoeg hij met slimme listen op de vlucht; verschillende Turken verdronken in het water, anderen werden op de vlucht gedood, de rest vluchtte naar een stad die vlakbij Sofia lag..(Unrest)
1476-08-01
Wij graaf Stephanus van Bathor, rechter van het hof van de koninklijke majesteit etc, de hoogste algemene kapitein (kapitein-generaal) van het huidige leger der volkeren, bepalen en vragen op dringende wijze in de persoonn van de zeer doorluchtige heerkoning bij dezen aan de verzamelde en afzonderlijke steden, plaatsen, dorpen en de inwoners daarvan en de mensen van welke rang of stand ook maar, dat zolang en zodra de burgers van de stad Brashov danwel de mensen van dezelfden in de eigen aangelegenheden van de koninklijke majesteit en voor de verdediging en bescherming van de Transylvaanse rijk, wanneer zij maar in uw midden zullen zijn aangekomen, behoefte zullen hebben aan paarden en andere zaken, u alsdan en voor dat geval aan de burgers van de stad Brasov ofwel aan de mannen van dezelfden paarden moet en gehouden bent te geven. Anders zal er in de voorgaande gevallen niet worden gehandeld. Nadat deze [brief ] is gelezen, geeft u die terug aan de toonder.
Gegeven in Segesvar, op het feest van de boeien van de apostel St.Petrus, in het jaar des Heren 1476.
1476-08-07
Buda Ladislaus dienaar/vertrouweling van Vlad brengt verslag uit over zijn verkenning van de Turkse invasie in Moldavie
Geprezen zij God op de dag van de 7e augustus MCCCCLXXVI, het 22e uur.
Relaas van Ladislas, vertrouweling van de voivode Dracula, die hier de vorige nacht uit Moldavië is aangekomen, van waar hij 10 dagen geleden is vertrokken en hij meldde:
Ten eerste: Vier dagen voor zijn vertrek is de Sultan is met zijn gehele leger Moldavië binnengetrokken en doorgestoten tot aan de plaats Romanvasar, die midden in Moldavië aan de rivier de Sereth ligt, waar vlak in de buurt een burcht is gelegen met ongeveer 1000 italianen, tegen hetwelke einde hij vertrok zonder, dat hij verder nog nieuws had.Ongeveer 2 dagen voor zijn vertrek werd het feit bekend, dat het grootste deel van het genoemde gewest door de Turk geheel is geplunderd en verwoest. Men gaf zich rekenschap ervan, dat men noch de mensen noch de middelen bezat, om welke reden velen met hun bezittingen naar de bergen zijn gestuurd voordat de bovengenoemde Turk arriveerde.
Toen de voivode Stefan, die zich bij de bovengenoemde plaats Romanvasar met ongeveer 6000 soldaten bevond de doortocht van de Turk bemerkte, vertrok hij onmiddelijk en trok zich terug in een kasteel genaamd Neamtz, boven op een berg; de rest van de mannen van de voivode, die zich hebben verspreid en dat zijn meer dan 60.000 personen bevinden zich aan de andere oever van de Sereth,zodat het leger van de Turk en de troepen van de genoemde voivode door de genoemde rivier zijn gescheiden op een dag afstand reizen ver van de plaats Neamtz, en voor dat de genoemde Turk verder trok werd hij geinformeerd van de aankomst van ongeveer 10.000 Tartaren om hem te steunen, en te worden ingezet tegen te troepen van de voivode bij Moncastro en welke hij versloeg en hij bevrijdde ongeveer 5000 mensen, die door hen bedwongen en onderworpen waren. Een turkse zeemacht, die was gearriveerd om de doorgang bij Moncastro af te sluiten, werd verjaagd door de verdedigers van deze plaats en die van Kilia. Er waren daar ongeveer 500 janitsaren gelegerd, die niet vermochtten iets te ondernemen tegen bovengenoemden en hoewel ze waren uitgerukt volgens het bevel van de bovengenoemde Turk konden ze niets doen, en de genoemde plaatsen werden door de voivode Stefan na zijn overwinning zonder enige moeite heroverd.
Van de 500 soldaten van het turkse leger, was een gedeelte gevlucht, hieronder waren vele hongaarse krijgsgevangen, die voorheen gevangen waren genomen, en verder zijn er velen gestorven door de honger en gebrek, welke in het turkse leger heersen en er zijn zovele doden, het ene uur wordt je ziek, het volgende ben je dood, een klein broodje kost 5 aspers, daarom moesten zij zich uit de bovengenoemde gebieden terugtrekken om zich te hergroeperen. Het grootste deel van het turkse leger is verstrooid, met eigen ogen heeft hij kunnen vaststellen, dat het 90.000 man sterk was, hierbij meegeteld de 9000 man gestuurd door Bassarab, voivode van Walachije, die het land niet heeft kunnen bezetten, reden waarom zij naar de bergen zijn gevlucht en nog dagelijks vluchten, omdat ze zich niet bij het turkse leger willen voegen. Op de 8e dag na zijn vertrek, ontmoette hij in Medias, gelegen in Transsylvanië Bathory Istvan, kapitein van de koning en zijn beschermheer de voivode Dracula, de volgende nacht moest het gezelschap vertrekken, want alle soldaten van de genoemde provincie hadden zich 4 dagen daarvoor in beweging gezet en volgens de geruchten waren het er meer dan 30.000 om zich te voegen onder het opperbevel van de voivode Stefan, die men met nadruk aanraadde geen strijd met de Turken te leveren tot de troepen van Bathory Istvan en de voivode Dracula met hem waren verenigd, welke ontmoetting men ongeveer 6 dagen na zijn vertrek tegemoet zag, anders verwachtte hij geen verdere soldaten, dan die hierboven beschreven van de voivode van Transsylvanië, die behalve hun gewone wapenuitrusting volgens gewoonte een handbijl met zich meedragen, om indien nodig de wegen te versperren met bomen en hout om de Turken de terugweg af te snijden, zodat ze geen kant meer uit kunnen..."

Uit de Duitse kroniek van Dracula:



"En het gerucht deed de ronde in Kasschau en in Leopol, dat de Walachijse prins Dracula, die zich in Hongarije bevond, de Karpathen was overgestoken en de Turkse legers zware verliezen had toegebracht.."

"En als men het jaar .76 telt, toen heeft koning Matyas van Hongarije zijn legeraanvoerder Dracula vayda, met een groot aantal volk gestuurd; Stefan vayda uit Moldavië en de jonge despoot, die door de Turken was verjaagd trokken ook mee en sloegen hun kamp op voor de Stinedera? en richten palissaden op uit voorzorg tegen de Turken en hoopten Stinedera te veroveren(...) en ze onderhandelden met de Turken, en er werd bekend gemaakt dat iedereen naar die kant van zijn keuze mocht rijden. En toen reden bijna 500 christenen naar de Turken en verschillende van de Turken, die daarop gevangen werden genomen naar het volk van de Hongaarse koning. En de christenen moesten daarop Stinedera verlaten, want ze waren te ziek voor de Turken" (Unrest)
1476-08-10
"De zeer doorluchtige vorst heer Mathias, bij de gratie Gods koning van Hongarije, Bohemen etc, zeer geliefde heer.
Zeer doorluchtige vorst, heer en onze natuurlijke zeer geliefde heer.
Lang geleden hebben wij aan uwe doorluchtigheid geschreven voor het grootste deel over de aanvoerder van de Turken en de illustere heer Stefanus de voivode van Moldavië, hoe en op welke wijze hij een conflict had. Moge uwe Doorluchtigheid weten dat alles zoals en zodanig als wij hadden geschrven waar was; nu ook schrijven wij waar nieuw aan uwe Doorluchtigheid; hoe de aanvoerder van de Turken het kamp Nemiz genoemd gelegen in Moldavië, bezet heeft, en vandaar de verderfelijke Busarad, de Walachijse voivode, met enkele duizenden Turken heeft toebedeeld, opdat hij het land Burza en heel Transylvanië zou overvallen, over die weg, waarlangs Uwe Doorluchtigheid Moldavië is binnengegaan en reeds over diezelfde weg enigszins is voortgeschreden, en diezelfde Basarab, horend dat ook wij ons naar diezelfde weg toewenden, heeft terstond zich niet bekommerend om de dood van zijn paard, onze aankomst aan de aanvoerder meegedeeld, na het horen waarvan de aanvoerder zonder enig uitstel af te wachten van het beleg van het genoemde kamp Nemiz in haast naar huis is gegaan, als is onzeker en weet ook Stefanus de voivode tot dusver niet of hij de wateren is overgestoken of naar het kamp Moncastro en Kilia is gegaan, want hij is zo heengevlogen na het horen van de aankomst van de manschappen van Uwe Doorluchtigheid als het betaamt voor zijn vijanden te vluchten. Want vandaag is het de vierde dag, dat wij met zekerheid te weten zijn gekomen dat diezelfde heer Stefanus leeft, omdat wij onze man naar hem hadden toegestuurd, die dezelfde verscheidene dage heeft gezocht, en hem uiteindelijk met veel moeite in de Karpaten te pakken heeft gekregen. En dezelfde eer Stefanus de voivode heeft met die man van ons een bojaar van hem naar ons gestuurd om van ons enkele manschappen te vragen te zijner ondersteuning. Aan hem hebben wij niet alleen zoveel manschappen gestuurd als diezelfde vroeg, maar veel meer, en wel hierom, opdat in alles Uw koninklijke wil wordt vervuld, hem berichtend, dat zo spoedig mogelijk als het nodig is, ook wij persoonlijk met de hele legermacht van Uwe doorluchtigheid naar dezelfde zullen toegaan. Moge Uwe Doorluchtigheid ook de handelingen weten, dat de genoemde Bosarab naar huis is gegaan en met al zijn manschappen waakzaam en onverdeeld was; hij die alleen maar onze inval in Moldavië verwacht, is terstond het land Buzau binnengegaan; maar wij letten goed op zijn hinderlagen, opdat hij zijn wensen allerminst vervult. Op het moment echter zijn wij hier namelijk op diezelfde weg naar Beretzki over welke Uwe Majesteit Moldavië is binnengegaan.
Voor hem, opdat als plotseling wij aan diezelfde heer Stefanus de voivode behagen, wij binnen een dag in staat zijn naar hem op te trekken; wat heeft diezelfde heer Stefanus de voiovde ons meegedeeld, toen het bij dezelfde zo bekend was, dat nog vanaf de wateren de aanvoerder een andere voivode in Moldavië wilde kiezen: wachten wij nu wel zoveel voor die zaak, dat als het zou moeten wij naar diezelfde heer Stefanus optrekken of niet? Tenslotte hebben wij zoveel manschappen, ja zelfs meer dan hijzelf wenste, naar dezelfde toegestuurd, met wie hij zich goed zal kunnen beschermen. Bovendien staan wij zelf klaar in eigen persoon met de almacht van Uwe Majetsteit om te zijner ondersteuning, op welk uuur ook maar hij zou willen binnen te vallen.
Overigens zal namelijk deze bediende Stefanus Sevenlij, de toner van deze brief, aan wie Uwe Doorluchtigheid zich verwaardigde geloof te hechten, zeggen welk een geluk en voorspoed de Allerhoogste beware bij uw wensen. Uit het kamp van Uw koninklijke manschappen bij het voor noemde Beretzky, laat op de feestdag van de zalige koning Stefanus in het jaar 1476, 16 augustus.
Van dezelfde van Uwe Majesteit.
Graaf Stefanus van Bathor, trouwe rechter van de raad van uw rijk.

1476 08 25 Bretzen Istvan Bathori schrijft, dat hij Stefan c.M te hulp was gekomen Vlad dus ook hier in Brezten
1476-09-06

De eigen commissie van de heer koning
Mathias, bij de gratie Gods koning van Hongarije, Bohemen etc., aan al onze getrouwe Saksen tesamen en aan ieder afzonderlijk van de Transylvaanse gebieden in ons rijk, die van deze brief kenneis zullen hebben, groet en genade. Wij dargen met een reeks van deze brieven aan uw trouw en aan wie van u ook maar met kracht op, dat u terstond nadat u deze brief gezien heeft, als sommigen van u uit ons huidie legere met onze getrouwe de verheven graaf Stephanus de Bathor, rechte van ons hof, in de Transsylvaanse gebieden van ons rijk tegen de Turken gehouden naar hun huizen of elders teruggekeerd en verspreid mochten zijn, weer zonder enig uitstel allemaal opmarcheert en met diezelfde graaf Stephanus de Bathor naar de Walachijse gebieden van ons rijk overgaat, en alales wat diezelfde graaf Stephanus u zal zeggen dat gedaan moet worden, zult u moeten doen. Aangezien wij anders aan diezelfde graaf Stephanus het verlof hebben gegeven, dat hij alle zaken en goederen van allen van u, die niet willen opmarcheren en die dingen niet willen doen die dezelfde zal zeggen dat ze gedaan moeten worden, te bezetten en dezelfden (weigeraar) kan en vermag hij in persoon vast te houden.
En anders zult u dus niet doen, naarmate u onze zeer ernstige verontwaaardiging wilt vermijden.

Gegeven te Buda, de zesde dag het dichts voor het feest van de geboorte van de zalige maagd Maria, in het jaar des Heren 1476, het 19e jaar van onze regering van Hongarije etc, het achtste jaar van Bohemen.
1476-09-10
illustratie, © Wanita Resida 2006Fragmenten uit de brief van Balthasar de Pisica aan de Paus.
[...] Zij vertelden namelijk, dat aangezien dit jaar in de maand mei het gerucht ging dat Bessaraba, de heer van Groot Walachije, met zijn leger op vijandelijke wijze Klein Walachije wilde binnenvallen, Stefan, de voivode van Beneden Walachije, met 40.000 ruiters, zowel edelen als landlieden, die voor het grootste deel een boog, een zwaard en een spies zonder ander wapentuig droegen, zich naar de oevers van de Donau begaf, en daar in de maand juni uit planken een kamp bouwde, opdat hij makkelijker de overtocht van dezelfde Bassaraba kon beletten. Toen nu deze dingen gebeurd waren, ging het gerucht van de aankomst van de Turken en ook de Tataren. In het begin van juli werd omstreeks middernacht te Suceava, waar deze jongelieden als gevangenen werden vastgehouden, aangekonigd dat de Tataren de plaats Stefaneste in Walachije op een "wettelijke" dagreis bij Suceava gelegen in de richting van Rusland binnengevallen waren en veel voorname lieden hadden gevangengenomen, en de volgende dag waarop men vreesde dat de Tataren naar Suceava zouden komen, staken zij een zekere rivier genaamd de Sireth over, op een halve wettelijke dagreis van Suceava gelegen, met de buit van 15.000 voorname lieden. De echtgenote van de heer Stefan trok zich met al haar schatten terug in een kamp genaamd Hotin, dat op een halve wederom wettelijke dagreis van de stad Kamenitz is gelegen. Kamenitz is namelijk een plaats van de koning van Polen gelegen in Rusland nabij Walachije. Toen nu de voornoemde voivode Stefanus de aankomst van de Tataren te weten was gekomen, zette hij, nadat hij de leiding had afgelegd in het kamp dat aan de oever van de Donau was gebouwd, waarvan Sandor een bloedverwant van hem, met 1000 ruiters aan het hoofd stond, met de overigen gedurende 2 dagen de achtervolging in op de Tataren, die hij volstrekt niet kon inhalen, maar toch werden 125 Tataren gedood, die om te plunderen van hun mensen waren afgedwaald. Gezegd wordt dat het leger van de Tataren voorzeker uit 30.000 ruiters bestaat, en dat 2 generaals en één heer er aan het hoofd van staan. Dus keerde de heer Stefan vol droegfheid met zijn hele leger terug naar de Donau, opdat hij de overtocht van de Turken belette. Onder de zijnen ontbrak geen gemor, aangezien zij hem reeds 2 maanden lang in de oorlog waren gevolgd, zeggende: "Wat gaat ons die oorlog aan, nu de Tataren onze vrouwen en onze kinderen hebben weggevoerd? En omdat hij had begrepen, dat sommigen heimelijk weggingen, en vrezend, dat als zij op die manier in die oorlog weggingen, hij later niet meer over hen kon beschikken stuurde hij hen voor 2 weken weg, op voorwaarde echter dat zij daarna met permissie moesten terugkeren. En dus bleef Stefan met een gevolg van 10.000 van zijn edelen achter, en hij keerde terug naar het voornoemde kamp aan de Donau.
Toen nu de vistier Iuga, kapitein van heer Stefan, na het 1e deel van de Donau met 1000 ruiters stilstond om de aankomst van de Turken waar te nemen, verschenen plotseling ongeveer 100 verkenners van de Turken, die hij zelf in de pan hakte, wier voetsporen even later de grote schare van de Turken volgde, die, zoals de voornoemde vistier Iuga zag zich op de vlucht naar het kamp begaf. Heer Stefan nu begaf zich, daar de zijnen niet waren teruggekeerd zoals ze hadden beloofd, ziende dat hij bij lange na niet tegen de Turken was opgewassen, het kamp verlaten hebbend, met 10.000 van de zijnen in een zeker woud naast een plaats genoemd Vaslui, op een gelijke dagreis van de Donau; de Turken verstevigden dat kamp nog meer, en na daar 2 of 3 dagen lang oponthoud te hebben gemaakt, zijn zij langzaam naar Walachije voortgeschreden, tot 10 italiaanse mijlen per dag afleggend. De inwoners van de stad Vaslui trokken zich voor de doortocht van de Turken terug in de hooggelegen delen van Walachije. De woordvoerder van de koning van Polen, die een tijd lang met de Turk in zijn leger was geweest deelde de inwoners van Suceava mee dat de Turk met een groot leger de Donau was overgestoken en Bassaraba, de heer van Groot Walachije, ook met diens leger bij zich had; op grond waarvan de inwoners van Suceava zeer hevig verschrikt zich voorbereidden op de vlucht.
De voornoemde Stefan, het voornoemde woud verlatend en een directe confrontatie met de Turk ontvluchtend, verbrandde de plaats Vaslui, en alle andere plaatsen, waarheen hij zich terugtrok op de vlucht voor de Turk, legde hij evenzo in de as, terwijl de Turk hem op de hielen zat. En zo verbrandde hij de volgende plaatsen of steden namelijk Iasj, Bacau, Romanbazar en Baia. De inwoners van die steden trokken zich met vele goederen op veiliger plaatsen terug nadat ze lang tevoren de aankomst van de Turken hadden vernomen; sommigen gingen op weg richting Hongarije, anderen richting Rusland, vooral die van Suceava, toen zij begrepen dat de Turk bij de stad Romanbazar halt hield. Heer Stefan, het commando in de stad Suceava op zich genomen hebbend, 's-nachts op de Turken afstormend, trok zich terug in een of ander onaanzienlijk woud op een halve dagreis van de stad Baia verwijderd en de volgende dag, nadat het woud door de Turken omsingeld was, en er door toedoen van de Walachen een slag plaatsvond, ontkwamen maar weinigen van de Walachen.
Dezelfde Stefan trok zich uiteindelijk van 15 of 20 ruiters terug in Sniathin, een kamp van de koning van Polen, en daar zei degene die deze dingen aan mij vertelde, dat hij de heer Stefan met enkele lieden in een of andere herberg had zien eten. De voornoemde heer Stefan trok zich terug naar Kamenitz om daar zijn legers te verzamelen, terwijl wel 200.000 Turken de stad Suceava omringden, en de Turk in eigen persoon had de leiding en deze had met zich meegenomen, een zoon van Peter II, die hij in plaats van heer Stefan tot heer wilde verheffen over de Walachen. Echter van verschillende zijden heb ik vernomen en is mij verzekerd, dat de Turken ondanks hun grotere legermacht een nederlaag hebben geleden en hun veldtocht op een mislukking is uitgelopen, want de walachijse heer Dracula, die zich in Hongarije ophoudt zou de bergen zijn overgestoken en hij zou de Turken zware verliezen hebben toegebracht. Dit zijn tenminste de geruchten die zowel in Kassa en Leopol de ronde doen. Nadat dit allemaal was opgeschreven kwam er een zeker Silezier uit Hongarije aan, die mij heeft gezegd, dat hij in Eger op 25 augustus in aanwezigheid van de zeer eerbiedwaardige heer van Eger heeft gezien dat vreugdevuren werden gemaakt en het 'Te Deum laudamus' werd gezongen, omdat Stefan, de voivode van Moldavië 13.000 Turken had vernietigd bij (Razboieni) en ook zag hij dat brieven werden gelezen, die de koninklijke majesteit aan de zeer eerbiedwaardige heer van Eger had gezonden. Gevraagd naar de tijd wanneer die vernietiging had plaats gevonden, zei hij het niet te weten."
1476-10-02
Brashov, Istvan Bathory
"Verstandige en aanzienlijke beminde vrienden van ons.
De koninklijke majesteit dat toen dezelfde zekere brief voor u hebt gemaakt en wij u met vele (brieven?0 tot dusver niet hebben weerhouden, ik bericht heb gezonden die bommenwerpers en andere toestellen met alle toebehoren te geven en op grond van zijn bevel te voorschijn te halen, tegelijk met de stenen en andere benodigdheden, en bovendien moest u met dezelfde zaken vijftig bereden mannen sturen, goed bewapend en uitgekozen als de besten die u heeft. En dit is de koninklijke wil, dat de aangelegenheden van zijne majesteit ook hier thuis volgens zijn wil worden vervuld. Daarom bevelen en gelasten wij aan uwe genegenheid met het gezag en in de persoon van zijne koninklijke majesteit met een reeks van deze brieven onder straffe van gedurige ontrouw en het verlies van uw hoofden en zaken ne goederen, dat u terstond en onmiddelijk nadat u deze brief heeft gezien zonder enige vorm van uitstel verplicht en gehouden bent, de bommenwerpers van die soort en andere toestellen met voldoende toebehoren en strijdwagens maar ook de genoemde vijftig goed bewapende bereden mannen volgens het koninklijke bevel aan ons overhandigd te sturen, al naar gelang deze edele Ladislaus Kurthofy onze dienaar, dit alles in ruimere mate door de dienst van zijn mond zal uiteenzetten aan u; u zult zorgen hem op alle onderdelen te geloven en dit alles ten uitvoer te brengen, onder het voorafgaande teken (zoals hiervoor aangegeven). Anders zult u niet doen. Te Brasov de vierde dag het dichtst na het feest van de zalige aartsengel Michael, in hetjaar des Heren 1000 etc.6. Graaf Stephanus van Bathor, rechter van het hof van de koninklijke majesteit en bovendien opperste bevelhebber van de koninklijke volkeren in de Transylvaanse gebieden etc.
Achterop: Aan de verstandige en aanzienlijke burgemeester en rechter en gezworen raadsleden van de stad Sibiu en bovendien aan de zeven saksicsche stoelen die daarbij behoren, onze beminde vrienden.
1476-10-07
Vlad verleent de kooplieden van Brashov handelsprivileges zoals in de tijd van Mircea de oude, de stapelmarkten zullen worden afgeschaft.
"Met geloof in de Heer Jezus Christus, Ik Vlad voivode, bij de genade van God, Prins van geheel Walachije, Onze Majesteit geeft dit besluit aan de oprechte, getrouwe en goede vrienden van Onze Majesteit, aan de stad, aan de twaalf raadsheren en aan alle andere burgers van de grote stad Brashov, en aan alle goede vrienden in het gehele Burzenland, groot en klein: dat zij allen baat zullen hebben volgens de oude overeenkomsten, zoals het in vroegere dagen was, ten tijde van de grote Mircea voivode, tot in de dagen van Onze Majesteits vader, de grote Vlad voivode, en daarop ook gedurende mijn regering. Op dezelfde wijze, beveelt Onze Majesteit dat vanaf heden de toestand zal zijn volgens deze oude regelingen: dat vanaf heden het stapelrecht, dat er was niet langer in mijn land zal zijn, maar dat het elke man vrij en toegestaan zal zijn om te handelen, te kopen en verkopen zonder stapeldwang. En verder, wat betref de bijenwas, staat Onze Majesteit het de mensen toe om vrij op alle markten, streken en plaatsen in mijn land te kopen, zoals was vastgelegd in de oude overeenkomst, zowel gedurende mijn regering en zo zal het vanaf heden zijn, zolang als Onze Majesteit leeft zullen zij vrij zijn alles wat ze nodig hebben en wensen te kopen. En verder met betrekking tot de tollen, zoals bepaald in de oude regeling en in de dagen van mijn vroegere regering, zo zal het nu en in de toekomst zijn op de markten van mijn land, en in de tolhuizen op het platteland: ze zullen redelijke tollen betalen, zoals ze betaalden vanaf het begin en in de dagen van mijn regering, en niemand zal het ooit durven te wagen hogere toltarieven op te leggen, noch de gouverneurs in de steden, nog de vornics, noch de tolbeambten in de steden of in de tolhuizen op het platteland, of aan de Donau, noch iemand anders onder Onze Majesteits hoge ambtenaren en dienaren. Als iemand de oude overeenkomst niet respecteert en meer neemt, dan wat is geschreven in dit bevel van Onze Majesteit, dan zullen zijn de toorn van Onze Majesteit over zich halen. En het zal niet anders zijn, volgens het bevel van Onze Majesteit. Geschreven op 7 october in de grote vesting van Brashov, in het jaar 1476 (6985)
1476-10-07
Vlad bestelt schilden bij Maarten de schildenmaker van Brashov. Niet in het Urkundenbuch VII
1476-10-20/21
Vlad bevestigd wschl schriftelijk de rechten en privileges, die hij in najaar 1462 aan de gebroeders Dobrin in Arefu schonk

Uit de Roemeense kroniek van Dracula:


"En toen de heerser van het land na een lange tijd weer terugkeerde herkende hij de zeven oude mannen, de bewoners van de 7 aarden hutten en hij liet een akte geschreven op een hazenvel opmaken, waarin hij hen het gebergte rondom tot aan de Fagarasketen in eigendom gaf. En zij waren daar heer en meester totdat een hongerjaar aanbrak, waarachtig een zeer zwaar jaar en toen slaagde een bojaar Radu van Golesti erin om voor een schepel graan een deel van het land van hen te kopen, en zo tekenden ze het contract en verkochten ze hun rechten. Maar niet allen verkochten en ze voerden daarom een lang proces voor de rechtbank tegen de bojaar en ze slaagden erin een klein deel van het geschenk terug te winnen, nl. het woud. En ze hadden vier gemene gronden genaamd Paragina, Gruiul, Lunca, Magureana en Stioca."
1476-11

Uit de Duitse kroniek van Dracula:


"En toen men het jaar 1476 telde, toen heeft Koning Matyas zijn legeraanvoerder, Dracula vayda met een groot leger gestuurd; Stefan vayda uit Moldavië, de jonge despoot, die door de Turken was verjaagd trokken ook mee en men sloeg zijn kamp op voor Stinedera en ze richten palissaden op uit voorzorg tegen de Turken en vertrouwden erop Stinedera te veroveren(...) en ze moesten met de Turken onderhandelen en er werd bekendgemaakt, dat iedereen naar beide kanten mocht overgaan, waar het hem beliefde. En daar reden bijna 500 christenen naar de Turken en verschillende van de zijde van de Turken, die daar meteen gevangen werden genomen, naar het volk van de Hongaarse koning. En de christenen moesten Stinedera verlaten, want ze waren te ziek voor de Turken..." (Unrest)
1476-11-08
Synaxis van de aanvoerders van de hemelse heerscharen de aartsengelen Michael en Gabriel Ik Vlad, voivode en vorst.
Onze Majesteit schrijft aan onze trouwe en goede, lieve en oprechte vrienden van Onze Majesteit, aan de stad en de raadsheren van Brashov. Hierbij laat ik u het nieuws doen toekomen dat ik onze vijand Laiota heb overwonnen, die naar de Turken is gevlucht. En zo heeft God voor u de weg vrijgemaakt. Kom met brood en goederen en u zult gevoed worden, nu God ons een verenigd land heeft gegeven. En al hetgeen de dienaar van onze majesteit jupan Ratundul u zal vertellen, moet u geloven, want zij zijn de ware woorden van Onze Majesteit. Zij zijn niet anders.
Geschreven op 8 november in Tirgoviste.

Tirgoviste Vlad verovert de stad Tirgoviste, en schrijft over de alliantie tussen Moldavie/Walachije en Transsylvanie: "Nu zijn wij een verenigd land"
Hij stuurt de koopman (bojaar) Ratundul naar Brashov en verzoekt om soldaten, die hij echter alleen maar in natura kan betalen. " Als er iemand onder u naar ons wil komen, hetzij Hongaar, of Saks, of Walachijer, of wie dan ook, mocht hij de wil hebben om onder onze heerschappij te dienen...Wij zullen ons over hem ontfermen en hem voeden, net als onze eigen dienaren, maar wij kunnen hem nog geen soldij betalen, want onze schatkamer beschikt heden nog niet over dukaten om de soldij uit te kunnen betalen..." Hij roept de kooplieden op: " De here God heeft alle wegen via Rucar, via Prahova en over Teleajen en over Buzau bevrijd. Dientengevolge kunt u vrij gaan en staan waar het u belieft en u brood verdienen. Kom..en voed u, want het is Gods wil, dat wij heden een verenigd land zijn."
1476-11-11
Istvan Bathori schrijft Sibiu, dat hij Tirgoviste heeft veroverd en dat de bojaren Vlad eer hadden bewezen op enkelen na, die men snel hoopte over te halen.

Wijze en aanzienlijke, te eren vrienden van ons. Met dit nieuws kunnen wij berichten, dat God ons gunstig gezind zijnde, wij de verdorven Basarab uit het Transalpijnse rijk hebben verjaagd. En reeds is datzelfde rijk voor het merendeel in onze handen, ook omdat alle bojaren met ons zijn, afgezien van twee, die evenzo binnenkort zullen komen. En zo, nadat een goed fort is opgericht in Thergavisthya, zijn wij afgebogen naar Bokorysthia, waar wij in de buurt zijn. Overigens bevelen wij u, dat u een voorraad levensmiddelen, te weten slechts broord en haver ons moet nazenden, en die mars moet u zeer snel voorbereiden. En niet anders zult u doen. Uit het kamp van de koninklijke volkeren bij hetzelfde Bokoryschya op het feest van de zalige bisschop en belijder Martinus, in het jaar etc. 76. De erkentelijkheid en de vruegde van deze aanbrenger (boodschapper) en van u namelijk hebben wij welwillend overgebracht aan de eerbiedwaardige voorname Thomas onze secretaris en aan de aartsdiaken van Csongrad. Graaf Stephanus van Bathor, rehter van het hof van de koninklijke majesteit, en opperste bevelhebber van de koninklijke volkeren in Walachije etc."
Achterop: Aan de wijze en aanzienlijke burgemeester, rechters, en gezworen raadsliedn van de stad Sibiu, door ons te eren vrienden."
1476-11-15
Matyas Corvinus schrijft de keurvorst van Saksen over de reinstallatie van Vlad in Walachije
"Matyas koning van Hongarije etc, aan Ernest keurvorst van Saksen.
Nadat wij nu onze troepen, die wij ter bescherming naar de rijken van Groter en Kleiner Walachije hadden gestuurd, naar ons hadden teruggeroepen, hebben wij bruggen over de Donau en de Save opgebouwd en hebben wij ons voorbereid om wederom een inval te doen bij de vijand en in diens rijk; deze [de Turk], heeft aangezien hij oppermachtig is, in korte tijd een wonderbaarlijk leger samengebracht, en is begonnen kampen af te bakenen en zich in te spannen opdat wij uiteen zouden gaan, en toen hij bemerkte, dat hij door ons, evenals vorig jaar, vermoeid werd en door onze vertragingstaktiek zich velerlei schade en zeer ernstige onkosten op de hals haalde, is hij doordat de goddeloze Bozarad, de voivode van het Walachijse rijk, de overtocht verried, Moldavië binnengevallen, versloeg de voivode, die al te zeer op zijn eigen krachten vertrouwend, niet ons leger verwachtend, slag wilde leveren, en begon de stad en het fort Nemcz met een beleg te omsingelen en te bestoken met kanonnen en werktuigen; tegen hem hebben wij twee generaals van onze volkeren met omstreeks 60.000 manschappen overgezonden. Zodra hij waarnam dat zij naderden heeft hij, na opheffing van het beleg en met achterlating van het geschut en veel zwaar materieel, het op een schandelijk vluchten gezet, en hij heeft niet ademgehaald totdat de weg, die hem bij de inval verscheidene weken had gekost, in drie dagen had afgelegd en weer naar de Donau was teruggekeerd, en hij hield niet op [met vluchten] totdat hij was weergekeerd in Constantinopel. Het is nauwelijks te geloven hoeveel schade, aan mensen en paarden, hij bij die vlucht heeft opgelopen; want volgens de ware berichten van allen die hier zijn aangekomen, zijn meer dan 50.000 manschappen bij die heuglijke inval in de eerste plaats door het zwaard, vervolgens door honger, ziekte en al te grote inspanning omgekomen. Toen de generaal aldus op de vlucht was geslagen, hebben wij besloten dat onze kapiteins het Walachijse rijk binnentrokken, de ontrouwe Bozarad afzetten en Dragulia, een man van wapenen en zeer verderfelijk voor de Turken, als voivode aan te stellen, hetgeen met de gunst van de Allerhoogste reeds is volbracht. Bozarad vluchtte en, verdreven uit het rijk, bracht hij in het rijk Bulgarije alle Turken die hij kon vinden als hulp samen, bond de strijd aan, en door de hulp van God verslagen zijnde, zodat alleen al van de Turken ongeveer 18.000 man zijn gedood en gevangen genomen, sloeg hij wederom op de vlucht, en ging het zeer zwaar versterkte kamp binnen dat de hoofdstad is van het rijk; onze kapiteins zaten hem na, en hij vrezend voor een belegering, vluchtte voor de derde maal naar Turkije. Uiteindelijk werd het kamp belegerd en twee weken lang bevochtenm en zo werden die lagergelegen en aan zee grenzende rijken daarna veilig en vrij van zorgen gemaakt etc.
Gegeven te Buda, op de 15e dag van November in het jaar des Heren 1476
1476-11-17
illustratie, © Wanita Resida 2006Cirstian, gouverneur van Tirgoviste schrijft aan Brashov.

Aan u mijn geliefde vrienden, geef ik u het nieuws dat de vesting Bukarest afgelopen zaterdag is veroverd. Daarom verzoek ik u om de Almachtige God met orgels, liederen en klokgelui te eren, net zoals we hebben gedaan in ons land, dat ook uw land is. En u moet weten dat de bojaren van het hele land trouw hebben gezworen aan Vlad Voda. Een verder vraag ik u om ons twee timmerlieden te sturen, en elk zal drie gezellen mee moeten nemen ter assistentie. En zij zullen een geldbedrag ontvangen en verder goed voorzien worden van eten en drinken; feitelijk zullen ze alleen naar Tirgoviste komen om een huis te bouwen. Ik heb deze brief geschreven op verzoek van Vlad Voda en jullie allen zullen de bode, die deze brief brengt vertrouwen.
Geschreven te Tirgoviste, de zondag na deze overwinning in het jaar Onzes Heren 1476.
Cirstian, pircalab van Tirgoviste.
In alles uw trouwe dienaar.
1476
1476-12-04
1476 12 04 Buda Matyas Corvinus stuurt een rapport naar de hertog van Milaan over de verovering van Walachije door Vlad en de verjaging van Bassarab Laiota

Brief van MC aan de bisschop van Eger
"Matyas koning etc etc.
Zeer eerbiedwaardige Vader.
Zojuist is een dienaar aangekomen van graaf Istvan Bathory, die het volgende nieuws heeft gebracht, dat de Walachijse vorst Bozorab, die in het bezit van omvangrijke hulp(troepen) van de Turken, voorbereidingen tegen de onzen had getroffen, verslagen is, waar een geweldige overwinning is behaald, velen van de vijanden zijn gedood, velen zijn verwond en vooral is van de Turken, die naar verluidt 18.000 man sterk waren, bijna niemand ontkomen, naargelang Uwe Vaderschap uitgebreider zal vernemen uit het relaas van diezelfde bode. Bovendien is de vesting, dat het sterkste is van het land, waarnaar alle ogen van die gehele provincie zijn gericht, door de onzen twee weken lang belegerd en krachtig bevochten, en reeds is dat rijk in onze macht, door de begunstiging van God, teruggebracht.
Uit ons kasteel te Buda, de dag van 4 december 1476.
Aan de Eerwaarde heer, stadhouder van Eger etc etc."
1476-12-08
Buda Matyas Corvinus schrijft Sixtus IV over de strijd in Walachije en de herinstallatie van Vlad

Matyas koning van Hongarije aan Sixtus VI, bisschop van Rome.
Uit mijn brief wordt het nieuws aan Uwe Heiligheid gegeven van alle voorbereidingen en ondernemingen van mijn legers tegen de Turken (duidelijk op dezelfde wijze Uwe Heiligheid ontvangen de getuigen...) De goddelijke genade gunstig gezind zijnde, heeft na de smadelijke vlucht van de opperbevelhebber van de Turken uit Moldavië, een leger van mij, dat ik tegen diezelfde opperbevelhebber van de Turken had ingezet, voordat de voivode van Moldavië te hulp was gekomen, de aanval ingezet op Basarab, de Transalpijnse voivode, met de hulptroepen van de Turken en vele anderen, ongeveer 18.000 slagvaardige leiden, die dezelfde Basarab zowel uit de achtergeblevenen van diezelfde opperbevelhebber alsook uit Bulgarije bij elkaar had gebracht, en nadat diezelfde Bassarab gevlucht was, is zijn leger zozeer met het mijne slaags geraakt dat zee weinigen zijn ontkomen, die niet ofwel zijn gedood ofwel gevangen zijn genomen. Deze Basarab nu, na zijn gevlucht en de vernietiging van de zijnen in een of ander versterking van hem binnengegaan, die [versterking] in dat rijk veiliger was zowel door toedoen van de mens als van nature, is, voelende dat mijn kapiteins hem onstuimig achtervolgden, geen enkel vertrouwen stellend in die versterking, nadat hij de hulptroepen daar had achtergelaten, heimelijk daarvandaan gevlucht en Turkije binnengetrokken. Mijn leger nu, dat omstreeks 60.000 mensen telde, heeft zonder enige aarzeling rondom diezelfde versterking een beleg opgeslagen en haar gedurende zeker enige dagen in bedwang gehouden, en zo, nadat Basarab vernietigd was, is dat rijk, van waaruit ene veilige inval op de Turken in Moldavië openstond, uiteindelijk in mijn handen terechtgekomen, en Dracula, mijn kapitein, een man bij uitstek de Turken vijandig gezind en zeer oorlogszuchtig, is op grond van mijn wil en beschikking door de bewoners van het Transalpijnse rijk met het gebruikelijke ceremonieel tot voivode verheven.
Gegeven te Buda, 8ste dag in december Anno Domini 1476
1476-12-20/30

Uit de kroniek van Dracula:


"Hij verzocht mij (de voivode Stefan) om bij hem achter te laten 200 van diens mannen om hem te beschermen, want hij had geen groot vertrouwen in de Munteniers. Echter meteen keerde de ongelovige Bassarab terug en hij trof hem alleen en hij heeft hem gedood en samen met hem werden gedood al mijn mannen, met uitzondering van 10..."


1477
1477

Uit de Duitse kroniek van Dracula:




Kroniek van Melk: In Groot-Walachije werd Dracul voivode of hertog, die de tiran der tirannen werd, hij ontnam velen hun leven als vergelding doorboorde hij 25.000 mensen op palen, mannen, vrouwen met de kleine kinderen, en hij begin zovele huiveringwekkende daden. Zijn regering ving aan in het jaar 1456 en uiteindelijk werd hij gegrepen, gevangen gehouden en omdat gezegde wonderbaarlijke invloed christelijke, hersteld in zijn bestuur en daarop gedood (vertaald uit het latijn, nog corrigeren en stroomlijnen, mn de wonderbaarlijke invloed van het christendom, die op hem inwerkte)

Bocignoli: " En omdat Dracula volhardde in zijn houding tegenover de Turken hebben de bojaren hem in een hinderlaag gedood, opdat ze in zijn plaats een ander konden kiezen...."

Versie van Jakob Unrest: Daar in die tijd werd Dracula voivode, die de koning van Hongarije zeer lang gevangen had gehouden en wiens zeer wonderbaarlijke levensgeschiedenis reeds lang geleden uitgebreid beschreven was en die toentertijd hoofdman van de koning was vermoord door een groot verraad en ontrouw, die de Turken vanwege een oude vijandschap, die zij met hem hadden en de schade, die zij door hem hadden geleden hadden gepleegd. Want een Turk was om die reden zijn dienstknecht geworden, die hem om het leven bracht toen hij daar regeerde. Om die reden hadden de Turken hem ingehuurd. Het gebeurde toen, dat hij hem tijdens een rit van achteren het hoofd afsloeg en meteen daarna naar de Turken vluchtte. Hierdoor was de koning zeer ongelukkig, want hij verloor met hem een groot tegenstander van de Turken.

Vlad's einde volgens Dlugosz: dat Vlad op een keer ging rijden over het veld, en dat een dienaar hem op listige wijze hem het hoofd heeft afgeslagen. Hij was hiertoe aangezet door de Turken en daarom verkocht hij hen het hoofd, en zij droegen dat door vele steden, gestoken op een speer opdat allen het konden aanschouwen.

Uit de Russische kroniek van Dracula:


illustratie, © Wanita Resida 2006
Het einde van Dracula geschiedde op de volgende wijze: terwijl hij over Walachije heerste, vielen de Turken het land binnen en begonnen er te plunderen. Dracula viel de Turken aan en joeg hen op de vlucht. Dracula's leger begon de Turken genadeloos af te maken en joeg hen uit het land. Uit pure vreugde klom Dracula op de heuvel om beter te kunnen zien hoe zijn mannen de Turken afmaakten. Zo van zijn leger en van zijn mannen afgesneden vermomde hij zich als Turk. Maar een aantal in zijn onmiddelijke omgeving zagen hem voor een Turk aan en vielen hem met speren aan. Dracula merkte, dat hij door zijn eigen mensen werd aangevallen en doodde meteen 5 van zijn moordenaars; toen werd hij door vele pijlen doorboord en zo stierf hij. (Lijkt mij een zeer onwaarschijnlijk verhaal, waarom zou hij zich als Turk vermommen, terwijl zijn leger aan de winnende hand is, en bovendien had hij dan kunnen roepen en zo zijn identiteit kenbaar kunnen maken). Zijn hoofd werd afgehakt en naar de Turken gestuurd als geschenk.

Uit de Turkse kroniek van Dracula:


Deze ellendeling verbleef een hele tijd in het Hongaarse koninkrijk in de gevangenis geplaagd door vele kwellingen. Niet alleen had hij de wens opgegeven om opnieuw vorst te worden over zijn land, maar hij had ook de hoop verloren, dat hij zelfs ooit nog de baas zou kunnen zijn over zijn eigen hoofd. Na vele lange jaren, die waren verstreken sinds de gelofte, toen Radu werd afgezet, was Basarab Tzepelus de Jongere heer in Walachije geworden, nauwelijks toen hij was ontsnapt aan zijn langdurige gevangenschap, en met veel moeite en inspanningen was deze ongelukkige er dan eindelijk na veel tegenslagen in geslaagd om opnieuw zijn land te betreden. De Hongaarse koning had hem namelijk uit de gevangenis gehaald en omdat hij zijn legers niet wilde riskeren had hij Tzepes naar het vorstendom Walachije gezonden. In die tijd heerste daar de voivode Tzepelus. Tzepelus overviel hem en de legers van deze twee ruiters "overstroomden elkaar als de Nijl en rolden/wentelden als een vloedgolf" leverden strijd met elkaar. De beide booswichten Tzepes en Tzepelus vochten tegen elkander. De wind van de voorspoed waaide uiteindelijk aan de zijde van Tzepelus, die gebruik maakte van de gelegenheid en de ellendeling het hoofd afsloeg."
1477-01-05
Stefan cel Mare informeert bij Brashov naar nieuws over Vlad, hij maakt zich zorgen.
Stephanus, bij de gratie Gods voivode van Moldavia, etc. Bereidwillige vriendschap met verschuldigde eer. Dit betreft dat wij inzake mijn broeder de voorname Ladislaus, die het Groot-Walachije heeft bereikt, door uw bode, te weten, de drager van deze brief, de man Martinus, goed en volkomen op de hoogte zijn, gebracht, in deze zaak heeft u ons vele trouwe diensten bewezen, mocht de allerhoogste God ons leven maar verlengen, dan bewijzen wij dergelijke blijken van trouw aan u. Wij vragen ook uwe vriendschappen bij deze op de meest kiese wijze, dat indien langs een of andere weg het mocht voorvallen dat in uw oren enig kwaad doorklinkt over de voornoemde broeder de voorname Ladislaus, dat u het zo snel mogelijk aan ons door uw bode kunt meedelen, zo snel u kunt.
Dit moge u doen vanwege onze vriendschap. Uit Hirlau, de zondag voor driekoningen, in het jaar des Heren 1477.
Achterop: Aan de onderscheiden mannen, rechters en gezworenen in Brashov verblijvend, door ons oprecht bemind.
1477-01-10
Stefan cel Mare schrijft een brief dat het ongeluksbericht van Vlads dood samen met 200 moldavische lijfwachten gesneuveld hem heeft bereikt op deze dag:
Hij verzocht mij om onze mannen bij hem te laten als bescherming, want hij stelde geen al te groot vertrouwen in de Walachen. Maar de ongelovige Bassarab keerde meteen terug, en hij trof hem alleen en heeft hem gedood, en samen met hem zijn al mijn mannen gedood, met uitzondering van 10.
1477-01/03
De bojaren Dragomir Udriste, zoon van Manea. Neagoe, zoon van Radu [al lui Borcea], Stanila [al lui Vasie, spatar] vornic, Balea paharnic. Bojaren van Laiota verontschuldigen zich bij Brashov voor het voorgevallene (de moord op Vlad), verklaren dat Laiota daar geen schuld aan heeft.
Mogelijk zijn deze bojaren verantwoordelijk voor de dood van Vlad
1477-02-01
Venetie Leonardus Botta schrijft aan Gian Galeazzo Sforza over de dood van Vlad, en de sombere vooruitzichten van de christenheid als gevolg daarvan

Zaterdag 1 februari 1477. Leonardo Botta aan Gian Galeazzo Maria, hertog van Milaan.
Reeds in mijn schrijven van 27 jl werd Uwe Heerlijkheid bericht, hoe via Albanie het nieuws binnenkwam, dat de Turken een vesting hebben veroverd, waarop de koning van Hongarije al zijn legers naar Belgrado heeft gezonden en Smederovo belegerde. Op dit moment meld ik u, het nieuws, dat zojuist uit Hongarije is aangekomen, ?et quod majus est?, de voornoemde koning laat de betreffende Signoria weten, hoe na de laatste verovering van reeds genoemde vesting, de Turken ook nog Groot-Walachije zijn binnengevallen en dat land opnieuw in zijn geheel hebben gewonnen en Dracuglia, aanvoerder van genoemde koning in de pan hebben gehakt, samen met ongeveer 4000 man, die eveneens zijn gedood. Basarab is nu heer van het genoemde Walachije, welk bericht als zeer noodlottig en verderfelijk voor de zaak van de Christenheid wordt beschouwd, en hoofdzakelijk ?chel pare? deze beproefde koning van Hongarije met daar zijn gebruikelijke middelen, aangeeft niet te vermogen weerstaan zoveel aanvallen, wanneer hij niet wordt bijgestaan.
Het bericht van de dood van de hertog van Bourgondie is reeds van vele kanten op vele manieren bevestigd, zodat daar niet aan getwijfeld kan worden en door welke de Verheven Signoria zeer uitvoerige verklaring met bevestiging van de zijde van de Doorluchtige Koning van Frankrijk hebben grote houding, kracht om te verrichten grote zaken, ?sel vora per? vorm/uitdrukking, hetwelk echter niet zonder enig gevoel van achterdocht.
Geschreven Venetie, zaterdag 1 februari 1476 (1477)


Na de dood van Dracula
1477

Uit de Russische kroniek van Dracula:


De koning liet zijn zuster en Dracula's twee zonen naar Buda in Hongarije komen. Een van deze zonen leeft samen met de zoon van de koning, de ander was bij de bisschop van Oradea, en hij stierf in ons bijzijn. Ik zag de derde zoon, de oudste, die Michael heette in Buda. Hij was voor de Turkse Sultan naar de Hongaarse koning gevlucht. Dracula had hem verwekt bij een jonge vrouw toen hij nog niet was getrouwd. Met instemming van de koning hielp Stefan van Moldavie, een prinsenzoon genaamd Vlad op de troon in Walachije. Deze Vlad was in zijn jeugd monnik, later priester en vervolgens abt van een klooster. Vervolgens verliet hij de geestelijke stand, werd prins en trouwde. Hij huwde de weduwe van een prins, die na Dracula een tijdje had geregeerd en die door Stefan de Walachijer (Stefan van Moldavie) werd gedood. Hij nam diens vrouw en heerst nu over Walachije, dezelfde Vlad die voorheen monnik en abt was. Dit verhaal was eerst geschreven op 13 februari 1486; later op 28 januari 1490 heb ik de zondaar Eufrosin deze tekst voor de 2e maal geschreven."

Hoe het Walachije verging na de dood van Dracula:



Verancsis: In het westen werden na de dood van Dragula, de inwoners van zijn land Dragulli genoemd naar hun moedige prins Dragula, die vanwege zijn deugden zeer wordt geëerd en veel aanzien geniet.

Bocignoli: Na de dood van Dragula droegen de Walachen het tribuut over... En in Walachije houden prinsen niet lang stand, evenmin de prinsen die de plaats innemen van hun gestorven voorgangers; langdurige regeringen behoren tot het verleden; want ze doden hem, als ze het met de door hen gekozen prins niet eens kunnen worden; ze hebben hun staat aan de Turken overgedragen.

Verancsis: De Turken werden in Europa slechts overwonnen en verslagen door de grote Epiroot Skanderbeg, en anders niet minder door de grote gebieder Dracula van Walachije.
De Turken ondernamen vele vergeefse en vruchteloze oorlogen tegen de Walachen, een volk nu verdeeld in twee, en geen van beiden kan op zijn hoogst meer dan 16.000 soldaten in de krijg sturen. En toch hebben degenen die zich Bassarabi noemen niet alleen met weinigen weerstand kunnen bieden aan de gehele Turkse macht, maar vielen hen daarentegen vaak aan, voordat ze als gevolg van bittere interne twisten hun grote legeraanvoerder en prins Vladislav Dracula verloren: in wiens afwezigheid het geen wonder was, dat ze zich meteen en geheel overgaven. En lang daarna werden ze onderworpen, maar ze bewaarden wel nog hun instellingen, bezittingen en bijna alle vrijheden.

Ebendorffer: "Ik heb ervoor gezorgd deze allerwreedste soorten van wreedheid te verkondigen aan latere geslachten met deze onaanzienlijke geschriften van mij, opdat indien soortgelijke zaken zich met Gods toestemming mochten voordoen, zij (latere geslachten) er niet onbekend mee zullen zijn dat ze (deze zaken) met de eeuwen verstrijken. Want zij voorspellen aan ons door een tyrannie van buitenlandse huurlingen in het vaderland, welke troost we voor de toekomst van hen kunnen verwachten.

Ebendorffer: "Deze wreedste der wreedheden brengen bij het nageslacht verbazing voort, en mijn sobere beschrijving getuigt van zorg, want mocht er zich weer iets soortgelijks voortdoen indien God het toelaat, dat dit niet door het nageslacht in de komende eeuwen zal worden vergeten. Want ik heb sombere voorgevoelens namelijk dat wij door onkunde in ons vaderland een dwingeland zullen aanvaarden, zoals wij in de toekomst kunnen vrezen door hen minder erg zal worden voorgesteld.? nog nader bekijken
Volgens mij waarschuwt Ebendorffer ervoor dat men in de toekomst Vlads daden zal vergeten en zelfs als minder erg zal voorstellen, als men zelf later zucht onder dwingelandij? Als dit zo is, dan is dit een fraaie slotzin.

illustratie, © Wanita Resida 2006"Wijsheid is niet welbesteed
aan een volk dat nooit leert
uit het verleden,
en heden nog steeds,
zijn reeds lang overleden
tirannen als helden vereert."


Literatuurlijst



Welkom La Folia Tekeningen Dracula